Sprookjesprins wordt toch weer een duivel Dublin in een lastig parket Den Haag gaat nooit voorbij Hugo Raes is nu zelf een reiziger in de anti-tijd Zonder genade van Renate Dorrestein Afscheid van een legende Poëzie van de Hofstad donderdag 2 augustus 2001 n het gidsje van de 9 i herberg'Onder de Linden'in 9 „Genieten van rust, Ruim drie miljoen gulden be taalde een liefhebber begin juli voor een deel van het manu script van James Joyce's be roemde roman Ulysses. Het was een fortuin voor de aanzet van het hoofdstuk 'Eumaeus', dat voornamelijk bestond uit krab belschrift met rode strepen. En vorig jaar brachten de eerste schetsen voor het hoofdstuk 'Circe' meer dan vijf miljoen gulden op. Een onbekend manuscript van deze Ierse schrijver zou van on schatbare waarde zijn, moeten de vijftien auteurs van de hilari sche serieroman Doodslag in Dublin hebben gedacht. Met die overpeinzing in het achterhoofd zetten ze zich aan een feuilleton vol moord en andersoortig ge weld, dat door de overdaad aan komische verwikkelingen meer weg heeft van een literaire giller dan van een zenuwslopende thriller. En dat allemaal voor het goede doel: Amnesty International krijgt een belangrijk deel van de opbrengsten. James Augustine Aloysius Joy ce (Dublin, 1882) stierf op 13 ja nuari 1941 in een pension in Zü- rich, terwijl hij verkeerde in een onrustbarend stadium van kie rewiet, aldus schrijver Frank McCourt. In zijn laatste jaren maakte Joyce aantekeningen voor een nieuwe roman, maar daaruit is niet op te maken met wat voor soort boek hij de En gelse literatuur zou hebben ver blijd en verbijsterd. De vijftien auteurs bedachten dat Joyce's nieuwe meesterwerk Y8S moest gaan heten, een cryptische omschrij ving voor de titel Yeats is dead! en een ironi sche verwijzing naar de scherpe kritiek die Joyce bij leven en welzijn uitte op zijn land- en vakgenoot, dichter en toneel schrijver William Butler Yeats. liefhebber van het bovenna tuurlijke. Het zeshonderd pagi na's tellende manuscript Y8S duikt in delen in Dublin op en veroorzaakt een jachtpartij die haar weerga niet kent. Geheimschrift Tal van psychopaten en ietwat minder verknipte figuren stor ten zich op het algebraïsche ge heimschrift, dat het, naar later blijkt, ook goed schijnt te doen als toverformule voor een anti- rimpelcrème en acné-bestrij dingsmiddel. Zo is er de bejaar de mevrouw Bloom, een entre preneur pur sang in de crime, die ontdekt had dat je Fiats kon openbreken met de ruitenwis sers van een Mini en die al stuk ken van de Kaaimaneilanden in bezit had, nog voor ze de atlas had kunnen stelen om op te zoe ken waar die lagen. Zij moet het onder meer opnemen tegen het inspecteursduo Pascal Greer en Grainne O'Kelly en de roodha rige vetklomp Gary Reynolds, die graag een hasjrokende ras- tafari had willen zijn. Voorts ontwaren we de riool journalist Eddie Lambert en de no-nonsense non Dymphna, die zich graag tot extatische hoog ten laat 'hummen' door litera tuurprofessor Doonan Durrus. Ook bont maakt minister van justitie Jacinta Kinch het, die graag 'Bill Monica' speelt met jonge agentjes. Maar dan moe ten de agentjes 'Monica' wel willen spelen. Kortom, Dublin in last. Er wordt gemoord bij het leven en dat moet Amnesty die op de laatste pagina adverteert met "t Leven is al duur genoeg', toch te denken geven. De openingszet van deze feuil leton is voor Booker Prize-win- naar Roddy Doyle, terwijl de fi nale is voorbehouden aan Frank McCourt (De as van mijn moe der). Maar de overige dertien auteurs weten zich goed staan de te houden tussen deze zwaar gewichten. Knap is dat alle au teurs hetzelfde hoge niveau van literaire idiotie weten te hand haven. Storend zijn de vele, vele zetfouten. Het is bijna een mis daad tegen de leesbaarheid. Maar, denkend aan Amnesty, kan Doodslag in Dublin geen miskoop zijn. Peter Kuijt Roddy Doyle en anderenDoodslag in Dublin - 239 pag., 39,90 schoonheid en culinaire verwennerij." Niet onlogisch dus dat Franka en Phinus, de hoofdpersonen uit Renate Dorresteins nieuwe roman Zonder genade, hopen hier, een half jaar na de dood van hun zoon, een gelukkig weekend te beleven. Maar de mooie droom wordt een nachtmerrie. letterkundige kroniek Renate Dorrestein heeft, sinds ze in 1983 debuteerde, een aantal fascinerende romans geschreven. Jammer genoeg hoort het pas verschenen Zon der genade niet in dat rijtje thuis. Alles wat een Dorrestein tot een onvervalste Dorrestein maakt, ontbreekt eraan. Het aardigste aan haar boeken is misschien dat een schijnbaar onbenullig detail op pagina 19 op bladzijde 223 beslissende ge volgen kan hebben. Van derge lijk vernuft is deze keer niets te merken. Bij het herlezen blijkt het ver haal van Franka en Phinus Ver meer, sinds veertien jaar een echtpaar, vooral een warboel te zijn. De gebruikelijke, zorgvul dig opgebouwde spanning ont breekt. En terwijl haar proza doorgaans van een aangename lichtheid is, lijken de woorden in dit geval van lood. Sentimenten Alles is zwaar en zwart aan de roman. Dat geldt zeker ook voor de overtrokken symboliek, de misplaatste verwijzingen naar Goede Vrijdag en Pasen. De schrijfster kan het niet laten ons in te prenten: o, lezer, zie je toch wel hoe verschrikkelijk erg het is wat ik te vertellen heb! Ja, de lezer ziet dat, maar kan geen moment in het leed geloven. Daarvoor zijn er al te veel on waarschijnlijke verwikkelin gen, wordt er al te gemakkelijk op sentimenten ingespeeld. Nu heeft deze auteur nooit schroom gevoeld voor clichés, maar die kregen bij haar gewoonlijk een geestige draai. Nu worden ze ernstig opgevat, als opperste wijsheden. De hoofdrolspelers, die het verhaal leven hadden moeten inblazen, missen vorm en kleur. Franka is een schim, Phinus blijft een ka rikatuur. Aanvankelijk komt hij over als de Ideale Man, een nog onbe kende verschijning in het werk van de feministische schrijfster. ,,De zorgende mens in optima forma", wordt hij ergens ge noemd. Zo liefdevol ontfermt hij zich over Franka, de weduwe die na lang aandringen met hem trouwde, en over het zoontje Jem dat zij meebracht. Hij werd door vrouwen opgevoed. Hij heeft een vriendelijke baan: hij is de baas van een spelletjesfa- briek. Bovendien ontpopt hij zich als een begenadigde kok. De bak en braadscènes zijn het enige aantrekkelijke onderdeel van de roman. Phinus kan „een plakje bacon voor bij het ontbijt zo krokant krijgen dat mama er van kreunt", beweert Jem. De man is ook volledig trouw aan zijn vrouw. Liefst droeg hij een glimmende sticker op het voor hoofd: „Ik ben van Franka. Ik ben haar man." Willoze pionnen Merkwaardigerwijs ontpopt deze sprookjesprins zich toch weer tot een soort duivel. Hij blijkt volstrekt niet in staat met z'n gevoelens om te gaan, stelt zich nodeloos agressief op, en maakt Franka diep ongelukkig. Constantijn Huygens schreef over 's-Gravenhage: „Het hele Land in 't klein, de Wage van de Staat." Bekende woor den van Louis Couperus zijn: „Zo ik dan iets ben, ben ik een Hagenaar." Gerrit Achterberg dichtte: „Den Haag, stad, boor devol Bordewijk/ en van Coupe rus overal een vleug." Cees Nooteboom is altijd van zijn ge boortestad blijven houden: „Omstreeks mijn elfde jaar heb ben wij afscheid van elkaar ge nomen, Den Haag en ik, maar dat geeft een mooi kruid van heimwee aan onze verhouding. Wat kan hieraan, aan al die an dere gedichten en verhalen over de residentie nog worden toege voegd? Een boek vol! Dat veron derstelden Adriaan Bontebal, Marinus van der Marei en Harry Zevenbergen tenminste. Voor uitgeverij BZZTöH, uiteraard gevestigd in Den Haag, maak ten ze een bundel met „een zo volledig mogelijk overzicht van de op dit moment levende Haagse dichters. Dit zijn dich ters die dan wel in Den Haag ge boren zijn of er nu wonen." Ze voegen eraan toe dat er omissies zullen zijn in Van Haagse dich ters die voorbijgaan, zoals de bloemlezing heet, en bieden daarvoor op voorhand hun ver ontschuldigingen aan. Tot de Haagse dichters die we moeten missen hoort Cees Noo teboom. De samenstellers heb ben daarentegen zichzelf niet vergeten. Bontebal is domweg gelukkig in de Potterstraat, Van der Marei ziet „regen regen re gen/ op droevige bomen en Ze venbergen geeft zijn mening over belangrijke maatschappe lijke problemen via de 'Bal-O- Meter'. De verzameling van honderd gedichten begint trou wens met het werk van Zeven bergen om met dat van Jan Bae- ke te eindigen. Door het alfabet om te draaien wordt wie weet benadrukt dat Den Haag een beetje anders is dan de rest van Nederland. De geselecteerde dichters blijken opvallend vaak dwarsliggers, die weinig geluk kig zijn met de ontwikkelingen in hun stad. Een van hen laat de buitenwacht wél weten: „Alleen een Hagenees mag zeggen/ dat Den Haag een kankerstad is." De stad is „een waarlijk be stuurlijke obsessie/ Een bouw put zonder concessie", rijmelt de dichtende kok Pierre Wind. Een ander ziet „een leeggebloed stuk beton.Voor Julius Pasgeld is Den Haag een koele dame: „Zakenlieden en bestuurders/ Rampetampen met de stad/ Zo dat het mooie mens verloedert/ Voor ze minnaars heeft gehad." Ondanks alles blijft het toch ook, om Leo Verhoeven aan te halen, een stad „van meeuwen en van ambassaden." De drempels in Van Haagse dichters die voorbijgaan wer den niet bijster hoog gelegd. Wat inhoudt dat goedwillende amateurs werden toegelaten. Maar de bekendere namen ont breken zeker niet, al staan die niet altijd voor goede poëzie ga rant. Mensje van Keulen dicht uiterst onbeholpen over haar Haagse kinderdromen. Willem Brakman, die zoveel pseudo- poëzie in zijn proza doet, geeft er blijk van inderdaad niets van dichtkunst te begrijpen. Remco Campert is present: „Ge boren ben ik, nu nog/ 28 juli 1929 in Den Haag/ toen een stad/ als men er de blaadjes op naslaat/ van de boertige beau monde." Bergman noemt Den Haag,geen stad om te wonen/ je bent er meer dan genoeg." Bart Chabot neemt ons mee naar Ma- durodam, met Jaap Harten gaan we terug naar 1892 en naar de 'sweet fiftiesEen boek vol vaak ietwat onwillige odes aan een stad. In honderdvoud wordt het woord van Achterberg weer eens onderstreept: „Den Haag, je tikt ertegen en het zingt." H.W. Van Haagse dichters die voorbij gaan. Samenstelling: Adriaan Bontebal, Harry Zevenbergen, Ma rinus van der Marei - Uitgeverij BZZTöH, 144 pag., 25,-. Louis Couperus Er is geen man die deugt, heeft Renate Dorrestein altijd gevonden. foto Theo van Houts/GPD Er is geen man die deugt, heeft Renate Dorrestein altijd gevon den. Een stelling die gemakke lijk valt te bewijzen wanneer je personages tot willoze pionnen maakt. Over Franka valt inmid dels geen onvertogen woord. Zij rouwt kennelijk precies zoals het hoort. Want daarover gaat deze roman: over rouw. Een moeilijk onderwerp natuurlijk. Een meer gespleten gevoel valt immers niet te bedenken. Wroe ging en zelfmedelijden, op rechtheid en valse bijgedach ten, grote ontreddering en kleine rancune: het buitelt alle maal over elkaar heen wanneer je rouwt over een naaste. Rouw je om de ander of om jezelf? Franka en Phinus zullen verder moeten leven zonder Jem. Die wordt, zonder enige reden, doodgeschoten in een disco theek. De vijftienjarige jongen was een avond uit met zijn eer ste meisje. Zijn overlijden maakt een einde aan de hechte verstandhouding tussen z'n moeder en z'n stiefvader. Ze wa ren altijd een goed team ge weest, maar daarvan is nu geen sprake meer. Dat komt omdat ze hun verdriet op een geheel an dere manier verwerken. Hij wil vergeten, zij wil herinneren. Hij wil zwijgen, zij wil praten. Hij wil wraak, zij wil vrede. Hij heeft boze dromen, zij kiest er voor wakker te blijven. De man doet overigens z'n best. Een half jaar na Jems dood bedenkt hij dat een uitstapje een reddings boei voor hun relatie kan zijn. Ook zij doet enige moeite: ze trekt een mantelpakje aan waarin Phinus haar graag ziet. Het doel van de reis is Aduard. Ze vinden er niet de verhoopte rust, maar beleven juist een hoogst ongeloofwaardig avon tuur. Tijdens een avondwande ling krijgen ze ruzie. Wanneer Franka wegloopt, meent hij dat ze belaagd wordt door twee meiden. Hij deelt rake klappen uit, maar laat zich vervolgens intimideren. Het is het begin van een sinistere zwerftocht die de man en de vrouw uit elkaar drijft in plaats van verbindt. Scherper dan ooit worden ze met hun lot geconfronteerd. In eens krijgt ze oog voor z'n kwa de kanten, en dan weet ze nog niet eens dat hij haar bedrogen heeft met de vriendin van Jem. Het melodrama wordt compleet wanneer dat meisje zwanger is geworden en ze geld vraagt voor een abortus. Het grootste probleem van Phi nus is dat hij op de avond van de moord aan Jem een flink bedrag heeft gegeven om naar de disco te gaan. Daarom voelt hij zich schuldig aan diens dood, maar dit durft hij niet aan Franka te bekennen. Achteloos wordt het raadsel opzijgeschoven: de jon gen blijkt het geld aan z'n moe der te hebben laten zien. Zou Renate Dorrestein, tot nu toe zo bedreven in de kunst van het verzwijgen en onthullen, zich niet realiseren dat ze op die ma nier haar eigen ballons door prikt? De passie voor puzzelen van Franka belooft veel voor het boek. De puzzelstukjes van Zonder genade liggen echter al lemaal op een voorspelbare plaats. Het boek biedt geheimen waar niets mysterieus aan is. Het gaat over verdriet dat je on verschillig laat. Het heeft een boodschap zonder betekenis. Maar het meest hinderlijk is toch de wanverhouding tussen het precaire thema en de plompe toon. Of je een bamihap krijgt voorgezet in een restaurant van de Alliance Gastronomique. Hans Warren Renate DorresteinZonder genade - Uitgeverij Contact, 256 pag., f34,90. Hugo Raes, bestaat die nog? Boeken van hem als De vadsige koningen, Hemel en dier en Reizigers in de anti-tijd horen even zeer bij de jaren zestig als flowerpower, ma rihuana en de Rolling Stones. Al tijden lang werd er niets van de nu 72-jarige auteur ver nomen. De recensenten lieten hem in de steek, de lezers liepen weg en de uitgevers zagen geen heil meer in zijn proza. Maar hij is er nog, laat hij weten via het pas verschenen Een aquarel van de tijd, een bundel die volgens de ondertitel 'herinne ringen en dagboekbladen' bevat. Op de laatste bladzijde van de laatste beschou wing kondigt hij aan dat het om zijn 'laatste werk' gaat. Raes was zo'n vijfendertig jaar geleden niet alleen een schrijver, maar ook een legende, ^t kwam door zijn vrijmoedige behande ling 'yan de erotiek, zijn bloemrijke stijl, zijn groteske maatschappijkritiek. Zelf wil hij Hugo Raes foto Filip Claus nog maar al te graag in de mythe geloven. Hij voelt zich duidelijk niet thuis in déze tijd, maar haalt het hart op aan zijn tijd. De goede jaren, de bruisende jaren, de jaren van zijn bloei. Hij blikt enthousiast terug op de mooiste periode van zijn schrijversloop baan. In een passage over een literaire avond in Rotterdam presteert hij het om in één zin zijn 'succesvolle optreden' te bejube len, op de 'barstensvolle zaal' te wijzen en te melden dat die even later nog eens met 'een andere schare bewonderaars' vol zou lopen. Over de onprettige ervaringen van nadien is hij trouwens niet minder openhartig. Alleen heeft hij sterk de neiging de tegenslagen op andermans conto te schrijven. De 'linkse critici' zouden zich van hem afgekeerd heb ben na een roman waarin hij de ontluiste rende ervaringen verwerkte die hij had opgedaan tijdens een reis naar een commu nistisch land. Bij uitgeverij De Bezige Bij ontstond, naar zijn zeggen, 'een tegenstroming'. Een boek van hem werd geweigerd en hij kreeg te ver staan: 'Ga weg, Hugo, ga weg'. Men kan zich voorstellen hoe ontmoedigd Raes was. Toch blikt hij eerder met weemoed dan met bit terheid terug. Als je goed oplet, kun je in de bejaarde literator zelfs nog de trekken van de levenslustige schrijver ontdekken. Schrijven was voor hem altijd voornamelijk 'een speurtocht naar het eigen ik'. Hij gaf zich voortdurend over aan wat hij, naar Anaïs Nin, 'deze kanker van de introspectie' noemt, 'het dolen in het eigen ik'. In deze bundel doet hij eigenlijk precies het zelfde. Alleen is hij een stuk bedaagder ge worden, minder gericht op het verkennen van nieuwe gebieden van zijn lichaam en geest. Maar zelfs de erotiek ontbreekt niet geheel in Een aquarel van de tijd. Tussen de jeugd herinneringen vinden we een ontboezeming over zijn 'jonge en brutale tante' Mathilda over wie hij indertijd opwindende fantasie- en had. Hij vertelt veel over zichzelf en over ande ren. Over Anaïs Nin onder meer, over Jerzy Kosinksi, over Louis Paul Boon. Maar hij gedenkt ook de honden die in z'n leven een rol speelden, beschrijft de ervaringen die hij had rondom z'n Franse woning, én mijmert over de wilde feesten van weleer. Dat waren nog eens tijden. En die tijden zijn niet helemaal voorbij. Want de bundel is aan dezelfde Marie-Thé- rèse opgedragen die hem ooit tot Hemel en dier inspireerde: „Achtendertig jaar gele den trof de bliksem van de liefde ons weder zij dsHij noemt haar,mijn beste en trouw ste kameraad, al zo lang mijn geliefde, mijn metgezel, mijn reisgezel, mijn vrouw." Een boek als bewijs: Hugo Raes bestaat nog. H.W. Hugo Raes: Een aquarel van de tijd. Herinnerin- qen en daqboekbladen - Uitqeverij Atlas, 256 pag., 39,90,-.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 22