Agent 327 is geen dag weggeweest Genadeloos grappig portret van Israël PZC Baudolino van Umberto Eco is overdonderend Nieuw stripalbum Martin Lodewijk Tweede roman Alona Kimchi 27 donderdag 3 mei 2001 artin Lodewijk is terug, en, belangrijker: Agent 327 is terug. De striptekenaar maakte tien jaar lang in opdracht reclame, maar kon de geheim agent nooit vergeten. „Eigenlijk is een album een wanproduct." Over de borsten van Olga Lawina en het Assepoestercomplex. Binnen de stripwereld is Mar tin Lodewijk een icoon. Dankzij een indrukwekkende staat van dienst is menig strip liefhebber in het bezit van een van zijn vele albums. Niet alleen tekent en schrijft de 62-jarige striptekenaar al sinds 1956 zijn eigen albums - met name Agent 327 werd een groot succes - ook verzint hij de scenario's vooreen aantal andere tekenaars, zoals voor die van de albums Storm. Nadat Lodewijk in 1975 als me dehoofdredacteur het stripblad Eppo ten doop droeg, ontving hij in 1978 de Stripschapsprijs voor zijn gehele oeuvre. Ook na die tijd produceert de tekenaar regelmatig een strip of script. De afgelopen tien jaar is het echter stil geweest rondom de tekenaar. Al die tijd verscheen er geen nieuw album van zijn hand, Totdat Agent 327 onlangs zijn comeback maakte in het Al gemeen Dagblad: iedere dag be leeft de geheim agent daar een klein stukje avontuur, hetgeen gebundeld heeft geleid tot het langverwachte nieuwe album De Vergeten Bom. Vanwaar toch die lange stilte? „In die periode had ik veel recla- mewerk te doen, waar natuur lijk deadlines aan verbonden waren", zegt Lodewijk. „Dege ne die het hardst schreeuwt, krijgt zijn werk het eerst. En dat was meestal de reclamewereld." Agent 327 moest even plaats maken voor ander werk. Dat 'even' duurde echter maar voort. „Jarenlang heb ik tegen mezelf gezegd: 'vandaag begin nen we weer'. Maar op een gege ven moment geloof je het zelf niet meer. Agent kwam er ge woon niet meer uit." Anderhalf jaar geleden hakte Lodewijk de knoop door. „Als ik het nu niet doe, doe ik het nooit meer, dacht ik. Dus ben ik weer begonnen met Agent 327." Het Algemeen Dagblad maakte ge bruik van die situatie en bood Lodewijk een contract aan. Dat was de redding: eindelijk weer een-deadline die de tekenaar aan het tekenen houdt. „Zonder deadline komt er niets. Dan dénk ik er alleen maar aan, kijk films en lees boeken. Zo verging het me ook in de periode dat er geen Agent 327 ver scheen: hij is geen dag uit mijn hoofd geweest. De hele tijd ben ik ongemerkt bezig geweest met het verzamelen van materiaal. Ik heb Agent dan ook niet ge mist, want ik ben hem nooit kwijt geweest. Ik vind het be denken op zich al leuk genoeg. Het werkelijke scheppen bete ik een voorraadje, maar daar ben ik dan net zo snel weer door heen." Behalve het positieve effect dat een deadline heeft op zijn pro ductie, vindtLodewijk het teke nen van een dagelijks stripje ook leuker. „Via een dagstrip kun je de werkelijkheid becom mentariëren. Ik vond het bij voorbeeld jammer dat ik geen dagstrip had ten tijde van de Olympische Spelen, afgelopen zomer. Dan kun je mooi Inge de Bruijn ergens 'toppiejoppie' la ten zeggen. Ook maken de strip Liefde en Geluk - boven mij in de krant - en ik wel eens verwij zingen naar elkaar; dan ver schijnt er een figuur uit dat ver haal in mijn strip of andersom." Heeft De Vergeten Bom een an der karakter dan zijn voorgan gers doordat het eerst in stukjes in het AD is verschenen „Ik kan het zelf nauwelijks be oordelen, maar ik denk het wel. onmogelijk gemaakt doordat er iedere dag stukjes in de krant verschijnen „Nee. Niet alles wat er in het AD wordt gepubliceerd, komt ook daadwerkelijk in het album. Ik maak wel eens een grapje in de dagstrip dat ik per se wil maken, maar dat het album niet haalt." Als ik van tevoren een heel ver haal zou uitwerken, zou er voor mijzelf geen spanning meer overblijven. En ik wil zelf ook wat van die spanning meekrij gen. Zo werkt het ook met de scenario's die ik voor Dick Ma- tena schrijf, die nu Storm te kent. Het hele verhaal in één keer, dat werkt niet. Dus stuur ik hem vijf tot acht pagina's ver haal tegelijk op." Op die manier blijft het tekenen interessant. „Hoewel", zegt Lo dewijk, „alles wat je langer dan twee uur doet, is werk. Maar als het moment komt dat ik het werkelijk niet leuk meer vind, stop ik ermee. De strip is eerlijk, er komt altijd iets van de schrij ver naar boven. Het wordt dan te overheersend als je het niet leuk meer vindt. Op een be scheiden manier geef je toch iets kent kiezen. En dat is moeilijk. Wel miste ik daardoor het resul taat en de reacties die ik daarop kreeg." Het reclamewerk dat hem de af gelopen jaren van brood op de plank voorzag, ontlokte niet zo veel reacties. Hooguit mensen die Lodewijks stijl goed kennen, konden zijn hand herkennen in verschillende reclames, waar onder de posters van de Flod der-films en de 'Laat de dieren ook eens lachen'-campagne van Ouwehands Dierenpark. Aan de ene kant heeft Lodewijk dan ook spijt van het lange uit blijven van het nieuwe Agent- verhaal. „Er hadden intussen wel veertig albums kunnen ver schijnen. Maar aan de andere kant weet ik dat ik het nu pre cies hetzelfde zou hebben ge daan. Ik kan nu eenmaal niet 'voor de la werken'. Soms maak Het ritme van vertellen is an ders. Je hebt snel de neiging om iets niet te laten liggen, waar door zo'n halve pagina snel te vol wordt. En het moet iedere dag leuk zijn om te lezen." „Als ik begin met een verhaal, heb ik slechts ruwweg een voor stelling van wat er gaat gebeu ren. Natuurlijk weet ik wel on geveer wat zich gaat afspelen en dat er een goede afloop komt. Er moet altijd ergens een 'luikje' zitten, waardoor de afloop van het verhaal mogelijk wordt. Een bevriende striptekenaar kwam eens bij me met zijn handen in het haar, omdat hij geen einde wist te verzinnen aan zijn bijna voltooide verhaal. Toen heb ik twee pagina's terug wat dingen veranderd waardoor er een mooi einde mogelijk werd." Wordt dat soort noodgrepen niet Martin Lodewijk foto Ingrid van Beek/GPD van jezelf en je wereld weg met elk stripje dat je schrijft. Op dit moment heeft de teke naar nog zoveel plezier in wat hij doet, dat De Vergeten Bom beschouwd kan worden als de aftrap van een nieuwe reeks Agent 327. Niet alleen zijn con tract met het AD is daar de oor zaak van, maar ook de ware stripmoraal: „Eén album is geen album." Daarom ziet Lodewijk zich in de toekomst nog vele albums voortbrengen. „Hoewel ik een album zelf eigenlijk een wan product vind. Maar het is toch de manier waarop strips nu ge lezen worden. En we willen nu eenmaal wel graag wat verdie nen." Binnen de bestaande reeks van Agent 327 is er de afgelopen tientallen jaren niet veel veran derd, denkt Lodewijk. Hooguit zijn sommige uiterlijkheden van de stripfiguren wel eens aan wat verandering onderhevig. De oren en voeten van 327 zijn in een aantal albums buitensporig groot, wijst de tekenaar aan. En de borsten van Olga Lawina, een agente die af en toe een rol speelt, blijven ook maar groei en. „Daar kan ik niets aan doen", zegt Lodewijk. „De strip neemt nu eenmaal de macht over. Dan gebeuren er dingen die je eigen lijk niet wilt. In de jaren zeven tig vroeg het sigarenmerk Wil lem II mij om een campagne te tekenen waarin Agent 327 hun producten zou aanprijzen. Ik heb gedaan wat ik kon, maar heb Agent niet aan het roken ge kregen. Ik kan die man wel een sigaret in zijn mond stoppen, maar dan vermoord je zo'n per sonage. Hij rookt nu eenmaal niet. Een paar jaar later werd hij gevraagd voor een antirook campagne. Dat ging dus weer wel." Ondanks zijn jarenlange erva ring blijft Lodewijk bescheiden. „Ik heb een beetje last van het Assepoestercomplex: straks slaat de klok twaalf uur en dan komt iedereen erachter dat het allemaal niets voorstelt. Dat ge voel moet je natuurlijk wel een beetje hebben, dat houdt je kri tisch. Maar na een slechte re censie krijgt het wel eens de overhand. Vooral als ze gelijk hebben." Aafje Brandt Tipico Eco. Het nieuwe boek van de Italiaanse bestseller schrijver Umberto Eco is weer helemaal als zijn eerste werk. Baudolino is spannend, geestig, erudiet en origineel. En af en toe een beetje langdradig. De nieuwe Eco zet niet gemak kelijk in. De schrijver laat zijn verhaal voorafgaan door een in plat middeleeuws geschreven tekst van een kwajongen die net heeft leren schrijven en dat niet doet in het gebruikelijke Latijn, maar in zijn eigen streektaal, hetgeen op dat moment een novum is. Taalvirtuoos Eco kan er meteen lustig op losgaan: 'Selfs toen ic de eerste alamanen in mijnen leven ontmoette die Terdona belegden allemael Tiu- sche ende boeren ende si segden rausz et min got na een halve dag sei ic ooc raus et Maingot ende si seide me Kint soec voor ons ene schoene vrouwe dan doen we fiki fuki het hindert niet of sy het eens is seg ons maer waer si is ende wij houden haer vast.' Talenknobbel En deze tekst gaat zo'n tien bladzijden voort. Het is de kro niek van Baudolino van Galiau- do, een luie maar leergierige knaap met een apostolische ta lenknobbel die in zijn eeuwig mistige streek een verdwaalde ruiter heeft gered, die keizer Frederik Barbarossa blijkt te zijn. Geamuseerd door de ver nuftigheid en de ongebreidelde fantasie van de boerenknaap neemt de keizer hem op als zijn pleegzoon. Het tweede hoofdstuk speelt zich vijftig jaar later af, in Con- stantinopel, het tegenwoordige Istanboel. Baudolino is dan, in 1204, een respectabele man met een avontuurlijk leven achter zich, die in alle hectiek zijn ge schreven levensverhaal is kwijtgeraakt. In het brandende Constan- tinopel, waar 'Latijnen én Graeculi' de stad aan het plun deren zijn en elkaar woest ver moorden, redt Baudolino door een list een Griekse geschied schrijver, Nicetas, uit handen van dolgedraaide, plunderende pelgrims. Aan Nicetas vertelt Baudolino zijn levensverhaal, opdat deze het later voor hem op papier kan zetten. Uiteraard is dat, zoals van Eco verwacht kan worden, een uit zonderlijk veelbewogen leven, waarbij nog komt dat Baudoli no de 'Prins van de Leugen' wordt genoemd: Hij beschikt over een ruime fantasie waar hij vaak en uitbundig gebruik van maakt. Baudolino's taak in het leven is driest te verzinnen en te liegen; die van Nicetas om uit alle verhalen die rondgaan de historische waarheid te distille ren. Houd moed Een enkele keer roept Nicetas Baudolino tot de orde, maar al leen als deze het al te bont maakt. Met een mooie retori sche truc in de richting van de soms verdwaasde lezer merkt de schrijver op dat ook Nicetas af en toe moeite heeft de chronolo gie in het verhaal van Baudolino te volgen, met andere woorden: houd moed, lezer, het is hele maal niet erg als u af en toe de draad kwijt bent. Als zestienjarige, net als Baudo lino verliefd dreigt te worden op Béatrice, de jonge vrouw van de keizer, begint hij een studie aan de universiteit van Parijs waar hij tien jaar lang van alles uit spookt maar nooit afstudeert. Hij doet vrienden voor het leven op, slempt en hoereert, maar verrijkt voornamelijk zijn toch al vlotte geest in een reusachtige bibliotheek die de befaamde bi bliotheek van Alexandrië in de schaduw stelt. Soms, onder invloed van drank en een groene honing die doet hallucineren, fantaseren de vrienden in Parijs een Oosters rijk bij elkaar, elkander over treffend in ongekende fraaiig heden. „Het belangrijkste is om geen fabeltjes te verkopen", zegt uitgerekend Baudolino droogjes; het Oosterse rijk van de priester Johannes is hem in feite heilige ernst. Want als zijn geliefde pleegvader kan samen werken met de priester Johan nes, wiens exaltatische rijk echter nog door niemand is ge vonden, ontstaat er voor de door belegeringen en oorlogen in Eu ropa gekwelde keizer Frederik Barbarossa een onoverwinne lijk nieuw rijk. En kan de keizer de wisselende loyaliteiten van zijn Italiaanse onderdanen aan zijn laars lappen. De roman Baudolino speelt zich op vele plaatsen af, historische en ook mythische. Rustpunt is het gebrandschatte Constan- tinopel waar Baudolino zijn verhaal doet aan Nicetas, ter wijl zij wachten op een ontsnap pingsmogelijkheid. In de be roemde kerk Hagia Sophia verzamelen de rooflustige pel grims een ware kermis aan relie ken, waaronder zeven hoofden van Johannes de Doper. De queeste van de vrienden naar het rijk van Johannes duurt vier jaar en levert bizarre vertelstof op. Knipoogjes Baudolino is een overdonderen de roman, die op gezette tijden ruimte laat voor geestige, meestal ironische knipoogjes waaraan de schrijver zelf onge twijfeld veel plezier heeft be leefd. Als Baudolino bij hoge uitzondering eens een keer de waarheid spreekt krijgt hij een steen naar zijn hoofd: „Dedrang om de mensen tevreden te stel len leidt tot de teloorgang van alle geestelijke bloei", orakelt hij, om vervolgens door een priester gestenigd te worden. In het slothoofdstuk krijgt Ni cetas, de geschiedschrijver, een reprimande van een collega die hem aanraadt de fantasierijke Baudolino uit zijn relaas te schrappen: „Je moet niet den ken dat j ij op deze wereld de eni ge geschiedschrijver bent. Vroeg of laat zal iemand het ver haal vertellen, iemand die nog leugenachtiger is dan Baudoli no." Margot Engelen Umberto EcoBaudolino - Uitgeve rij Bert Bakker, 473 blz., f 55,- Alona Kimchi is een van de meest veelbelo vende jonge schrijvers van Israël. Politiek geëngageerd is ze wel, maar het valt niet op. In plaats van op het slagveld, speelt het dra ma zich af in een huiskamer waar de televi sie altijd aan staat. De bejaarden in de nieuwe roman Huilende Suzanna van Alona Kimchi zijn getrauma tiseerd door de Tweede Wereldoorlog of door een van de oorlogen die volgden. Dat de jongeren in het boek vervolgens dus danig de weg kwijt zijn dat ze amper nog tot iets komen, lijkt daarmee te maken hebben. „Oh je bedoelt dat ze een tweede of derde ge neratie oorlogsslachtoffers zouden zijn, of zo?" Kimchi buigt zich voorover en zegt zachtjes: „Dat verhaal over die derde gene ratie oorlogsslachtoffers dat gebruiken jon geren alleen maar om hun ouders op te fokken." Triomfantelijk laat ze zich weer achterover zakken. Ooit was Kimchi (1964) journaliste. Ze moest schrijven over toneel en show busi ness, maar dat beviel haar helemaal niet. Al haar collega's schreven 's nachts gedichten, of deden een acteursopleiding. „Ik was ja loers en de hele dag depressief. Ik wil niet schrijven over anderen, ik wil het zelf doen." Kimchi ging acteren, zowel op toneel als op televisie, waardoor ze uitgroeide tot een idool voor Israëlische jongeren. Naast het acteren, ging ze schrijven. Bernsteinprijs Voor haar zojuist in vertaling verschenen tweede boek Huilende Suzanna, kreeg ze in 1999 de Bernsteinprijs voor oorspronkelij ke Hebreeuwse literatuur. Maandenlang Prijkte het boek op de toppen van de Israëli sche bestsellerlijsten. Geen wonder. Hui lende Suzanna is een genadeloos grappig portret van de Israëlische maatschappij in het algemeen en van Suzanna Rabin (geen familie), haar moeder en diens vriendin in het bijzonder. Suzanna heeft een probleem- a Kimchi: „Eigenlijk is iedereen in Israël neurotisch, manisch, schizo, depressief of in ieder geval nerveus en agressief." foto Olaf Kraak/GPD bestaat gewoon", zegt Kimchi. „Zo gaat dat in Israël tussen kinderen en hun ouders. Er is altijd wat: Ze houden van elkaar, ze haten elkaar, ouders zijn te beschermend, of niet beschermend genoeg, maar het is altijd ge compliceerd en zelden laten ouders en kin deren elkaar onverschillig. Onverschillig heid is verdacht. Zodra ik merk dat iemand onverschillig tegenover zijn ouders staat, dan ga ik graven naar een drama in het ge zin." Regelmatig krijgen jongere schrijvers als Kimchi voor de voeten geworpen dat ze te weinig politiek geëngageerd zouden zijn. „Er heerst een pragmatische en cynische pje: ze gruwt van alles wat met haar lichaam heeft. Ze komt amper de deur uit en vindt van wie ze heel veel houdt, maar die ze, eer- te maken heeft. Om nog maar te zwijgen van zichzelf een nietsnut die parasiteert op haar lij k gezegd, ook nogal vies vindt. alles wat met andermans lichaam te maken daadkrachtige en nogal aanwezige moeder „Het archetype van de Jiddische memme stemming onder vrijwel alle jongeren. Een stille wanhoop, een soort huisvrouwenwan- hoop eigenlijk. Vroeger was ik veel linkser. De laatste verkiezing kwam rechts aan de macht, maar ik werd er niet eens treurig van. Links of rechts, het zijn toch allemaal generaals. En tja, de eerste die thuiskwam met een vredesakkoord met Egypte, was Be gin en dat was de meest rechtse demagoog die we ooit hebben gehad. De jongere schrij vers zijn minder politiek gericht. We zijn in- dividualistischer. De oudere generatie schrijvers, onder wie bijvoorbeeld Amos Oz, zei dat de Palestijnen recht hebben op een eigen staat. Dat kunnen wij niet meer roepen, want daar zijn zelfs de meest recht se mensen het nu mee eens." Overigens vindt Kimchi dat het onmogelijk is om een boek te schrijven dat in Israël speelt zonder politiek te worden. „Ik schrijf weliswaar over mensen en emoties." Ze steekt haar tong in haar wang. „En restau rants." Het drama speelt zich niet af in de straten van Beiroet of op het slagveld, maar in een huiskamer waar de televisie altijd aan staat. „Ik beschrijf hoe er naar de ver kiezingsuitslag op televisie wordt gekeken alsof het om een match Liverpool tegen Manchester United gaat. Dat zegt iets over de politiek." De televisie is verreweg het belangrijkste apparaat in het gemiddeld Israëlisch huis houden. „Mensen pakken 's morgens de krant en zijn niet in het minst geïnteres seerd in hoeveel jonge soldaten er nu weer zijn omgekomen bij de noordelijke grens, maar in de recensie van het programma waar de dag ervoor iedereen naar heeft ge keken. Het is een escape. Eigenlijk is ieder een in Israël neurotisch, manisch, schizo, depressief of in ieder geval nerveus en agressief. Het wordt steeds erger. Niet vreemd, want we verkeren in een constante staat van burgeroorlog." „Ja, je kunt kunst een escape noemen, maar kunst houdt zich juist bezig met de werke lijkheid. Als het goed is." Ze zwijgt, neemt tevreden glimlachend een trekje van haar sigaret en zegt: „Maar dit is in het verleden wel eens eerder opgemerkt." Bram Hulzebos Alona Kimchi: Huilende Suzanna - Uitgeverij Meulenhof, 283 pag., f 42,50

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 27