Eigenheid op het doek Greenaway maakt van de Middeleeuwen een ervaring 27 Sir Stanley Spencer in Tate Britain Sir Stanley Spencer (1891-1959) wordt zeker in Engeland als de grootste Britse schilder van de vorige eeuw gezien. Nooit van Stanley Spencer gehoord? Dat kan kloppen want lange tijd was Spencer slechts bekend in eigen land. En dan vooral als de excentrieke ling, de dorpsgek zo men wil, wiens werk in een herkenbare figuratieve stijl een typisch En gelse plattelandssfeer zou ade men met een theepot hier, een achtertuintje daar en ook nog korenschoven. En natuurlijk met Jezus aan het kruis en meni ge wederopstanding, want de schilder was het christelijke ge loof in God zeer toegenegen. Spencers bekendheid was in ie der geval zodanig dat hij kort voor zijn dood nog in de adel stand werd verheven, zodat hij als Sir Stanley ten grave werd gedragen. Buiten Groot-Brit- tannië had hij geen waarlijk grote naam. Geheel onbekend en onbemind was hij er overi gens ook niet. Zo kocht het stedelijk Museum in Amsterdam in 1936 een zelf portret van de kunstenaar. Na zijn dood leek Spencer uit de kunstgeschiedenis te zijn weg geschreven. De spraak- en smaakmakende kunstelite in de jaren zestig en de jaren zeventig moest niets van hem hebben. Modernisnie.was.toen het. tover.-- - woord en Spencers werk werd weggezet als provinciaal, religi eus en - ook al zo'n vies woord - figuratief. In Tate hing in die ja ren nog slechts één werk van hem: aan de muur van het trap penhuis naar de toiletten. In de afgelopen decennia heeft de kunstzinnige goegemeente, en niet alleen die in Groot-Brit- tannië, hem zo stilaan heront dekt. En ditmaal niet als de zonderlinge provinciaal uit Co- okham; tegenwoordig wordt zijn naam in één adem genoemd met andere figuratieve kunste donderdag 19 april 2001 ultuurtoeristen bezoeken massaal het vorig jaar in een oude elektriciteitscentrale geopende museum voor moderne kunst Tate Modem in Londen. Tate Britain, een andere loot aan de Tate-boom, mét louter Britse beeldende kunst, heeft beduidend minder aanloop. Daar is een goede reden voor, want Groot-Brittannië heeft in de loop der geschiedenis beduidend meer memorabele schrijvers en muzikanten/componisten voortgebracht dan schilders en beeldhouwers. Op het ogenblik is een bezoekje aan Tate Britain echter wel degelijk de moeite waard. Want tot eind juni hangen in een overzichtstentoonstelling in Tate Britain zo'n honderd werken van Stanley Spencer (1891- 1959). naars als Edward Hopper, Otto Dix, Max Beckmann en Bal- .thus.Jn.zijn.vaderland-gelclLhij voor menigeen als de grootste Blitse schilder van de vorige eeuw. Het is - voor wie de tentoonstel ling in Tate Britain heeft gezien - in ieder geval onbegrijpelijk dat ooit van Spencer het beeld is opgehangen dat hij een schilder van en voor het plattelandse 'middle England' zou zijn. Er hangen op de expositie inder daad een paar kundig geschil derde lieflijke landschapjes en stillevens. En enkele van zijn mystieke en bijbelse taferelen zouden niet misstaan aan de muur van de Queens Inn of de Kings Inn, tussen de geweien en de opgezette vossen en herten. Maar van een vermeende bur- germansydille is verder geen spoor te ontdekken. Dat blijkt al uit een aantal afstotelijk vlese lijke en bijna pornografische naakten (uit de jaren dertig!). Het is bovenal de volstrekte ei genzinnigheid en de intensiteit waarmee Spencer er in verschil lende stijlen in slaagde zijn ob sessies op het doek vorm te Tegenwoordig wordt Spencers naam in één adem genoemd met andere figuratieve kunstenaars als Edward Hopper, Otto Dix, Max Beckmann en Balthus. geven, die hem verre doen uit stijgen boven elke middelmaat. Seks, God en een verfkwast is in drie woorden het verhaal van Stanley Spencer. En Cookham natuurlijk, het dorpje aan de Theems waar hij zo'n gelukkige jeugd had gehad en waar hij la ter in zijn leven steeds weer naar terugkeerde, op zoek naar het verloren paradijs. Het dorp vormde het decor voor veel van zijn werk. „Ik heb geen behoefte aan een grotere wereld", verklaarde hij ooit. De plaatselijke vuilnisman kon in Spencers werk als heilige fungeren, afval als relikwie en de Dag des Oordeels vond me nigmaal in Cookham plaats, even gewoon als Belcampo's apocalyps in het Overijsselse Rijssen. Waarom schilderde Spencer de kruisiging van Jezus Christus in Cookham High Street? „Jezus wordt elke dag gekruisigd in Cookham High Street", was zijn antwoord. Wie het verhaal van Spencers werk wil vertellen, komt niet om zijn leven heen. Het was het bi zarre leven van een man die vol gens de verhalen zo egocen trisch was, dat hij, net als een kind, amper verschil maakte tussen zijn wereld en de wereld. Een van zijn dochters: „Als va der schilderde was hij intens aan het schilderen. Als vader af waste, was hij intens aan het af wassen." Zijn werk is bij uitstek autobiografisch. Intens gelukkig was zijn jeugd in Cookham, als achtste kind van Anna en William Spencer, een belezen kerkorganist en pianoleraar. Zijn lagere school opleiding kreeg hij van zijn ou dere zussen, die aan huis een schooltje bestierden. Op de kunstacademie in Londen werd hij 'Cookham' genoemd omdat hij elke dag op en neer reisde naar huis, naar Cookham. In veel van zijn - religieuze - schil derwerk, weerspiegelde zich de serene rust waarin zijn leven zich toen leek af te spelen. Pas tijdens de Eerste Wereld oorlog in 1916 verloor hij dit pa radijs, toen hij als hospik in het Engelse leger naar Macedonië werd gestuurd. De rust in zijn werk en zijn leven maakten toen voorgoed plaats voor turbulen tie. In 1925 trouwde hij met de schilderes Hilda Carline, die uiteindelijk de liefde van zijn le ven bleek. Zij schreven elkaar ellenlange brieven die ze vervol gens aan elkaar voorlazen. Daar bleef het niet bij want bij Hilda - hij was toen al rond de dertig - ontdekte hij ook de geneugten van de lichamelijke liefde. Sterker: het verrichten van de liefdesdaad werd voor Spencer een panacee voor alle onvolko menheden in het leven en een orgasme beschouwde hij zo'n beetje als een ontmoeting met God. Anders gezegd: Spencer raakte verslaafd aan seks, en proclameerde de vrije liefde. Zijn vrouw, die ook nog twee kinderen moest opvoeden, was minder enthousiast en Spencer raakte geobsedeerd door Patri cia Preece, een lesbische vrouw uit Cookham die als model voor hem fungeerde. Spencer schil derde haar menigmaal in heel haar afstotelijke naaktheid, de vleselijkheid ervan houdt het midden tussen pornografie en de slagerij. Preece, die een rotwijf moet zijn geweest, kleedde de naïeve Spencer let terlijk en figuurlijk uit - Spen cer maakte zelfs zijn huis aan haar over - alvorens ze hem bij het vuil zette. De schilder die daarvoor nog ge probeerd had met zowel Hilda als Patricia een soort driehoeks verhouding te onderhouden, had nu niemand meer over. Hij trok zich, arm, terug in Londen waar hij zijn 'Christ in the Wil- demess'-serie schilderde. Na een poosje keerde hij terug naar Cookham en probeerde hij het contact met Hilda te herstellen. Hilda stortte in 1942 geestelijk in en beldndde in een psychia trische inrichting. Spencer be zocht haar daar frequent en las haar de talloze brieven voor die hij haar bleef schrijven, tot ver na haar dood in 1950. Schilde ren bleef hij natuurlijk ook. Tot zijn dood in 1959 kon men hem nog geregeld door Cookham zien lopen. Met een kinderwa gen, waarin hij zijn verf en zijn kwasten vervoerde. Harm Harkema Overzichtstentoonstelling Stanley SpencerTate Britain, Millbank, Londen. Telefoon: 0044 20 7887 8888. Dagelijks van 10-17.40 uur. Tot 24 juni. De moeite waard is ook een bezoek aan Cookham, enkele tientallen kilometers ten ivesten van Londen, vlak bij Maidenhead. Er kan geioandeld worden langs Spen cerplekjes en er is een Stanley Spen cer Gallery. Dagelijks geopend van 10.30-17uur. Tel: 00441028 471885. De benedenruimte van het Mendinipa- viljoen in het Groninger Museum is in een middeleeuwse hel veranderd. En in een middeleeuwse hemel. Althans, de Middel eeuwen in het Noorden zoals cineast Peter Greenaway zich die voorstelt. Alleen de geur van zwavel en ambrozijn ontbreken, verder is alles aanwezig als in een barokke film. Maar de dood is van alle tijden. En die vormt het centrum van de spectaculaire tentoonstelling Hel en Hemel. De Middel eeuwen in het Noorden. Een bezoek aan de tentoonstelling Hel en Hemel. De Middeleeuwen in het Noorden is als een wandeling door een film van Peter Greenaway. Je voelt je een van zijn acteurs zoals die bijvoorbeeld in zijn films Pros- pero's Book en The Pillow Book rondliepen. Op sommige plekken op de expositie klinkt het gezang van nonnen, terwijl je tussen vi trines met oude boeken en kloosterresten en door roestwandige gangen loopt, van de ene sfeer in de andere. Je hoort water druppe len, ergens begint het zwaar te rommelen, orgelgeluiden, donderslagen, onweer. In een volgende zaal met zeven grote bak ken spuit en borrelt het water vervaarlijk omhoog, als afkomstig uit de onderwereld. Het sist, lampen gloeien aan en uit, op een hoge wand wordt loeiend vuur geprojec teerd, gevolgd door kletterend water en be dekt met vurige, Middeleeuwse letters. Daarop verschijnt een schrijvende pen, als of God hier ter plekke de Heilige schrift kal ligrafeert. We passeren Mariabeelden, Christusfigu ren, rozenkransen, kandelaren, doopvon ten, retabels, reliekschrijnen en miskelken. Die maken duidelijk: dit is het verhaal van katholiek Noord-Nederland, tussen 1100 en 1550. Want alle schatten, kerkelijke ge bruiksvoorwerpen, verluchte boeken, bril len en muntstukken, zijn afkomstig uit het gebied aan de Waddenzee, een door men Het dagboek van abt Emo van Huizinge van het Aduarder klooster uit de dertiende eeuw. De zaal des Doods ligt centraal op de rondgang van hel naar hemel. senhanden gevormd gebied met overstro mingen en hongersnoden, waar Fries de voertaal was, ook in Groningen. Als je beseft dat alles op deze tentoonstel ling uit de directe omgeving afkomstig is, kijk je met des temeer ontzag naar de schoonheid van deze voorwerpen. Inder daad, grote schilderstukken hoeven we niet te verwachten. De tentoonstelling zelf is het beeld. De Middeleeuwen zijn er niet zicht baar op geschilderde panelen, maar tast baar in een mise-en-scène die de ene keer aan een spookhuis, vervolgens aan een film set en vooral aan een grotesk theater doet denken. En wat de artefacten, de Middel eeuwse voorwerpen, betreft gaat het om iets veel uniekers dat het zoveelste drieluik van kruisafneming, wederopstanding of hemel vaart. Het centrale voorwerp van deze ten toonstelling, het uitgangspunt en de basis voor een vervolgtentoonstelling over het klooster van Aduardis het dagboek van abt Emo van Huizinge van het Aduarder kloos ter uit de dertiende eeuw, een enorm boek dat in het Latijn geschreven in de trapzaal van het museum is te vinden. Het boek zelf ligt in een vitrine, maar op de kerkhoge zij wanden van de trapzaal hangen van boven naar beneden alle bladzijden gekopieerd, terwijl een ingenieus projectiesysteem er voor zorgt dat delen er uit op de wand wor den geprojecteerd. Daarop wordt het voort durende ontstaan van het kalligrafisch handsel rift van het dagboek gedemon streerd, alsof we dat Emo zelf zien doen. Dat klooster van Aduard was indertijd het belangrijkste klooster boven de lijn Parijs- Reims. En dat dagboek, in een ongewoon persoonlijke en emotionele stijl geschreven, is het vertrekpunt van de tentoonstelling, de emotionele basiszou j e kunnen zeggen .Dat boek, net als alle andere boeken en middel eeuwse voorwerpen - en niet te vergeten de vierhonderd skeletten uit het museumdepot die de centrale zaal des Doods vullen op on ze rondgang van hel naar hemel - moest ver volgens spannend worden omkleed en ge presenteerd. Dat moest op een eigentijdse manier gebeu ren, waarbij de voorwerpen zelf alle recht en eer zou worden aangedaan. Vo t de hele ex positie werd gezocht naar een balans tussen voorwerpen en presentatie, en het ziet er na een paar keer kijken naar uit dat dat gelukt is. Er is gezocht naar een evenwicht in het tonen van middeleeuwse voorwerpen en het voelbaar maken van de emoties die bij die voorwerpen hebben behoord. Want dat is waar het in Hel en Hemel om draait, niet al leen om de Middeleeuwen - noodgedwon gen fragmentarisch - te laten zien, maar vooral te laten voelen, te doen ervaren. Op dat moment komt de inbreng van film maker Peter Greenaway The Draughts man's Contract, The Cook, The Thief, His Wife And Her Lover, Prospero's Book) aan de orde. Wat hij heeft gedaan is een exposi tie maken als een driedimensionale film, als een virtuele rondgang door een stukje van de geschiedenis van het Noorden. Daarin komt opnieuw zijn fascinatie voor de dood en voor geschiedenis aan bod, voor de ba rokke theatraliteit van het katholieke leven en zijn behoefte steeds weer door te dringen in de geheimen van leven en dood, al was het maar om de veronderstelde systematiek er van van alle kanten te onderzoeken. Waar bij letters en getallen een grote rol spelen. Hel en Hemel speelden een cruciale rol in de denk-, gevoels- en vooral belevingswereld van de Middeleeuwse mens, ook in het Noorden. De dood was overal aanwezig, in ziekten, misoogst, hongersnood, overstro mingen, onweersbuien en stormen of in de vele oorlogen, om de epidemieën niet te ver geten. Wat zo'n epidemie betekende, zien we in onze eigen tijd terug nu er buiten het Groninger Museum een ware Middeleeuwse Koeien Ziekte rondwaart. Daarbij moeten we bedenken dat de beelden die we nu zien van het ruimen van zieke koeien, de massa graven van het vee, dat die in de Middeleeu wen mensen betroffen. Rondlopend op de tentoonstelling van hel naar hemel moeten we constateren dat het wandelen onder een rood geschilderd kerk gewelf een stuk minder spectaculair is dan het verdwaasd rondlopen in de doolhof van de hel aan het begin, dat begint met een vi trine vol schedels van hellehonden. Eén ding is zeker, in de Middeleeuwen en van daag de dag, of we nu geloven in een hel, een hemel of in ons zelf, de dood is een realiteit. Ook dat is tegelijkertijd een levenslange dreiging en een troost. Eric Bos Expositie: Hel en Hemel. De Middeleeuwen in het Noorden-Groninger Museum, Groningen. Open: di t/m zo 10-17 uur. T/m 2 september. Catalogus Hel en Hemel. De Middeleeuwen in het Noorden, 235 pag., f 37,50, Groninger Museum Groni igen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 27