Een man een vrouw een man De drieste daden des schoenlappers dochter Nieuwe Toes is weer topthriller Keetje Tippel blijft harten verwarmen Gelukkig is er ook poëzie die niemand mag missen De Kameleon van Paul Claes Het geheim van Genk De naam Neel Doff zegt weinig mensen meer iets, maar Keetje Tippel is nog al tijd een begrip. Dat komt vooral door de film uit 1975 waarin Monique van de Ven de rol had van de arme prostituee die een defti ge dame werd. Het ging om een verfilming van de boeken waarin Neel Doff (Buggenum 1858 - Brussel 1942) haar leven beschreef. Die werden in de jaren zeventig ingenieus bewerkt door Wim Zaal, hij bedacht ook de zo goed in het geheugen liggende naam Keetje Tippel. Neel Doff heeft j arenlang de zomers doorge bracht in een mooie villa in Genk (Belgisch- Limburg). Indertijd een door een rijke na tuur omringd dorp, nu een stad die als zove le andere onder het schrikbewind van ambi tieuze bestuurders zucht. De villa is er rampzalig aan toe, vooral sinds er een paar weken geleden brand in werd gesticht. Het huis verkeerde toch al in verval, door een ju ridisch steekspel werd het al jarenlang niet meer gebruikt. Stefan Brijs, geboren en getogen Genke- naar, auteur van onder meer de vorig jaar verschenen roman Arend, trekt zich het lot van de villa met literaire historie aan. Hij schrijft over het huis, over de omgeving en vooral over de bewoonster in Villa Keetje Tippel. Wat voor boek is het precies? Dat valt moeilijk uit te maken. Gedeeltelijk een biografie, gedeeltelijk een reportage, ge deeltelijk een pleidooi. In elk geval een al leraardigst boek waarin je nader komt tot Neel Doff, een schrijfster die vaak werd ver guisd maar volgens anderen de Nobelprijs verdiende. Brijs doet een poging een aantal zomers te reconstrueren die ze tussen 1908 en 1939 in haar droomwoning Chalet des Houx door bracht. Op haar vijftigste begon de arme- luisdochter die een rijke mevrouw was geworden te schrijven, in het Frans. Ze de buteerde in 1911 met Jours de famine et de détresse ('Dagen van honger en ellende'). Tot dan toe was haar voorgeschiedenis, zelfs voor haar echtgenoot, een geheim geweest. Meer ontboezemingen deed ze in Keetje (1919) en Keetje trottin (1921). Zij liet zich niet alleen inspireren door haar eigen verleden, ook over het bestaan in de streek rondom Genk schreef zij vele verha len. Opnieuw kreeg ze de armoede te zien waaraan zijzelf had weten te ontsnappen. Ze voelde mededogen, haar ergernis was echter minstens even groot. De slechte om standigheden had men vaak aan zichzelf te wijten, meende zijDe religie zou de mensen willoos maken. Vandaar haar afkeer van de godsdienst. Ze ging zelfs zo ver toen de pas toor en diens kapelaan hun opwachting bij haar stervende man wilden maken de hon den los té laten. Een boerenfamilie in de buurt probeerde ze op verschillende manieren te verheffen: ze was niet te beroerd om het wassen, tanden poetsen en verschonen persoonlijk te de monstreren. Voor Stefan Brijs geldt niet dat liefde blind maakt. Ondanks de warme gevoelens die hi] de schrijfster toedraagt, vraagt hij aan- dacht voor de talrijke rare en dwarse kan ten van haar persoonlijkheid. En hij wijst nadrukkelijk op de zeer ongelijke kwaliteit van het proza dat zij schreef. Toch blijft he verhaal van Neel Doff fascineren. Het zegt genoeg dat dit boek het derde aan haar ge- wij de biografische werk is in tien jaar ü]d Maar de smartlap behoeft rectificatie: haar naam was niet Keetje Tippel. H.W. Stefan Brijs: Villa Keetje Tippel - Uitgeverij At las, 152 pag., geïllustreerd, f 34,90. donderdag 21 juni 2001 aul Claes (geboren in 1943) is, vanwege zijn talent voor imitatie en camouflage, wel eens de kameleon van onze letterkunde genoemd. Zijn nieuwe boek heet óók De Kameleon. Een historische roman over een man die zichzelf als vrouw ontdekt: „Was ik dat? De schone die lonkend haar lippen tuitte, veroverde onmiddellijk mijn hart." Literatuur waarbij de make-up doos en de verkleedkist voortdurend achter de hand worden gehouden. lett erkundi ge kroniek Alles is onecht in het werk van Paul Claes. De wereld is één maskerade. De werkelijk heid gaat voortdurend achter leugens schuil. En de literatuur is voor hem allesbehalve een spiegel van het leven. Integen deel, literatuur komt altijd voort uit andere literatuur. Dat heeft hij vroeger in zijn essays betoogd. In zijn poëzie en in zijn proza heeft hij de theorie in praktijk gebracht. Dat verliep aanvankelijk nogal stroef: hij wilde de lezer al te nadrukkelijk laten weten dat zijn literatuur gemaakt was. Geleidelijk is evenwel de kunstmatigheid een tweede natuur voor hem gewor den, het bijzondere een vanzelf sprekendheid. Aan zijn pas verschenen roman De Kameleon ontbreekt iedere opdringerigheid. Hij hoeft het publiek zijn eruditie niet meer te demonstreren, zijn aanleg voor virtuoze verhulling en ver bijsterende verwijzing. Hij geeft zich nu juist voluit over aan het spel, met alle charme en esprit die daarbij horen. Dat zie je aan de stijl. Hij schrijft bijvoorbeeld over de keizerin van Rusland: „Daar ligt, imposant als een poolbeer, de Tsarina, in een ijs- zee van witte kussens." De ro man is dan ook een feest voor de lezer. Je wordt meegenomen naar de eeuw van pruiken en poeders, de tijd van hof intriges en geheime kabinetten, de periode kortom van Lodewijk XV en Madame de Pompadour. De hoofdpersoon Charles D'Éon (1728-1810) is ook een historische figuur. Hij is jarenlang door het leven gegaan als een zijWat het ietwat moei lijk maakt om over deze figuur te spreken: moet er een manne lijk of een vrouwelijk persoon lijk voornaamwoord worden gebezigd? Claes heeft dat pro bleem opgelost door de ik-vorm te hanteren. Hij laat de oude D'Éon zijn of haar memoires schrijven. De pen is z'n laatste sieraad: „Schermen als een man mag ik niet meer, schitteren als een vrouw kan ik niet meer." De auteur zweert „in deze memoi res alleen de waarheid te vertel len." Waarheid De waarheid! Dat is ongeveer het dubbelzinnigste woord dat je in verband met Charles D'Éon kunt gebruiken. Ongeveer alles is namelijk bedenkelijk aan hem, in deze roman geldt dat misschien nog sterker dan in de realiteit. De grootste vraag, die vóór Claes al menigeen bezig heeft gehouden, blijft waarom deze man zo nodig een vrouw wilde zijn. Maar de waarheid werd door hem op méér manie ren naar zijn hand gezet. Niet voor niets hield hij zich voor de Franse koning bezig met spio En opnieuw ging het ver keerd! Je krijgt langzamer hand de indruk dat literaire prijzen beter door het lot dan door een jury kunnen worden bestierd. Nu weer de VSB Poë zieprijs die aan Kees Ouwens werd toegekend voor zijn bun del Mythologieën. De dicht kunst is een genre dat enigszins in de verdrukking zit. Juist daarom zou zo'n onderschei ding wervingskracht moeten hebben: lezers van Nederland en Vlaanderen, kijk nu toch eens wat jullie ontgaat. De keuze voor deze auteur heeft vermoe delijk een averechts effect. Wie zou zich aangesproken voelen door wendingen als „Wij, ene, hemellichamen, kroongetuigen wij, komelingen/ komen om" of „Ik heb, slinger, niet de kraan leren lopen, toen,/ toren, je het suizen liet uit de diepten,/ cho- leraloos"? De juryleden dus, maar voor ieder ander is dit eer der zwaarwichtige orakeltaal dan indrukwekkende poëzie. Gelukkig werden er in 2000 óók gedichten gepubliceerd die ei genlijk niemand mag missen. Van de dichtkunst in ons taalge bied in het afgelopen jaar wordt een beeld gegeven in De 100 bes te gedichten van 2000, een bloemlezing die onder auspici ën van de Stichting VSB Poëzie prijs verschijnt. Theo de Boer, de voorzitter van de jury, stelde de bundel samen. Ouwens is daarin uiteraard ruimschoots vertegenwoordigd: zes van de mooiste gedichten zouden door hem geschreven zijn. Daarnaast is er aandacht voor de genomineerde bundels, op De weg naar Egypte na van Gertrude Starink, omdat de ge dichten daaruit het niet verdra gen uit hun verband te worden gehaald. Maar ook uit andere poëzieboeken is een keuze ge maakt. In totaal waren voor de honderd sterkste gedichten tweeëndertig auteurs verant woordelijk. De opmerkelijkste dichtbundels van 2000 waren, volgens de samensteller, afge zien van Mythologieën, het pos tuum verschenen Springvossen van Hans Faverey, Eskimoteren door Elma van Haaren, Dakrui ters van Esther Jansma, De sok weer aan van Astrid Lampe, Tussen de gebeurtenissen van Martin Reints, Een tuil zeeane monen door Patty Scholten en Zeehond graag van Marjoleine de Vos. Een verdienste is dat in Vlaan deren verschenen bundels niet aan zijn aandacht ontsnapten. Het bij ons nauwelijks opge merkte werk van Jozef Deleu, Joris Denoo, Hubert van Herre- weghen en Mare Tristmans ont breekt in deze uitgave niet. Tot de opvallendste afwezigen be horen Hans Verhagen, die in 2000 Triomfantelijke Wandelin gen publiceerde, en Maria van Daalen van wie Elektron, muon, tau verscheen. Heel vreemd is dat geheel aan de bundel 52 son- netten van Gerrit Komrij werd voorbijgegaan, wél werd zijn gedicht over het Nederlandse falen in Srebrenica overgeno men uit NRC Handelsblad: „Het is iets geks,/ Die Nederlandse oogkleppenreflex". De andere dichters betonen zich niet zo di rect met de wereld begaan. Des te meer houden ze zich met de dichtkunst bezig. Als zoveel andere jaren bood 2000 heel wat poëzie over poé- zie. Wat misschien ook met de voorkeuren van Theo de Boer te maken heeft. In zijn inleiding peilt hij de poëzie, een genie waarin men zich zou interesse ren „voor de stilte waarin het knagen van de houtwormen hoorbaar is en het kraken van de aardbol". En wat vinden de dichters zelf? Patty Scholten, Ingmar Heytze, Hans Faverey en Joris Denoo zeggen er alle maal zinnige dingen over. Vol gens de laatste moet een gedicht „bevatten wat niemand/ kan zeggen of schrijven". Het mooi ste werd het echter verwoord door Esther Jansma. De dicht kunst is het enige gebied waar rozen belangrijker zijn dan aardappelen. Zo bezien is hetei- genlijk een onmogelijke combi natie: een prijs voor poëzie. H.W. De 100 beste gedichten van 2000, ge kozen door Theo de Boer- Uitgeven De Arbeiderspers, 136 pag., 20,49 De Ierse schrijfster Emma Donoghue schreef een lijvi ge historische roman over een achttiende-eeuwse prostituee, die alles deed wat God en de wet verboden. Vreemd genoeg werd het toch nog een beetje een saai boek. Een saaie roman is wel het laat ste wat je van Donoghue zou verwachten. Ze shockeerde een tiental jaren geleden het conser vatieve Ierse publiek met een te dere coming-out roman over een lesbische studente in Dublin, Geroerd, die werd opgevolgd door een veel explicieter boek, Verlies, over een vrouw die pro beert de plotselinge dood van haar minnares te verwerken. Na dit bij vlagen zwaarmoedige en toch ook geestige boek kwam deze schrijfster op de proppen met een kostelijke verzameling klassieke sprookjes waaraan ze een eigen, fantasievolle draai had gegeven, Een kus voor de heks. Haar nieuwe roman. Lich tekooi, verrast in die zin dat het weer een volstrekt ander soort roman is. Hij gaat over een vrouw, een meisje eigenlijk nog, dat echt bestaan heeft maar van wie al leen haar einde geboekstaafd is: ze werd op haar zestiende opge hangen wegens een zwaar mis drijf. De rest van het verhaal heeft Donoghue er bij verzon nen, zo'n 400 bladzijden. Knap is dat ze de drieste daden van Mary Saunders, dochter van een schoenlapper, heel verklaar baar en aannemelijk weet te maken. Een peilloos verlangen naar een beter leven dan dat van haar arme, zich doodborduren- de moeder en haar per ongeluk in de nor belande en daar aan typhus overleden vader drijft Mary tot dingen die, zeker voor zo'n jong kind, onvoorstelbaar zijn. 'De ambitie zat als een kriebel in Mary's schoenen, als een made in haar darmen.' Hoepelrokken Als twaalfjarige vergaapt ze zich op straat aan de kleurige linten op de jurk van een opge dofte publieke vrouw, ze droomt van bonte linten en hoe pelrokken; kort daarna laat ze zich door een marskramer ne men - staande, op straat - in ruil voor een vuurrood lint dat later bruin blijkt. Als haar zwanger schap overduidelijk is, stuurt haar moeder haar hardvochtig voorgoed het huis uit; waarna het kind geen andere keuze overblijft dan straathoer te worden. Op haar veertiende ondergaat ze een primitieve abortus die haar onvruchtbaar maakt; twee j aar later hangt ze - maar wat ze in die tijd uitspookt is haast niet te geloven. En Donoghue be spaart haar lezers de roede niet: in alle vormen, maten en geuren komen de leden van de hoeren lopers voorbij paraderen; niet zelden geïnfecteerd met een smerige ziekte. Met medeneming van een rood lint en de fles gin verdwijnt Mary richting platteland - Lon den is te gevaarlij k geworden. In het dorpje Monmouth gedraagt Mary - 15 jaar - zich parmantig en bitchy, desondanks wordt ze liefdevol opgenomen in het ge zin van haar moeders oude vriendin, die ze vanzelf: kend heel wat moet voorliegen. Wanneer ze beseft dat ze niec voor het dienen in de wieg is ge legd keert ze stiekem terug haar oude beroep, met zo moge lijk nog onappetijtelijker klan ten. Vanaf dat moment gaande gebeurtenissen snel, al blijven ze wat al te voorspelbaar. In Lichtekooi gebeurt wel veel, en de personages zijn psycholo gisch geloofwaardig, maar het boek is hooguit onderhoudend Er wordt veel te veel uitgelegd en tot vertraging toe herhaald, maar misschien past dat juist wel heel goed bij het oude genre van de historische roman. Margot Engelen Emma Donoghue: Lichtekooi, Ven Rob van der Veer - Uitgeverij Atlas. 399 blz., f49,90. vertaald Chretien de Troyes: Lancelot of De ridder van de kar (Athenae- um-Polak Van Gennep, 132 blz., 29,95, vertaald en van een nawoord voorzien door Sander Berg). Chrétien de Troyes heeft de Arthurlegende het verhaal van de beroemde liefde van Lancelot en Guinevere - niet be dacht, maar hem wel voor eens en altijd vormgegeven. Het boek is een curieuze combinatie van oude Keltische verhalen en de twaalfde-eeuwse hoofse Franse riddermaatschappij Gillian Tindall: Célestine (Pro metheus, 308 blz., 39,50, ver taald door Marjolijn Stolten- kamp). In een verlaten huis vindt Gillian Tindall zeven oude brieven in een kistje. Het zijn negentiende-eeuwse liefdesver klaringen van verschillende af zenders, geadresseerd aan één vrouw: Célestine Chaumette, dochter van de plaatselijke her bergier. Geintrigeerd gaat Tin dall op zoek naar het leven van de begeerde vrouw achter de brieven. De Franse schrijfster en historica Gillian Tindall re construeert het verhaal van de vrouw en schrijft de geschiede nis van een dorp waarin het meisje woonde. Elizabeth Hay: De man die voor het weer kwam (oorspronkelij ke titel: A Student of Weather, Querido, 380 blz., 43,-, ver taald door Marion Op den Camp Uit een sneeuwstorm stapt de chaimante klimaatonderzoeker Maurice Dove het leven van twee zusters binnen. Dove on derzoekt waarom de boerden] van een exentrieke familie re gen aantrekt, terwijl bij de bu ren het land verdroogt. Dove zet voor de zusters de deur open naar een andere wereld, een waarin eerste liefde en rivaliteit een een onvoorspelbaar spei spelen als het weer. Deze eerste roman van Elisabeth Hay werd in Canada en Amerika lovend ontvangen. Paul Claes: Kunstmatigheid een tweede natuur. foto Chris van Houts/GPD nage, en diende hij hem tevens als diplomaat. Vrouwenkleren en mannelijk tenue wisselden elkaar daarbij af. Over z'n af komst bestaan grote onduide lijkheden. Is hij eigenlijk wel van adel, vraagt hij zich af na het bestuderen van de docu menten. Later rijzen er twijfels over wie zijn vader en zijn moe der waren. Met al dat bedrog is hij een per fecte exponent van zijn tijd. Héél Frankrijk is een leugen achtige fa?ade. En hij gaat nog een stap verder: „De mensen waren als muntstukken: op de beeldenaar glansde een nobel profiel, op de achterzijde prijkte hun prijs." Zo wordt een ideaal decor geschapen voor het lite raire travestienummer dat in De Kameleon wordt opgevoerd. Als de maskers afgaan, worden nieuwe maskers zichtbaar, en daarachter zijn er wéér andere. En de waarheid is niet meer dan een vaantje in de wind. Het le ven van de verteller blijkt een toneelstuk, maar hij beseft zelf niet meer dat hij een speler is. Zijn vermomming wordt zijn identiteit. Haar schijn wordt haar zijn. Zelfs z'n liefdeleven laat zich slechts in een paradox vatten: „Ik kon alleen man zijn door vrouw te worden." Het begint allemaal op een car navalsbal, waar Charles als Charlotte verschijnt. Een ont dekking voor hemzelf en voor enkele anderen, libertijnen die tot de hoogste kringen van Frankrijk behoren. Zo komt de koning op het idee hem met een geheime missie in Rusland te belasten. De jongeman moet ge zelschapsdame bij de Tsarina worden. Daarvoor zijn uiter aard de verkleedkist en de ma- ke-updoos nodig, de transfor matie slaagt echter wonderwel. Het Russische hof blijkt een nog groter wespennest dan het Franse, maar Lia de Beaumont (zoals ze tijdelijk heet) bereikt alles wat ze bereiken wil. Later keert ze als haar eigen tweeling broer naar Rusland terug, en ook in de diplomatie is D'Éon succesvol. Hij komt met zoveel goed nieuws terug dat hij de held van de dag is. De Kleine Éon blijkt eveneens een Groot Soldaat. Maar spoedig wordt hij weer in gezet als diplomaat en spion. Naar eigen zeggen is hij een tijd lang „een van de machtigste mannen van Europa." Door al lerlei gekonkel verliest hij ech ter zijn invloed. Op de snelle op komst volgt een langzame ondergang. De onzekerheid over zijn sekse leidt tot een enorm schandaal. Is hij een vrouw die een man wil zijn of een man in vrouwenkleren? De nieuwe koning wil aan het be drog een einde maken: voortaan is hij officieel een zij. Waarmee de leugen tot waar heid wordt bestempeld. Een ideale omgeving voor de literai re kameleon die Paul Claes is. Heeft hij nog schutkleuren over, vraagt men zich af. Want na De Sater dat in de Oudheid speelde, het apocriefe evangelie De Zoon van de Panter, De Phoenix over de renaissance en deze achttien de-eeuwse roman kan hij er niet meer onderuit. Nu zal het er dan eindelijk moeten komen: dat al sinds jaren aangekondigde boek over zijn eigen tijd, zijn eigen domein, zijn eigen leven. Alles wordt echt, belooft de vervalser. Hans Warren Paul Claes: De Kameleon. Roman - Uitgeverij De Bezige Bij, 240 pag., f32,50. Achille Dibattaglia, roep naam Chill, is een gokker. Niet zo'n schlemiel die het fruit- monster in zijn stamkroeg voedt met knaken, nee, een speler met een systeem in het casino in zijn woonplaats Arnhem. Dat het daar fout zit, komt Chili te we ten in Coup Zéro, de jongste top thriller van Jac. Toes. Zo is het een flinke tijd stil rond de voormalig leraar Nederlands en zo wordt er een nieuwe span nende Toes gepresenteerd. In zijn nieuwe boek brengt Toes zo'n beetje alle ernstige misdrij ven bijeen in de sprookjessfeer van de speelzaal. Terwijl de Dutch Entertainment Group (vergelijk: Holland Casino) voorbereidingen treft voor de beursgang van het goksyndi- caat, komt directeur Lemmel aan zijn eind tijdens een ontvoe ring. De miljoenen aan losgeld worden nooit teruggevonden. De spectaculaire dood van pooi er Bock in het Arnhemse Spij kerkwartier (gespietst aan een paal met het bord 'Te koop') lijkt niets met de Lemmel-affaire te maken hebben. Tekstschrijver Chili wordt echter min of meer gedwongen de verbanden bloot te leggen. Zijn heimelijke liefde, croupier Tessa Flore, vergaat het net zo. Met hulp van de weinige mensen uit hun omgeving die wel te ver trouwen zijn, nemen Chili en Tessa het op tegen een wrede kongsi van Tessa's collega's. Jac. Toes heeft, zoals we van hem kennen, veel onderzoek verricht. Dat is de solide basis voor een roestvrijstalen intrige, een gelikte ontknoping en goud gerande karakters. Van iemand die vroeger literatuur doceerde, verwacht je deze dialogen. Het is maar een suggestie: Waarom Toes niet ingeschakeld voor een kwaliteits-tv-serie. Arno Ruitenbeek Jac. Toes: Coup Zéro - Uitgever L. JVeen, f 34,90. Jac. Toes Monique van de Ven in 1975 als Keetje Tippel in de gelijknamige film.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 24