Op zoek naar het verdronken land Ik voel me een vreemdeling op mijn geboortegrond PZC Kafka intrigeert en verbluft nog altijd Johanna Kruit 25 Paalhoofden Marten Toonder terug in Nederland donderdag 5 juli 2001 &&WJ4& De wereld achter een Zeeuws gedicht. Dat is het thema van de serie gesprekken, die elke twee weken in de bijlage Kunst Cultuur wordt gepubli ceerd. Lou Vleugelhof kiest samen met de dich ter een gedicht. Een ge dicht dat zijn wortels in Zeeland heeft en zonder Zeeland ongeschreven was gebleven. Vandaag: Lou Vleugelhof in qesprek met Johanna Kruit. Johanna Kruit: „Ik heb leren zwemmen in de zee bij Zoutelande en de paalhoofden waren mijn houvast. Ze staan er ritmisch, net als woorden." foto Lex de Meester outelande, de geboorteplek van Johanna Kruit (1940) speelt een belangrijke rol in haar werk. Zij liep met haar man langs alle kusten van Zeeland. Dat inspireerde haar onder andere tot het gedicht 'Paalhoofden'. Naast publicaties voor volwassenen is zij vooral bekend als auteur van poëzie en proza voor jongeren. Ik kan mij voorstellen datje bij het lezen van dit gedicht aan proza denkt. Het is geen gedicht en toch een gedicht. Dat is een paradox. Heb jij dat gevoel ook „Dat klopt. Alle gedichten uit de bun del Voorheen te Orisande, waar dit ge dicht in staat hebben dat. Ze zijn te lezen als proza, maar zijn eigenlijk poë zie, hoop ik toch. Waarom het dan toch gedichten zijn, kan ik niet direct zeg gen. Dit gedicht is een onderdeel van een bundel die helemaal over Zeeland gaat. Deze is ontstaan door een tocht langs de kusten van alle Zeeuwse eilan den. Die heb ik samen mijn met man ge maakt. Lopend. Daar hebben we een jaar over gedaan. Lopend zie je natuur lijk erg veel. Wij waren vooral geïnte resseerd in de gebieden die in de loop der eeuwen in het water verdwenen zijn. Verdronken land dus. Die vind je als je langs de dijken en stranden gaat lopen. En uiteraard in de geschiedenis boeken. Wij weten daaruit dat er veel verdronken land is en hoe het heet." ,,Zo is ook Orisande verdronken land. Er is bij laag water in de Oosterschelde nog een zandbankje waar de kokkel vissers hun scheepjes aanlegden. Ze gingen daar kokkels scheppen. Ik denk dat de wijdte, de breedte, de grote ruimtedie j e in j e ogen dr-aagt te maken heeft met de vorm van de gedichten. Merkwaardig is dat ik die vorm alleen voor deze bundel gebruikt heb. Ervoor niet en later ook niet. De hele bundel is in een vrije open sonnetvorm geschre ven. Alleen aan het aantal regels kun je zien dat het sonnetten zijn. Het zou er ook mee te maken kunnen hebben dat ik deze gedichten schreef in een periode waarin de dichter/vliegenier Adriaan Viruly gestorven is. Ik heb uitvoerig met hem gecorrespondeerd. Die corres pondentie is in het Zeeuws Tijdschi'ift verschenen. Viruly was verliefd op het sonnet. Hij was weg van de Sonnetten voor Laura, van Petrarca. Misschien heeft het er zijdelings mee te maken ge had, dat ik toen voor het sonnet als dichtvorm heb gekozen." Laten we eens naar 'Paalhoofden' kijken. Hoewel geen sonnetvorm, vormen ze wel een vaste reeks. „Ik ben geboren in Zoutelande. Ik woonde vlak achter het duin. Vanaf mijn meisjeskamer drie hoog, kon ik net op zee kijken. Wij speelden als kin deren altijd op het strand. Het is niet meer als in deze tijd dat je altijd met je snufferd voor de buis gaat zitten. Ik heb er leren zwemmen en de paalhoofden waren mijn houvast. Wij liepen over de paalhoofden steeds verder hetwater in. Ze dienen als golfbrekers. Ze staan er ritmisch, net als woorden. Oo.< lopen heeft die ritmiek. En als je loopt kun je goed denken. Ik loop zeker eer paar uur per dag." Is dit gedicht ook niet een beschrij ving van het schrijverschap? ,Ja, de ritmiek van de palen is in het ge dicht aanwezig en ik x-efex-eer ook aan herinneringen waaruit een dichter put, al noem ik ze niet bij naam." Bij herhaald hardop lezen vond ik het gedicht steeds mooier. Dat palen soms in ivater wonen en zonder leven Elke golf doen omslaan zal wel geen mens verbazen. Als bomen waren zij al bereid om dagen Lang de wind te breken of zon te zeven Door hun blad. Het is niet zo dat ik van Dode bomen hou. Maar palen op een rij in Zee geven soms een gevoel dat ook in bed ineens kan komen: veiliger dan overdag. Zoiets als oude namen tellen van wie er niet meer zijn. Verhalen maken van herinnering en langzaam dwalen door een eigen land. Een beetje knielen voor wat heilig is en zeker weten dat wat al weg is toch niet wordt vergeten. „Er zit veel klank in het gedicht. Veel allitei'atie, halfrijmen en klankrijm en, die je vooral bij hardop lezen hoort." Het is je gelukt om zonder beeld spraak een gedicht te schrijven. „Ja en het gekke is dat het me na deze bundel nooit meer op deze manier ge lukt is. Ik kan ze niet los zien van de wandelingen die we maakten. Als je de gedichten goed leest, gaan ze over een driehoeksverhouding tussen twee mensen en het landschap." Het lijkt alsof je een voorkeur hebt voor Parlando-poëzie? „Absoluut niet. Deze vorm is bepex-kt gebleven tot deze ene bundel." Heb je de tochten ondernomen om speciaal inspiratie op te doen voor gedichten? „Neen, die inspiratie kwam achteraf. We hebben de tochten gemaakt omdat wij daar in 1983 de tijd en de gelegen heid voor hadden. We hebben onszelf die taak opgelegd als een soort therapie voor een gedwongen verandering in ons leven. Je maakt aantekeningen on derweg en thuis. We zijn in Vlissingen begonnen naar West-Kapelle en terug. Zo hebben we heel Zeeland gedaan." Je banden met Zeeland in je werk zijn sterk. Dat is duidelijk. „Ook in mijn kindergedichten is die band sterk. Ik ben erg vertrouwd met het landschapIk loop hier graag. Jam mer dat mijn uitzicht aan de voorkant is verdwenen. Ik en mijn man droegen dit landschap mee in ons oog. Vroeger keek ik op de duinen. Nu is het hier vol gebouwd. We voelen ons hier opgeslo ten, ofschoon anderen vinden dat wij hier prachtig wonen." Wil je tot slot nog iets opmerken over het gedicht? „Ja, ik wil nog even terugkomen op de doorlopende versregels, die er veel in voorkomen. Dat kwam omdat mijn oorspronkelijke zinnen veel te lang wa ren. Ik heb ze zo goed mogelijk verdeeld over meerdere regels. De overlopen (enjambementen) geven een grote los heid aan het gedicht." Lou Vleugelhof Het is net Kafka' en 'kafka ësk' staan sinds jaar en dag voor iets wat beklemmend is, voor een sinistere sfeer of een bureaucratisch doolhof. Maar klopt dit ook? Helemaal onjuist is het niet. Maar correct even min. Want waarlijk kafkaësk, ontleend aan het werk van de Duitstalige schrijver Franz Kafka (Praag, 1883-1924), is juist de vervreemding die van zijn werk uitgaat. Wat absurd en bizar lijkt, woi'dt bij Kafka heel gewoon. En het ongewone dat zo gewoon, zo alledaags wordt, dat geeft Kafka's werk juist de beroemde, huiveringwekkende beklemming die we 'kafkaësk' noemen. Neem nu Die Verwandlung (1915), niet alleen een van Kaf ka's bekendste verhalen maar ook een van de beroemdste uit de wereldliteratuur. De novelle, die nu in de prachtige Kleine Bellettrie Serie van Athenaeum - Polak Van Gennep door Ger- da Meijerink en Willem van Toorn opnieuw is vertaald (met een mooie zwarte kever op het omslag), begint zo: 'Toen Gregor Samsa op een ochtend ont waakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was verandex-d in een reusachtig eng beest. Hij lag op zijn pantser achtig harde rug en wanneer hij zijn kop een beetje optilde, zag bij zijn gewelfde, bruine, uit boogvormige stijve delen sa mengestelde buik, met daar bo ven op de deken, die op het punt stond er helemaal af te glijden en nog net wist te blijven liggen. Voor zijn ogen wiebelden zijn vele, vei-geleken met zijn verde re omvang jammerlijk dunne pootjes hulpeloos heen en weer. 'Wat is er met me gebeurd?' dacht hij. Het was geen droom. Zijn kamer, een echte, alleen wat te kleine mensenkamer, lag rustig tussen de vier welbeken de muren.' De hoofdpersoon van dit fan tastische verhaal raakt niet in paniek, zoals je zou verwachten. Nee, hij maakt zich zorgen over zijn werk. Hij schaamt zich te genover zijn ouders en zuster, tegenover zijn collega's, want hij zal voor het eerst in zijn car rière te laat op zijn werk komen. En terwijl hij als een armzalig insect hulpeloos met zijn poot jes ligt te spartelen, bedenkt hij hoe hij straks, wanneer alles weer noi-maal zal zijn, zich hier over bij zijn baas zal verant woorden. Wat voor Samsa geldt, geldt voor de meeste van Kafka's per sonages. Hoe ongerijmd hun si tuatie ook is, ze aanvaarden hun lot. Hoezeer 'de logica' buiten het verhaal ook zoek moge zijn, daarbinnen is deze volstrekt ac ceptabel. Dat is de kracht en te gelijk het geheim van Kafka. Nachtmerrie De in een insect veranderde handelsreiziger Samsa droomt niet, maar bevindt zich midden in een nachtmerrie. Zijn collega van kantoor slaat op de vlucht bij de aanblik van dit kleine monster van menselijke om vang. De ouders en de zus van Gregor wachten af, hopend dat zoon- en broerlief op een dag weer zal transformeren in een nox*maal mens. De zus brengt hem voedsel, eerst wat de pot schaft, later kliekjes. Het beest scharrelt wat rond in zijn kamer en kruipt tegen de wanden en het plafond op. Gregor over denkt zijn situatie, aanvanke lijk nog als mens, maar gaande weg 'verdierlijkt'hij. Die Verwandlung, vertaald als De gedaanteverwisseling, roept veel vragen op. Welke betekenis moeten we aan deze transfor matie verbinden? Moet Gregor Samsa gestraft worden? Maar als hij schuldig is, waaraan dan? In hoeverre is Samsa een ver kapt zelfportret van de schrij ver? Verbeeldt Kafka hier zijn angst voor de buitenwereld? Is het verhaal een allegorie, een existentiële vertelling van een eenzame zoon in zijn kansloze strijd tegen zijn familie? Speelt hier het thema van de vader ver sus de zoon, zoals in meer verha len van Kafka (die zijn tirannie ke vader haatte). Vragen, vragen, vragen. Interpretaties te over, zoals er al zoveel over Die Verwandlung en het overige werk van de j ong aan tb c gestor ven Kafka is gezegd en geschre ven. Kafka's oeuvre, waarvan het meeste (dankzij zijn vriend Max Brod) pas na zijn dood werd ge publiceerd, is voer voor litera tuurvorsers. Hij is nu eenmaal voor velerlei en niet zelden te gengestelde uitleg vatbaar. Wat soms tot buitengewoon komi sche reacties leidt. Wat de ene lezer doet huiveren, bezorgt de andere een lachstuip. Een vriend van Kafka beschouwde De gedaanteverwisseling als een religieuze en ethische para bel. BertoltBrechtlas de novelle als het werk van 'de enige waar achtig bolsjewistische schrij ver'. Voor Vladimir Nabokov was het een allegorie over de le vensangst van de adolescent. Zelf vond ik het verhaal, toen ik het een kwart eeuw geleden voor het eerst las, vooral on waarschijnlijk grappig. Mis schien vond Kafka dat zelf ook wel, want, zo hebben getuigen later bevestigd, hij moest vaak lachen om de grappen die hij door zijn proza strooide. Hoe het zij. De gedaanteverwis seling intrigeex-t en ver-bluft nog altijd, vanwege de ijzeren logi ca, de heldere en exacte taal en de 'gewone' toon tot aan de ver sterving van het armzalige in sect. Nico de Boer Franz Kafka: De gedaanteverwisse ling - Uitgeverij Athenaeum Polak Van Gennep, 103 blz, f 25. Eerder verschenen bij dezelfde uitgeverij nieuwe vertalingen door Gerda Meijerink en Willem van Toorn van Kafka's romans 'Het Slot' en 'Ame rika' ('Der Verschollene') en de auto biografie 'Brief aan vader'. Marien Toonder: „Ik ga in Ierland onderde grond, dat staat vast." foto Els Smit/GPD Het hart ligt in Ierland, het verstand ge biedt Marten Toonder de nadagen van zijn leven door te brengen in Nederland. Sinds kort verblijft de geestelijke vader van Tom Poes, Olie B. Bommel, Panda, Kappie en vele anderen, in het Rosa Spierhuis in La ren. Na de dood van zijn tweede vrouw bleef hij alleen achter in het lei-se Greystones. Hij hield het er in zijn eentje nog lang vol in zijn landhuis, totdat zijn huishoudster over- spannen afhaakte en de 89-jarige tekenaar- /literator bovendien door een zware long ontsteking werd getroffen. Zijn familie en ook hijzelf achtten het gezien zijn gevorder de leeftijd beter na 36 jaar terug te keren naar Nederland, waar door hem bedachte uitdrukkingen en woorden als 'minkukel', 'kommer en kwel', 'denkraam' en 'zielknij per' ingang hebben gevonden in de Dikke van Dale. Het valt hem niet mee, weer in Ne derland te wonen. „Ik ben een vx-eemdeling in mijn eigen land." Polderland Verzin maar een list om aan de innerlijke tweesti'ijd tussen hart en verstand te ontko men. Zelfs Marten Toonder valt dat als gees telijke vader van Tom Poes heel zwaar. De nadagen van het leven doorbrengen in het platgeslagen polderland waarvan hij vol slagen is vervreemd, of de allerlaatste privé- avonturen beleven in het geliefde Ierland, that's the question. Cryptisch omschreven is de 89-jarige Mar ten Toonder het met zichzelf hartgrondig oneens over wat hij eigenlijk zeker weet. Sinds een goede maand verblijft hij in het Rosa Spierhuis in Laren, waar nogal wat ar tistiek aangelegde senioren domicilie ple gen te kiezen in de finale van hun bestaan. Redenei-end vanuit zijn ratio moet hij toege ven dat een verblijf in dit vex-zorgingshuis verre valt te prefereren. Hij hoeft bij wijze van spreken maar met zijn vingers te knip pen en al wat Toonder behoeft wordt aange reikt. Maar Greystones blij ft trekken, ook al is hij daar volkomen op zichzelf aangewe zen. Hij is al even terug geweest en Toonder heeft zich heilig voorgenomen binnenkort nog eens te gaan. „Daarna zal ik knopen moeten doorhakken." Voor het zover is, zal het in zijn brein nog ge regeld kommer en kwel zijn. Na 36 jaar in lei-land te hebben gewoond in een kast van een landhuis, werd de befaamde stripteke naar/literator op voorspraak van naaste fa milieleden in het Rosa Spierhuis onderge- bracht. Toonder had in Ierland een zware longontsteking opgelopen; voor zichzelf achtte hij het beter in Nederland uit te zie ken. „Niet zozeer omdat ik kritiek heb op de medische vex-zorging in Ierland, maar bo venal vanwege mijn persoonlijke omstan digheden heb ik mij in een ziekenhuis in Amsterdam laten opnemen. Al wie mij lief zijn - kind en kleinkinderen - verbleven nu eenmaal hier. En zij hebben er ook voor ge zorgd dat ik in het Rosa Spierhuis kwam, na mijn ontslag uit dat ziekenhuis." Om nu te zeggen dat Marten Toonder z'n eerste dagen van harte doorbracht in het Rosa Spierhuis, nou nee. Niet dat het man keert aan de verzorging; de gedienstigheid van het pei-soneel doet hem denken aan die van butler Joost. En dat in de bibliotheek van de zorginstelling geen Bommel-boek valt aan te treffen, daar tilt Toonder niet te zwaar aan. Maar het huiselijk klimaat ver mag hem niet te verwarmen. Steriel. Geen open haai-d, niks knappend haardvuur zoals bij hem thuis in Greystones. Hier moet hij het doen met centrale verwarming. Archi tectuur en inrichting zijn puur geënt op functionaliteit. En ja, heel typisch, Toonder kent niemand van zijn medebewoners. „Zo veel op jaren geraakte kunstenaars en ar tiesten wonen er niet, al wordt dat wel dik wijls gedacht. Het is vrij stijfjes allemaal. Je wordt eens gevraagd voor een kopje thee, maar dieper gaan de contacten niet, daar blijft het bij." De ligging in het Larense is mooi, groen, lommerrijk. Toonder is de eerste om het op te merken, 't Gooi is echter niet zijn thuis, als u begrijpt wat hij bedoelt. „Maar ik ben net een week in Ierland geweest, en dat viel me toch ook niet mee. Het is te groots en te grootschalig voor een man alleen. Vandaar dat ik toch begin bij te draaien naar hier blijven. Maar ik ga in Ierland wel onder de grond, dat staat vast. De twee vrouwen, met wie ik getrouwd was, kinderboekenschrijf ster Phiny Dick en Tera, liggen daar ook be graven." Een verzuchting van een statig ogende man op zeer gevorderde leeftijd, die anders dan Olie B Bommel te bescheiden is zich een heer van stand te noemen. Gezond oud wor den is mooi, er moet wel een hoge prijs voor worden betaald. „Ik ben nog vrij gezond. Tot zover geen klachten. Maar na een goed leven ben ik de laatste jaren wel karig be deeld. Vier van de vijf kinderen gestorven. En ook mijn tweede vrouw. Er bleef voor mij dus niet veel over." In de bx-uidsdagen kwam Toonder met Tera in mei 1996 over naar Haarlem om de Tom Poes- en Bommelexpositie in Teylex-s Muse um te openen. Helaas ontviel zij hem niet veel latex-. De exacte datum kan hij niet meer repx-oduceren. De onderlip trilt als Toonder vextelt van de ti'agiek die hem trof. „Het was eind mei, een dag voor het huwelijk, dat Te ra vernam van haar ongeneselijke ziekte. Longkanker. Alle plannen vielen in dui gen." Voor zijn leeftijd ziet Toonder er patent uit. Blauwe blazer, gx-ijze pantalon, de voeten huiselijk geschoeid in geruite pantoffels. „Het is een grote stap om van Ierland ter-ug te gaan naar Nederland. Als ik niet alleen was achter gebleven, had ik er nog geen se conde over gepeinsd. In Ierland sleet hijMarten Toonder zegt het met nadruk, de beste jaren van zijn leven. Niets ten kwade over Nederland, maar hier whs het voor zijn emigratie in 1965 toch voornamelijk leven met schulden geweest. Op de goodwill van zijn stripfiguren kon hij soms een kredietje bij de bank losplukken. Nee, dan Ierland, het uitgestrekte groen, de ongex-eptheid, de heuvels. Letterlijk en fi guurlijk leidde hij er een rijk bestaan. Lange tijd ovenvooghij de Nederlandse nationali teit te offeren voor het Ierse staatsburger schap. Uiteindelijk besliste Toonder dat hij eens Nederlander was en dus altijd Neder lander. Maar nog kunnen aarden in het land van zijn herkomst, nee. Mentaliteit Toonder zegt erg te moeten wennen aan 'de keiharde mentaliteit hier'. Heel onpersoon lijk. „Het gebeurt wel eens dat mensen mij zeggen dat we compleet aan het losslaan zijn. En inderdaad, Nederland wordt Rom meldam. Het dreigt één groot Rommeldam te woi'den. Trouwens,-in Ierland gaat het de zelfde kant op. In Dublin gebeurt ook van alles en nog wat, waai-van ik zeg dat we met z'n allen op het hellend vlak zijn. Mijn oor deel telt niet, maar in Europa proberen we te veel Amerika na te doen. De mensen worden materieel rijker, maar geestelijk steeds ar mer-. Tekenen gaat niet meer omdat mijn duim naar binnen is gegroeid. Maar als ik het nog wèl kon, zouden de Tom Poes-strips nu erg zwart zijn geworden." Toonder is bezig een boek te schrijven. Over titel en inhoud vooralsnog geen nieuws, hij verkeert nog in de stoeifase. En dan vooral met zijn computer, die hij sinds twee weken bezit. Tegen wil en dank moest hij die aan schaffen, omdat in de wijde omtrek geen ca pabele monteur meer te vinden was om zijn kapotte elekti'ische schrijfmachine te repa reren. „Dat gehannes met die muis is anders een heel gedoe, als u begrijpt wat ik becjoel." Gerard van Putten i..\ Franz Kafka i De gedaante verwisseling

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 25