Marjolein verdween
van de aardbodem
Professor Galjaard heeft het allemaal gezegd!
29
De ramp van
Enschede
Oppergeneticus
van Nederland
zaterdag 12 mei 2001
De Room weg in Enschede nu, een jaar na de explosie. foto Carlo ter Ellen/GPD
Ze stond net op eigen benen en
genoot van het leven. Marjo
lein Schreurs (17) was een mooi
mensenkind. Een jaar geleden, op
zaterdagmiddag 13 mei om even
na half vier, vond ze de dood bij de
vuurwerkramp van Enschede. Er
is niets meer van haar terugge
vonden. Helemaal niets. „Ze is in
het niets opgelost."
Ze heeft er maar kort gewoond - nog
geen drie maanden - maar ze voel
de zich er gelukkig. Dat straalde ze
ook uit. Kijk maar naar de laatste foto
die van haar is gemaakt, op 16 maart
toen ze zeventien werd, het geluk
spettert van haar gezicht, zegt Will
Schreurs, haar vader.
Voor Marjolein was Roomweg 66 in
Enschede inderdaad het (d)Roomhuis
zoals vroegere bewoners in de kelder
op de muur hadden geschreven. Wat
was ze trots op haar kamer. „Ik ben zo
blij", zei ze meer dan eens tegen haar
huisgenoten. Eindelijk woonde ze op
zichzelf.
De donderdag voor de fatale zaterdag
was ze samen met haar pleegmoeder
Geertje Wolsink de stad in geweest. Ze
waren nog even bij Jannine, Marjo-
leins oudere zusje, langs gegaan, en ze
hadden al slenterend een ij sj e gegeten
„Gewoon, lekker gezellig. We zijn
achter het huis gaan zitten en hebben
zitten kletsen over ditjes en datjes.
Achteraf ben ik blij dat ik dat gedaan
heb. Het zijn kostbare herinneringen.
We hebben nog vreselijk gelachen,
omdat ze op haar mobieltje van een
chatvriendje een berichtje kreeg en
hem van mi j de groeten terug deedWe
waren net twee giebelende pubers. Te
gen acht uur 's avonds ging ze terug
naar huis: kus, pas goed op, tot ziens.
We zouden nog bellen over wat ze van
plan was met moederdag te doen."
„Dat was voor het laatst dat ik haar
heb gezien."
Die zaterdagmiddag belde Marjolein
haar op. „Mam, er is hier achter een
brandVermoedeli j k oud papier of ou
de rommel". Ze wist niet goed wat ze
moest doen, want de twee jongens wa
ren er niet. „Bel de brandweer, bel
112", zei ik, „en doe de deuren en ra
men dicht. En wegwezen als het over
slaat." Dat zou ze doen."
Niet veel later belde ze terug, gaf een
verslag van wat er zoal gebeurde,
want vanuit haar kamer had ze een
royaal uitzicht. Ze had het ook nog
over een vuurpijl die de lucht in was
gegaan en die niet ver haar kamer uit
een was gespat. „Waarschijnlijk heeft
iemand nog een oud voorraadje van
Nieuwjaar in zijn schuurtje liggen,
zeiden we tegen elkaar. Ik maakte nog
een grapje: gelukkig ben je verzekerd
tegen brand."
„Ze had zich ook nog even buiten op
het balkon gewaagd", vertelde ze.
Nee, niet op straat. Daar stonden zo
veel mensen. „Ik ga daar niet in mijn
korte broek en onopgemaakt tussen
staan." Want ze was ijdel, hoor, zoiets
zou ze nooit doen.
„Op een gegeven moment zei ze: het
begint hier te knallen; horen jullie
dat? Mijn man, die mee kon luisteren,
en ik hoorden niks. Toen heeft ze de
deur naar het balkon open gedaan; in
derdaad hoorden we wat gedonder.
Daarna was het weer stil; blijkbaar
had ze de deur weer dichtgedaan."
„Oh, riep ze opeens, nou moet ik de ra
men dicht doen, want het wordt er
ger." „Had je dat dan nog niet ge
daan", vroeg ik. „Nee, want de rook
kwam nog niet deze kant op. Nu wel.
„Doe ze dan maar gauw dichl. En
denk er aan: wegwezen als het over
slaat." „Ja, dat doe ik. Ik bel nog.
Daag."
„Dat was het laatste wat ik van haar
heb gehoord: 'daag'."
Kort daarna, vervolgt Geertje Wol
sink, hoorden we m de verte een dreun
en even daarop nog een.,Er is vast iets
gebeurd op het vliegveld met een
F16", zeiden we tegen elkaar. Wat la
ter belde Frank, onze oudste zoon die
in Enschede was: „Mam, er is iets ern
stigs gebeurd in de buurt van Marjo-
leins huis. Iets met vuurwerk. Probeer
Marjolein te bereiken. Zeg haar dat ze
er weg moet."
„Ik heb geprobeerd Marjolein te bel
len maar ik kreeg geen gehoor. Ik had
een heel ongerust gevoel. Een gevoel
van: het is niet goed."
Johan Wolsink, de pleegvader: ,,'s A-
vonds, toen we op de tv de beelden za
gen, zei ik tegen haar: Marjolein heeft
niet weg kunnen komen. Anders had
ze zich wel gemeld."
Geertje: „Ja, zo was ze. Als er iets was,
belde ze onmiddellijk."
Medewerkers van het Rampen Identi
ficatie Team vertelden later dat tussen
het laatste telefoongesprek met Mar
jolein en het moment van de eerste
zware knal hooguit tien seconden
hebben gezeten. „Voor mijn gevoel",
aldus Geertje Wolsink, „waren het vijf
tot tien minuten. Ik moet het me heb
ben verbeeld. Ik heb de eerste uren
steeds gedacht: in die tien minuten
heeft ze nog weg kunnen komen."
Afschuwelijk
Het RIT draaide er niet om heen, wek
te geen valse hoop. Het beschreef
gedetailleerd - „professioneel en cor
rect", zegt Johan Wolsink, „hoe af
schuwelijk de feiten ook waren" - wat
er met Marjolein was gebeurd.
Ze heeft niet kunnen vluchten. Door
de kracht van de eerste explosie moet
ze al zwaar gehavend en verdoofd zijn
geraakt; door die van de tweede, 66 se-
Marjolein Schreurs, enkele dagen voor ze omkwam bij de vuurwerkramp.
conden later en nog zwaarder, is haar
lichaam gefragmenteerd. Wat er mo
gelijk nog aan lichamelijke resten res
teerde, is door de immense hitte ver
brand en wat daarvan overbleef een
paar dagen later door een zware stort
bui weggespoeld.
De familie moest uitvoerig beschrij
ven wat Marjolein zoal aan bezittin
gen had. Het RIT vond in de omgeving
nog wat ringetjes - „Marjolein was
gek op ringetjes en armbandjes", zegt
Geertje Wolsink - maar die leken in de
verste verte niet op die van Marjolein.
Wat voor een meisje was Marjolein?
Een heel normaal kind, antwoordt
haar omgeving, met de gewone hebbe
lijkheden en onhebbelijkheden zoals
ieder kind die heeft. In de puberteit
begon ze knap lastig te worden, dat
wel. Maar het was een leuke meid.
Vlot, spontaan en vrolijk. Sociaal, at
tent en populair. Een mooie meid om
te zien ook. Ze oogde en was in haar
gedragingen ouder dan ze was. Ener
zijds was ze zelfbewust, anderzijds
verlegen. En ze was eigenwijs.
In de tweede helft van februari ver
huisde ze naar de Roomweg 66, een
pand met vier kamers van de Stich
ting Jongeren Huisvesting Twente,
naast de Chinese afhaalkeuken op de
hoek van de Tollensstraat. Op het mo
ment dat ze er kwam, woonden alleen
Denis Ruben (24) en Daniel Dreeijers
(24) er. Bij het kennismakingsgesprek,
waarin ze wat summier vertelde over
haar achtergrond, klikte het meteen.
Volwassen
Denis: „We vonden haar wel wat jong,
maar ze kwam volwassen over." Ze
zagen elkaar niet vaak, voornamelijk
bij het eten en af en toe in de huiska
mer waar ze wel eens gezamenlijk
naar de tv keken. De een had wat meer
contact met haar dan de ander; ieder
had zijn eigen activiteiten en ging zijn
eigen weg. Maar het was een gezellige
meid, zegt Daniel. Je kon haar heerlijk
jennen en stangen, zeggen ze. Dan had
je haar meteen op de kast. Dan rea
geerde ze kattig en venijnig. Ze had
den haar verteld dat ze niet de kelder
in moest gaan, omdat het daar één
grote puinhoop was. „Toen de water
meterstand moest worden opgeno
men, vroegen we haar of ze dat even
wilde doen. Daarvoor moest ze de kel
der in. Maar ze riep gillend dat ze er
niet aan dacht om er naar te binnen
gaan. Dat soort flauwekul."
Ze hebben nog krom gelegen van het
lachen over het verhaal-van-de-fax
dat ze uit zichzelf vertelde. Voor het
bedrijf waar ze stage liep, moest ze
een fax versturen, maar - „zo raar" -
elke keer als ze het papier in het appa
raat stopte, kwam het weer terug. „Ze
heeft het wel tien keer opnieuw gepro
beerd. Ze dacht werkelijk dat het pa
pier door een draadje verdween en er
ergens anders weer uit kwam."
De laatste keer dat Will en Anneke
Schreurs Marjolein zagen, was in het
weekeinde voor de ramp. Ze belde
spontaan op, zegt Anneke, ze wilde
lekker zonnen in de tuin. Sinds ze op
kamers woonde, kwam ze vaker on
verwachts langs. „Het leek wel of ze
thuis steeds meer ging waarderen en
koesteren." Twee weken later zou ze
weer op bezoek komen. „We hebben
ons later vaak afgevraagd - volstrekt
belachelijk natuurlijk - waarom juist
in het tussenliggende weekeinde die
ramp moest gebeuren, waarom niet
een week eerder of later."
Rindert Paalman
Hans Galjaard: „Als je onderdeel bent van het grote publiek, is het extra moeilijk om au se-
rieux te worden genomen door je eigen collega's." foto Cor Vos/GPD
Generaties groeiden op met prof. dr.
Hans Galjaard, de welbespraakte tele
visieprof, de oppergeneticus van Neder
land. Met rode oortjes luisterde Nederland
naar zijn theorieën over onze genenZij n
toekomstvoorspellingen klonken als span
nende sciencefiction, maar werden voor
Iwaar aangenomen. We zullen een nieuwe
leermeester moeten vinden, want Galjaard
gaat met pensioen. Afgelopen maandag
nam hij afscheid van de Erasmus Universi
teit.
We kenden hem eerst alleen in zwart-wit,
pas later in kleur. Hans Galjaard kenden we
vooral van de televisie. Hij behoorde tot dat
selecte groepje gezaghebbende profs dat in
begrijpelijke mensentaal vertelde over de
wetenschap. Aan de waarheid van hun
I woorden hoefde het gewone volk niet te
twijfelen. Galjaard had het gezegd! Jaren
geleden kreeg-ie op de Lijnbaan in Rotter
dam zomaar een harde, vriendschappelijke
klap op zijn schouder. ,„Hé deskundige",
riep de zwerver. „Ik heb je al een tijdje niet
meer op tv gezien."
Een nette kamer in een pand met krakende
vloeren. Daar zit ie. De internationale top-
wetenschapper, de alom gelauwerde prof,
de Man van de Vierhonderd Publicaties.
Een boeiende prater. Maar dat wisten we al.
U heeft altijd graag het woord tot de leek
gericht. Een bewuste keuze?
"Geen keuze. De mensen beslissen of dat
wat je zegt hen aanspreekt. Dat deed het
schijnbaar. Maar dat was niet omdat ik zo'n
originele geest ben die allerlei prachtige
theorieën ontvouwt, maar omdat ze mij
hoorden zeggen wat ze zelf al dachten. Ik
ben in staat dingen te vertalen in vrij een
voudig Rotterdams. Mensen die kijken zeg
gen: Ja, zo is het."
Het zal u in de wetenschappelijke wereld
ook wel een hoop kritiek hebben opgele
verd.
„Als je onderdeel bent van het grote pu
bliek, is het extra moeilijk om au serieux te
worden genomen door je eigen collega's.
Dat is lastig, vooral in Nederland. In landen
als de Verenigde Staten en Engeland vinden
ze het geweldig als je én kan tennissen én
wetenschapper bent. Hier was vroeger de
neiging om te denken: 'Die Galjaard staat in
de Libelle. Dat kan geen goede wetenschap
per zijn'."
Het is allemaal goed gekomen, constateert
Galjaard droogjes. Hij werd - hoewel laat -
wel lid van de Koninklijke Academie voor
Wetenschappen en hij kreeg - hoewel laat -
wel de prijzen waarop hij recht dacht te
hebben. Maar steeds proefde hij die kritiek
van zijn vakgenoten.
„En als je dan in zo'n gezelschap komt van
wetenschappers, dan werd ik niet aange
kondigd als de man die aan de wieg stond
van het prenataal onderzoek. Nee, dan werd
er gezegd: Hier is professor Galjaard. Die
heeft geen introductie nodig. Die kennen we
allemaal van de tv.Jakom nouBeoordeel
me alsjeblieft op mijn wetenschappelijke
kwaliteiten. Gelukkig is het de laatste tien
j aar veranderd. Nu krij g ik van de Academie
de prijs voor het werk dat ik heb gedaan om
het naar het publiek te vertalen."
Ethische grenzen
De hele wereld, zegt Galjaard, is geïnteres
seerd in het kloneren. De vrees voor de over
schrijding van ethische grenzen is alom.
Maar de fascinatie voor de genetische kun
sten lijdt er niet onder. Galjaard verhaalt
over de vele, vele miljoenen verslindende
commerciële biotech-bedrijven die her en
der in de VS uit de grond schieten. Hij gruwt
van de wetenschappers die in afgelegen
streken - in China bijvoorbeeld - onder het
mom van gezondheidsonderzoeken bloed
afnemen om DNA te winnen. De belangstel
ling voor de genetica gaat volgens Galjaard
nooit meer over. Gezondheid vinden men
sen sinds jaar en dag de belangrijkste zaak
van het leven. Die wetenschap, die er voor
kan zorgen dat ons leven nog langer duurt,
willen ze op de voet volgen.
Zeg nou zelf, zegt Galjaard. Niemand wil
aanvaarden dat de dood al vroeg komt. Bo
vendien zijn mensen altijd gefascineerd
door erfelijkheid. „Kijk, kijk, hij loopt net
als zijn vader, roepen ze dan. Want ze willen
een kind altijd aan zijn vader of moeder re
lateren."
Tegelijk is er angst voor de mogelijkheden
van de genetica. Mensen vrezen dat grenzen
overschreden worden. Als waakhonden
houden ze u in de gaten?
„Vind ik goed! Laat ze maar komen. Ik heb
een hekel aan mensen die geloven. Aan
mensen die het antwoord weten."
Galjaard vertelt dat hem af en toe verweten
wordt dat hij de mensen, de patiënten, zelf
op grond van hun eigen omstandigheden
hun keuze laat maken.
„Ik ga niet zeggen wat ernstig genoeg is om
een zwangerschap af te breken. Laat het
zwangere paar dat zelf beslissen. Mensen
kiezen echt niet lichtvaardig om een zwan
gerschap af te breken."
- Maar u heeft natuurlijk wel een mening
over de grenzen. Wat mag er niet?
„Wat helemaal niet kan, is kloneren van
mensen. Wat helemaal niet kan is het fuse
ren van vroege embryo's van dieren en men
sen. Wat ook niet kan is experimenteren met
mensen die zelf niet mee kunnen bepalen,
omdat ze of geestelijk gehandicapt of de
ment zijn. Wat niet kan is experimenteel
werken met mensen die in de gevangenis
zitten of in coma liggen."
„Wat naar mijn idee een grensgeval is, maar
waar ik zelf tegen ben, is om DNA voorspel
lende testen te doen voor ziekten - Alzhei
mer bijvoorbeeld - die niet te behandelen
zijn. Ik denk dat de onrust die het brengt op
termijn meer ongeluk dan zekerheden
brengt."
Hij is altijd een voorstander geweest van
prenataal onderzoek bij ernstige aandoe
ningen van de embryo. En hij laat de ouders
gaarne bepalen wat zij ernstig genoeg vin
den. Maar dan nog is de matig voorspellen
de waarde van het onderzoek 'm een doorn
in het oog. Moet je dan mensen meedelen dat
de kans op borstkanker uiteindelijk tachtig
procent is, vraagt Galjaard zich af. Nee,
vindt Galjaard.
Zoals hij ook huiverig is voor genetisch on
derzoek naar intelligentie, naar creativiteit.
Of naar seksuele geaardheid. „Stel dat op
een dag geconstateerd wordt dat een be
paalde genenvolgorde homoseksualiteit bij
mannen brengt, dan vind ik het onaan
vaardbaar om daar prenataal onderzoek
naar te doen. Want dat gebeurt onder het
motto: Wij willen geen homoseksueel kind."
- Het gaat snel met de gentechnologie? Te
snel?
„Te snel om het nog goed te bevatten. Ie
mand zei me: Gaat u nu niet te veel op de
stoel van God zitten? Maar als ik alle proble
men zie. Hoe mensen te vroeg hun geliefde
verliezen, hoe Alzheimer voor de volstrekte
onttakeling van mensen zorgt..Moedertje
lief. Zoveel onopgeloste problemen. Ik zit in
nog geen honderd jaar op de stoel van God."
- Horen we ooit nog van Hans Galjaard?
,Ik ben niet iemand die van de ene op de an
dere dag thuis op zijn stoel gaat zitten. Ik
kan niet eens zitten. Ik zal nog wat advies
werk doen. En ik ga een boek schrijven. 'Ge
zondheid kent geen grenzen', zal het heten."
- En de televisie?
„Alleen als mijn boek uitkomt. Maar niet
meer als deskundige in de genetica. Dat
moeten jonge mensen nu maar doen, Joh,
het is geen gezicht meer. Vroeger had ik
krullend haar. Toen ging het nog wel. Maar
nu..."
Wessel Penning