Kwaad krijgt een gezicht
PZC
Clown van de schepping
Ik zal uw helderheid verhelpen
Tweede roman van
Glastra van Loon
Grunbergs
loflied op
de mens
Gedichten van
Ilja Leonard Pfeijffer
2!
Koning Oidipous
donderdag 19 april 2001
Karei Glastra van Loon vorig jaar tijdens een signeersessie in Middelburg.
foto Ruben Oreel
e eerste liefde van Talm, de hoofdpersoon uit
Lis a's adem, de nieuwe roman van Karei Glastra
van Loon die vandaag 19 april) wordt
gepresenteerd, loopt rampzalig af. Z'n vriendin lijkt
plotseling van de aardbodem te zijn verdwenen. Na zeven
jaar wordt zijn bestaan nog altijd door de vermissing
beheerst. Wanhopig gaat hij op zoek naar een schuldige.
letterkundige
kroniek
Twee jaar geleden, na zijn
verhalenbundel Vannacht is
de wereld gek geworden en vóór
zijn roman De passievrucht, had
nog vrijwel niemand van Karei
Glastra van Loon (geb. 1962) ge
hoord. Maar zijn eerste roman
Werd een van de grootste literai
re successen van de laatste ja
ren. Dat was verdiend, daaraan
twijfelde niemand. Hij had een
knap en origineel boek geschre
ven. Waarover je wél kon twijfe
len, was hoe het verder zou gaan
met hem. Zoveel weerklank vin
den is natuurlijk heerlijk voor
een beginnende schrijver, maar
ook verschrikkelijk. Het kan je
aanmoedigen maar tevens ver
lammen. Hoe goed moetje twee
de roman niet zijn om de bewon
deraars van zo'n eerste roman
tevreden te stellen?
Lisa's adem, de opvolger, blijkt
goed genoeg te zijn. Het is uiter
aard een heel ander boek dan De
passievrucht, maar de romans
hebben ook veel met elkaar ge
meen. Het draait in beide geval
len om een mysterie. Wie heeft
het kind verwekt van wie de
hoofdpersoon de vader heet te
zijn, was de kwestie die de vori
ge roman beheerste. Pas heel
laat kwam de ontknoping. Waar
is de geliefde van de hoofdper
soon gebleven, is deze keer het
probleem. En het antwoord
blijft nu uit. Alsof Glastra van
Loon wilde benadrukken: denk
niet dat ik een schrijver van sim
pele thrillers ben, het gaat in
mijn proza om andere dingen.
Om dingen als afkomst en va
derschap, ware en verboden
passie, de onmogelijkheid om
onze dierbaren te kennen, hoe
beteugelen we de dreigingen uit
het verleden. En daarbij komt in
de nieuwe roman zeker ook de
vraag van verantwoordelijk
heid en schuld.
Soapseries
Stuk voor stuk thema's die ook
de soapseries beheersen. Maar
ze worden door Glastra van
Loon, in De passievrucht en in
Lisa's adem, op een aanzienlijk
subtielere manier gepresen
teerd dan in zulke alledaagse
producties gebeurt. Wél lijkt hij
van de soaps geleex-d te hebben
dat het van belang is de span
ning er tot het laatste moment in
te houden. In de gemiddelde Ne
derlandse roman worden op de
eerste vijftig bladzijden de lij
nen uitgezet, waarna alles op
voorspelbare wijze wordt afge
wikkeld. Hij zorgt echter tot op
de slotpagina voor nieuwe ver
wikkelingen, verrassende wen
dingen, andere gezichtspunten.
Die worden, anders dan in een
soap, allemaal zorgvuldig voor
bereid. Daarom is het
herlezen van zijn romans een
minstens even groot genoegen
als ze lezen: dan valt pas
op hoe gewiekst ze in elkaar zijn
gezet.
Dit is zeker niet de enige kwali
teit van deze boeken. De passie
vrucht viel op door de humor,
vooral te proeven in de weten
schappelijke bespiegelingen
over seksualiteit. Deze tweede
roman is rijk aan poëzie. Watui-
teraai'd past bij het gegeven: wie
wordt er niet dichterlijk als hij
gaat schrijven over jeugdliefde?
In het boek beleeft de schooljon
gen Talm, zo noemt hij zichzelf
andere omstandigheden. Zelfs
wanneer Talm in de goot is be
land en de nacht in een drukke
slaapzaal van het Leger des
Heils doorbrengt. We krijgen
dan te lezen: 'Hij verzint woor
den bij de geluiden die hij hoort,
zodat hij niet aan andere dingen
hoeft te denken. Knargen.
Zwoeien. Gedrins en zemelze
ven. Lig niet zo te kroepenJe
flastert in je slaap. Het buikbe
daren en darmverlasten. De
speekselsmek. De schuurwind.'
Zelfs Willem Brakman had het
niet zo grillig-sierlijk kunnen
opschrijven. Heel anders dan in
het werk van die schrijver ge
beurt er in Lisa's adem veel. In
nog geen tweehonderdveertig
bladzijden wordt Talm van een
tenminste, zijn eerste grote lief
de. Die geldt Lisa, een meisje dat
bij hem op school zit. Achteraf
blijkt de onbevangenheid van
haar kant bedrog. Maar dat doet
niets af aan de bevlogenheid
van de passages waarin zij el
kaar en hun lichamen ontdek
ken: 'Het knikje in haar kleine
teen. De smaak van nagel. De
lijn van haar kuit, die hij volgt
met zijn vinger, met het puntje
van zijn tong. De kuiltjes in de
binnenkant van haar knieën,
waar het ruikt naar warm wa
ter.'
Van Loon gebruikt zijn poëti
sche pen overigens ook in heel
schooljongen een verlopen
zweiver, iemand die niet meer
aan de toekomst denkt maar
zich slechts met het verleden be
zighoudt.
Zijn eerste liefde is meteen zijn
laatste liefde. Wat is er met Lisa
gebeurd? Met moeite heeft hij
enige informatie bijeenge
sprokkeld: ze verdween toen ze
met haar moeder Sophie en haar
stiefvader Sebastiaan op va
kantie was. Hij probeert aan
vankelijk te vergeten, gaat in
een andere stad wonen, maar hij
kan niet ontsnappen aan Lisa's
adem. Ze doemt op in zijn dro
men en ze lijkt overdag te ver
In 1511 verscheen Erasmus'
Lof der Zotheid. In 2001
wordt het werk nog altijd gele
zen en geprezen. De dwaasheid -
die altijd en overal over de men
sen heerst - verkondigt in het
boek haar eigen lof. Moeten we
dit loflied serieus nemen, is het
helemaal ironisch bedoeld, of
ligt de waarheid ergens in het
midden? Dezelfde dubbelzin
nigheid kenmerkt De Mensheid
zij geprezen, het essay van Ar-
non Grimberg dat vandaag (19
april) verschijnt.
In zijnromans maakte de schrij
ver (geb19 71op laconieke toon
duidelijk dat de mens er treurig
aan toe is. Wij zijn, afgaande op
z'n boeken, de gevangenen van
loze beloften, valse idealen,
misplaatste gevoeligheden. Dat
beeld van het mensdom wordt in
dit nieuwe werk verdiept en ge
nuanceerd. Zijn romans worden
van een theoretische achter
grond voorzien.
De mens is slecht, zo leren ons de
grootste schrijvers. Grunberg
komt nu vertellen dat de mens
zo slecht nog niet is. De vraag is
of hij óók meent wat hij zegt.
Net als Erasmus in Lof der Zot
heid, lijkt hij zich tussen ernst
en spot te bewegen. Waarachti
ge satire: zo paradoxaal laten
beide geschriften zich nog het
best karakteriseren. Grunbergs
loflied klinkt op sommige mo
menten zeer oprecht, bijvoor
beeld als hij onze nietigheid en
onbeduidendheid bezingt:
„Niemand heeft zijn nietigheid
mooier aangekleed dan de
mens. Er is niet veel mooiers op
deze wereld te vinden dan de ve
ren van de nietigheid waarmee
mijn cliënt zich heeft getooid".
De term 'mijn cliënt' wordt ge
bruikt omdat De Mensheid zij
geprezen is opgezet als een plei
dooi voor een rechtbank. Het
woord wordt gevoerd door een
enigszins duistere advocaat. De
advocaat van de duivel, zullen
de aanklagers van de mensheid
zeggen. Of wie weet spreekt de
duivel zelf. Hij beweert: „Men
heeft over mij bijna net zoveel
kwaad gesproken als over mijn
cliënt. Men heeft mij allerlei na
men gegeven en. mij verant
woordelijk gesteld voor talloze
rampen. Alleen al daarom wilde
ik zijn verdediging op mij ne
men. De mens en ik, we zijn alle
bei verdoemd, nagewezen, uit
gejouwd en vervolgd"
De advocaat probeert alles wat
de beroemde getuigen beweer
den - sommigen waren zelfs zo
ij del hun Nobelprijs mee te ne
men - te ontzenuwen. Maar
Arnon Grunberg
soms valt te betwijfelen of hij
zelf in zijn pleidooi gelooft. Zo
vermoed je sarcasme van hoi
bitterste soort achter zijn woor
den dat de mens "er alles aai
heeft gedaan de oorlogen steeds
liefdevoller en humaner te ma
ken. Werd er langgeleden nog
met knuppels en blote handen
gevochten, later kwam er ge-
avanceerder apparatuur voorin
de plaats". Hij gaat zo ver aller
lei waarden om te draaien. Ne-
crofilie ziet hij als 'de vorm vac
seks die ethisch superieur is aan
alle vormen'.
Waarmee in elk geval de betrek
kelijkheid van de ethiek wordt
gedemonstreerd. Het menselijk
geweten is volgens dit pleido,!
niet veel meer dan 'een fh'ke
dosis vooroordeel en een raai'li
ter onwetendheid'. AR de mens
al slecht zou zijn. valt hem
dit niet aan te cfcenen. Hij heeft
zichzelf nie' slecht gemaakt, zo
is hij geslapen. De wereld zou
slechts een poppenkast voor
vervelde goden zijn, de mens is
de clown van de schepping. Hi)
wordt gefopt met allerlei illu
sies. Die worden door deze ad
vocaat genadeloos doorgeprikt
Hoop is naar zijn zeggen een 've
nijnig misbaksel' waardoor je je
ondergang tegemoet rent.
Het merkwaardige aan Eras
mus' boek was dat juist de
dwaasheid zulke diepzinnige
dingen beweert. Het vreemde
aan het essay van Grunberg is
dat uitgerekend een nihilist zo'n
gedreven boodschap heeft.
„Geen ding is geweldiger dan de
mens", beweerde de Griekse
tragedieschrijver Sofokles
Erasmus zei het hem voorzich
tig na en Grunberg herhaalt het
nog voorzichtiger in dit werk
met de ondertitel 'Lof der Zot
heid 2001'. Zou het in het jaar
2491 nog gelezen en geprezen
worden?
H.W.
Arnon Grunberg: De Mensheid zij
geprezen. Lof der Zotheid 2001
Uitgeverij Querido, 130 pag.l I
29,95. Het boek wordt morgen I
(vrijdag) op de Erasmus Universiteit
in Rotterdam gepresenteerd.
schijnen: „Een woord gefluis
terd in zijn oor, een hand met
zachte dwang op zijn schouder -
kijk om! kijk om!" Na zeven jaar
besluit hij op zoek te gaan naar
de waarheid over het meisje dat
zijn lichaam had afgetast 'zoals
een blinde een brailleboek
leest'. Of eigenlijk zoekt hij niet
naar de waarheid, maar naar
een zondebok. Hij wreekt zich
op even gruwelijke als nutteloze
wijze.
Talm heeft vroeger naar Lisa's
onthutsende verhalen geluis
terd. Nu krijgt hij de versies van
Sophie en Sebastiaan te horen.
Waarom is zijn meisje verdwe
nen? Er komt geen zekerheid,
maar hij vermoedt dat het te
maken heeft met wat er tussen
haar en Sebastiaan is voorge
vallen: die speelde niet alleen de
rol van liefhebbende vader,
maar werd ook haar minnaar. In
een ver verleden is zij eveneens
door haar grootvader mis
bruikt.
Niets is puurder dan eerste lief
de. Maar op deze eerste liefde
rust een fatale smet. Het veront
rustende aan de roman is dat het
allemaal niet valt te scheiden:
zuiverheid en smerigheid,
verheven en lage gevoelens,
waarheid en leugens. Zelfs
schuldigen en slachtoffers zijn
nauwelijks uit elkaar te houden.
In elk geval heeft Sebastiaan
gelijk als hij zegt: „Het kwaad
heeft een gezicht. Het enige dat
je nodig hebt om het te zien, is
een spiegel." Met Lisa's adem
maakt Glastra van Loon aan al
le eventuele twijfels een eind:
alleen grote schrijvers durven je
in die spiegel te laten kijken.
Hans Warren
Karei Glastra van Loon: Lisa's adem
- Uitgeverij L.J. Veen, 240 pag.,
f32,90.
proza
Kader AbdolahEen tuin in de
zee (De Geus, 218 blz., geb.,
35,25). Sinds 1995 heeft Kader
Abdolah (Iran, 1954) een co
lumn in De Volkskrant, waarin
hij op eigen wijze over het leven
in Nederland vertelt. Voor Een
tuin in de zee maakte hij een se
lectie van de beste verhalen van
het afgelopen jaar. De bundel
verschijnt op 24 april.
Fleur BourgonjeAraya (Atlas,
104 blz., geb., ƒ34,90). Een
vrouw verstrikt in het web van
haar herinneringen. Nieuwe
verhalen.
Youp van 't Hek: 166 x Youp
(Thomas Rap, 520 blz., 25,-).
De beste columns die Youp van
't Hek de afgelopen jaar voor
NRC Handelsblad schreef, ver
zameld.
Ton van Reen, red.: Oorlog. 63
schrijvers over oorlog en vrede
(De Geus, 400 blz., ƒ33,05).
Oorlog, met name cle Tweede
Wereldoorlog, is een van de be
langrijkste inspiratiebronnen
geweest voor de Nederlandse li
teratuur van de afgelopen halve
eeuw. Op initiatief van het Na
tionaal Oorlogs- en Verzetsmu
seum zijn gedichten en proza
teksten verzameld waarin de
oorlog op de een of andere ma
nier een rol speelt. Sommige
schrijvers leverden een preg
nant verhaal of gedicht uit hun
oeuvre. Anderen schreven spe
ciaal voor deze bundel nieuw
werk. De bundel verschijnt op 4
mei.
Jef Aerts: Vertezucht (Bezige
Bij/Manteau, 255 blz., geb.,
42,90). De nieuwe roman van
Jef Aerts, die in 1999 debuteer
de met Haeren Majesteit, is een
boek vol leugens en vragen,
waarin bizarre personages ver
strengeld raken in een kluwen
van extreme verlangens,
machtshonger en liefdespijn.
Jannéke Jonkman: Soms mis je
me nooit (Bert Bakker, 220 blz.,
ƒ31,95). Max ontmoet zoveel
mogelijk meisjes maar is eigen
lijk het liefst alleen. Het enige
meisje dat hem nooit verveelt is
Kaneel. Maar aan haar denkt hij
niet meer. De werelden van Ka
neel en Max lijken niets met el
kaar gemeen te hebben, maar
toch gaan ze steeds meer door
elkaar heen lopen. Debuutro
man over liefde en verlies. Jan-
neke Jonkman (1978) is redac
teur van het literaire tijdschrift
Nymph.
poëzie
Hans Tentije: Verloren speel
goed (De Harmonie, 50 blz.,
32,50). In de nieuwe dichtbun
del van Hans Tentije spelen de
herinneringen aan het speel
goed dat je ooit bezat als kind
een belangrijke rol. Het verlore
ne blijkt, althans voor de duur
van het gedicht, toch nog te
kunnen worden teruggeroepen.
L.F. Rosen: Brandhaarden (G.A.
van Oorschot, 60 blz., 27,55).
Nieuwe gedichten. L.F. Rosen
debuteerde in 1994 met Adel.
Daarop volgden Al dit aardsch
geluk (1995) en Onhandig hart
(1998).
Peter van Lier: Links rechts.
Twee wandelingen (G.A. van
Oorschot, 211 blz., 35,25). Van
Lier debuteerde in 1995 als
dichter met de bundel Miniem
gebaar, dat werd bekroond met
de Prijs van de Vlaamse Gids.
Voor zijn volgende bundel Ge
groet o.. (1998) ontving hij de
Jan Campertprijs. De held van
Twee wandelingen is een jonge
ling die de wereld om zich heen
als absurd en verbijsterend er
vaart. Door lange wandeltoch
ten te ondernemen hoopt hij let
terlijk de allesoverheersende
gedachten aan doem en droefe
nis te ontlopen. De vertragende
stijl waarin Links, rechts ge
schreven is, drukt het meest
adequaat de onzekerheid en
aarzeling in het voelen en den
ken van de jongeling uit.
Th. van Os: Penseeldier. Een
passie (De Arbeiderspers, 95
blz., 34,95). Liefde en lust zijn
nooit ver weg in het werk van
Th. van Os. Ook in de nieuwe
bundel Penseeldier gaan 'de
passiekapellen' wijd open. Th,
van Os publiceerde eerder twee
dichtbundels: Beurtzang (1996)
en Berliner Lullaby (1997) en de
roman Zonde van begeerte
(2000).
vertaald
Arto Paasilinna: De huilende
molenaar (Wereldbibliotheek
223 blz., geb., 37,50, vertaald
door Annemarie Raas). Arto
Paasilinna (1942) is een van de
populairste schrijvers van Fin
land. In 1975 brak hij door me!
de inmiddels verfilmde roman
Haas.
De huilende molenaar is het
verhaal van een hechte gemeen
schap die zich tot het uiterste
verzet tegen de aanwezigheid
van een eenling die 'anders' is.
Hij moet uit hun midden ver
dwijnen koste wat het kost.
Het is een oude strijd in de poëzie:
de strijd tussen verstaanbare en
onverstaanbare dichters, tussen hel
dere en duistere poëten. Eind vorig
jaar werd de strijdbijl weer eens op
gegraven. Doorllja Leonard Pfeijffer
(geb.1968) die in 1998 opvallend de
buteerde met de bundel Van de vier
kante man. In het tijdschrift Bzzlle-
tin schreef hij een belangwekkend
essay tegen de begrijpelijke poëzie.
Hij wenste zijn tegenstanders 'een
goede gezondheid en een onbezorgde
oude dag' toe. Maar met hun opvat
ting dat verstaanbare poëzie beter is
dan moeilijke poëzie zouden ze vol
komen fout zitten.
Zijn sterkste argument: de werke
lijkheid is complex, begrijpelijke
poëzie biedt daarom een vals beeld.
„Mensen denken honderd hele en
halve gedachten, gevoelens, angsten,
grappen, verwonderingen en herin
neringen tegelijk", betoogde hij. Al
leen ingewikkelde poëzie kan dat
weerspiegelen. Of eventueel onbe
grijpelijke poëzie, want waarom zou
een gedicht 'ergens' over moeten
gaan? Hij bepleitte gevaarlijke dicht
kunst, dan moet je 'als een profeet
orakels balken in de taal van enge
len'. U had het al begrepen: dit streeft
hij ook na in zijn eigen werk, in de pas
verschenen bundel Het glimpen van
de welkwiek om te beginnen. Zo'n ti
tel maakt meteen duidelijk dat een
dichter zich, als het aan Pfeijffer ligt,
niet van alledaagse woorden hoeft te
bedienen. Hij mag de taal desge
wenst geheel naar zijn hand zetten,
wat tot ondoorgrondelijke regels kan
lijk, waar het op staat. In 'Academia'
bijvoorbeeld waarin hij het heden
daagse universitaire klimaat hekelt:
„tl-verlichte multimedia collegeza
len/ waar vijftienhonderd studie
punt accountants/ in het tempo van
hun beurs bindend wordt geadvi
seerd/ hun managersvariant in vier
keer veertig weken af te ronden".
Maar ook de programmatische ge-
Ilja Leonard Pfeijffer
Roeland Fossen
leiden als: „plenguta lainomijn zaai
landmet zeevanuw liefde/ wil-
stroomals sneeuwsmeltin uotalaina/
stroomnuïn stromenen lossube
vrijd".
Overigens valt het vaak tegen, of
juist mee, met zijn onbegrijpelijk
heid. Hij zegt in de meeste gedichten
duidelijk, misschien zelfs al te duide
dichten waarin hij onverstaanbaar
heid bepleit, klinken verrassend ver
staanbaar. „Puistig provoceren op
een popi podium is geen poëzie"zegt
hij in regels die het op een podium
voortreffelijk zouden doen. In dit
zelfde gedicht 'Vuurvogel' bena
drukt hij: „Poëzie is geen verstaan
baar verslag in eenvoud ingediend".
Wat is poëzie dan volgens hem wél?
„Poëzie is mens de dansende wereld
dromen en pijnlij k leven zingen/ in de
taal van mensen/.poëzie is mens".
Dat wordt waargemaakt in Het glim
pen van de welkiuiek, een bundel
waarvan de veelvormigheid mis
schien de aantrekkelijkste kwaliteit
is. Hij kan virtuoze sonnetten schrij
ven én vormloze litanieën. Hij ver
bindt moeiteloos het klassieke met
het eigentijdse, zie het hierbij afge
drukte 'Koning Oidipous'. Hij ver
wijst naar zeer uiteenlopende litera
tuur: naar Ter Balkt, naar Japanse
poëzie en naar alles wat daar tussen
in zit. Hij laat graag zien dat hij niet
van de straat is én bezigt gretig de
taal van de straat. De banaalste ver
gelijking wordt niet geschuwd en de
platste uitdrukking niet gemeden:
"Boem raak die hoer kan aardig
tremmen".
Poëzie als een aanstekelijke potpour
ri, dat is de indruk die deze bundel
nalaat. „Ik zal uw helderheid verhel
pen", wordt aangekondigd in het
eerste gedicht. Dat is misschien
schrikken voor wie aan de kant van
de verstaanbare dichters staat. Maar
Pfeijffer laat zien dat hermetisch
geen ander woord voor saai, wereld
vreemd en schraal hoeft te zijn. De
oude strijd is nog nooit met zulke vro
lijke middelen gevoerd.
H.W.j
Ilja Leonard Pfeijffer: Het glimpen van d>:
welkwiek - Uitgeverij De Arbeiderspers.
108 pag., f 34,95.
van sfinx naar sfinx van rentoki]
tot hokatex schud ik mijn dagen
uit en wat ook weer de vragen
waren geen idee maar heel
heel veel plat geantwoord sure
ik toeter ieders favorieten
en mijn 3d-bril is voor tieten
ik ouwehoer en koekeloer
en daar godbetert over dichten
alsof ik met een koekoeksveer
mijn platte blik kon fluisteren
de vraag is mijn geblaas verlichten
ik kan denk ik maar beter weer
naar mij gezeik gaan luisteren