Laag tij zonder vaste bodem PZC Aardappelrot heeft Ierland getekend Jongeren maken de taal van morgen 31 Yvonne Né Sneeuwwitte bloem donderdag 12 april 2001 De wereld achter een Zeeuws gedicht. Dat is het thema van de serie gesprekken, die elke twee gieken in de bijlage Kunst Cultuur wordt gepubliceerd, lou Vleugelhof kiest samen met de dichter een gedicht. Een ge dicht dat zijn wortels in Zeeland en zonder Zeeland onge schreven was gebleven. Vandaag: Lou Vleugelhof in ge sprek met Yvonne Né. vonne Né is geboren in Goes (1958), woonde tot haar zeventiende jaar in 's-Heerhendrikskinderen, woont nu in Breda. Haar beroep is beeldend kunstenares en dichteres. Haar belangrijkste dichtbundel is Liggen in een gras, een bij zonder werkstuk omdat het een synthese vormt van dichtkunst, muziek en beeldende kunst. Het gedicht waarover wij praten is uit deze bundel. Yvonne Né: „Ik heb een herberg gevonden, maar het blijft een doorgangshuis." foto Lex de Meester Dit is een vrij moeilijke tekst, ook voor de gemiddelde poëzielezer. Vinci jij dat ook? ,Het is ongebruikelijk, minder narra tief. Je zou zo'n gedicht als een eilan- denbouw moeten zien, met trefwoor den, die helder zijn en waar iedereen een beeld bij krijgt. En zo kom je bin nen door de concrete woorden. Zoals zee, zout, schelpen, rif, pier." „Het beeld gaat niet alleen over een plaatje dat je voor je ziet. Bij elke zee denk ik aan een bron. Wij bestaan voor een groot deel uit water. Bloed heeft een zoutgehalte dat daarmee overeen stemt. Alle rivieren komen er in uit. De zee is iets wat alles verzamelt. De zee is letterlijk in de evolutie een oerbron, oersoep. Vol potentie dus." „Alle rivieren komen erin uit. Niets is volgroeid." Als ik in de eerste strofe het woord 'spatie' tegenkom, dan denk ik aan tekst. Ruimte binnen een tekst. Heb jij dan zelfde indruk datje in de zee van taal bezig bent? ..Dan gaan meteen bij mij al die takjes werken. De zee is ook een bron. Ook die golven, die regels. Er is niks wat gedefi nieerd is, maar zoals je naar een tekst kijkt zie je alleen maar de regels. Die zijn ook ongedefinieerd en dan de tus senruimtes, tussen de woorden. Dat is misschien een oer-ruimte. Dat heeft ook te maken met de zee die anoniem is, net als het woord 'thuisloos'. Dat zijn woorden die naar anonimiteit verwij zen." „Spatie is een zakelijk woord ineens. Dat vind ik dan leuk om daar een spel letje mee aan te gaan." „Die regels van de golven, dat geruis en dan even die stilte. Even houdt alles op. Dan is alles mogelijk of niets." En dan ga je het vormgeven? Vast heid zoeken? „Vastklemmen doe je jezelf eigenlijk in nood. Dan is er iets angstigs. Vastklem men van schelpen tegen het geweld van die zee en een soort kolonie vormen. Een eerste organisatie. Zoals mossels en pokken dat doen aan stenen die je er met geen mogelijkheid vanaf krijgt. Die stonden me direct voor de geest, want die ken ik natuurlijk goed als Zeeuwse." Zoek je ook houvast in de taal? Zo- datje het hele gedicht ook metafo risch kan lezen. Zie je dat ook als een mogelijke interpretatie? „Taal wordt in een cultureel gebeuren geschapen. In die zin: het gedicht, het strand, een zeewering, die verbind ik aan elkaar met cultuur. Menselijke organisatievormen, een samenlditten, dat is toch ook voor ons behoud. Wij zijn een soort dat zich alleen staande kan houden als we elkaar vasthouden In die zin hebben die stammen - wat een woordspelinkje is met de stam Van een woord - de kern van een woord." „Maar ook van voorvaderen. Ik heb oud bijbels hebreeuws geleerd, puur uit belangstelling en dan heb j e in woorden een stam met bewerkingen en dan krijg je heel andere betekenissen. Het is een kleine vergelijking met taal. Niet het oer van de zee, maar van onze directe voorvaderen. Maar ook gewoon het beeld van die stukken hout die zo prachtig ritmisch langs die pier staan. Die er zijn om de golven te breken, dus om het gevaar tegen te gaan, om het ge weld van de zee aan te kunnen. Die zwartspletige: die zijn zwart en ge groefd. Die zijn weer donker en wie weet wat daar weer in zit. Het is een ex pressief woord, dat de materie uit drukt, maar ook nog allerlei andere dingen oproept." We gaan naar de derde strofe. Daar ligt volgens mij duidelijker de over gang naar het talige gebeuren. Het zit hem in het woord 'zinnenLees je dat woord als 'zintuigen'? „Dat woord betekent ook zintuigen, dat is inderdaad zo bedoeld, maar wel meerduidig. Zoals spatie en stammen ook meerduidig zijn." In elke zee, val je, van elke spatie, zout en thuis loos. Je klemt je vast aan schelpen in haar rif, of aan zwartspletige.stammen van een pier. Je komt niet samen ih het witte branden in je zinnen. Je kent de dingen, bent door bloed van elk begin en onvermoed klim je cds zij vertwijgentot vormrijk, herberg, teder op een achterplan beschut. Kan ik het hele creatieve proces daarin lezen? In eerste instantie ben je voor mij duidelijk met taal bezig. „Ja, maar zinnen betekent ook zintui gen. Dus in het branden van de zinnen, het verlangen van het branden. Ook je dus verbranden." Dit deed me denken aan een gedicht van Johannes van het Kruis, dat be gint met de regel: 'O llama di amor vida': O vlam van liefde levend, heeft ook dat branden van de zinnen. Je moet eerst door dat Purgatorium voordat je God kunt bereiken. „De mystiek is mij niet vreemd. Het zuiveren. Ook het zout der aarde. Toch ook wel weer het gevaar ervan, want zout water kun je niet drinken. Als je het over de grond strooit zal er ook niks meer groeien. Dat zit ook in dat witte branden. Dat zuiveren, dat ergens doorheen moeten. En ook het verlan gen." En je komt niet samen? „Neen, er is zoveel gedoe dat je jezelf vast moet klemmen. Die pier is er, die golfbreker en die zee en die spaties. Die golfbrekers hebben toch ook iets be dreigends evenals het thuisloze. Het lukt gewoon niet goed in al het geruis, in alle beweging. Je wordt steeds on derbroken. Als de zintuigen de wereld aftasten is er ook zoveel." „Hoe vind je daar nou richting in? Hoe breng je het tot een eenheid? Hoe kom je zelf tot vorm? Het gaat ook wel over vormgeven." Dat is dan duidelijk in het laatste ge deelte van het gedicht. Je hebt erva ring met de dingen. Je bent door bloed van elk begin. Waar associeer je dat mee? Het begin van ieder ding? „Ja, het hele boek zou je een wordings geschiedenis kunnen noemen. Ik denk dat dit ook wel typisch is voor mijn hele bundel Liggen in een gras. Hoe kom je aan het woord 'vertwij gen'? Ik vind dat heel expressief. „Het is ook een kleine tegenstelling, zeg maar, om al die dingen te ervaren en je ermee te identificeren, maar die din gen om je heen, dat andere, blijft zich vertakken. Dat klimt zelf niet, maar vertakt zich in andere verschijnings vormen, ook wel in andere betekenis sen, maar dat is dan voor ons dichters." „Ik heb gekozen voorvertwijgen, want dat is wat verfijnder, mooier en beteke nisvoller. Misschien spelen die ij's mee: Jij, zij, vertwijgen, vormrijk. Ook het woord 'verzwijgen' kan meegespeeld hebben." In de laatste regel gebruik je het beeld van de herberg. Suggereert dit, dat alles een veilig onderdak krijgt. „Ja. maar geen definintief hè? Het is helaas een tijdelijk onderkomen. Het is de onbestendigheid. Ik denk dat dit toch wel in al mijn poëzie naar voren komt." Heeft dat ook met jou persoonlijk te maken? Natuurlijk is alles watje schrijft autobiografisch. Ik meen jou herkend te hebben in je poëzie. Je schrijft in het gedicht 'teder op een achterplan beschut'. Dat heeft een betekenis die direct met jou te ma ken heeft. Heeft dat te maken met een houding ten opzichte van een kunstwerk, of je levenshouding? „Ik heb een herberg gevonden, maar het blijft een doorgangshuis. Een tijde lijk onderkomen, waar je je ideeën en alles wat je bent in onder kunt brengen. Dat is tijdelijk." Wat ik erin lees, is dat je jezelf er niet in etaleert, dat je jezelf met een zeke re bescheidenheid op het achterplan houdt. „Ja, dat vind ik ook de beste manier om temidden van de dingen te zijn en niet erboven of erbuiten, maar temidden en dat je ook dan op de beste manier kunt waarnemen. En dat er ook geen enkele reden is om op een voorplan te treden." Wat is jouw binding met Zeeland? „In mijn poëzie komen voortdurend ge tijden voor. Die onbestendigheid. Het gaat ook voortdurend over al die zee landschappen, bestemmingen, siniste re waterklokken, al die dingen, het ge tij kruipt weg van de bedding. Dit land is jong, dit land is smal, het sluit mij in het sluit mij uit. Laag tij en toch geen vaste bodem. Ik ben er letterlijk ont staan. Ik ben er geboren. In Goes. Een bovenhuisje in het centrum. Toen in 9 was zijn mijn ouders verhuisd naar 's- Heerhendrikskinderen en daar woon de ik tot mijn zeventiende, (in 's- Rheinskinderen). Ik heb Zeeuws ge leerd. Mijn ouders waren ertegen, maar ik deed het toch. Ik heb heel lang het Zeeuws accent gehad. Mensen zeggen dat ik het nog steeds heb." Lou Vleugelhof Yvonne Né: Liggen in een Gras - Uitgeverij Van Kemenade Breda, 1999. ISBN: 90 71376 15; inclusief cd f 60,-. Een dialoog van een paar Ne derlandse jongeren: - Niet dissen, hallo! - Welke sma, welke smatjes. -Fuckyou, bakra! - Hee check die sma. - Ik ga loesoe he? - Pas me even één of twee bar- kies. Deze jongelui spreken op school een soort Nederlands, thuis communiceren ze in hun moe dertaal en op straat spreken ze met elkaar in een koeterwaalse mengvorm. Dat is geen Neder lands, evenmin Turks of Ara bisch of het Surinaamse Sra- nang, het is een van alles een beetje. Klinkt in ieder geval stoer en maakt indruk. Ze zon deren zich daarmee af van ande re groepen. Het is een taal die grondig afwijkt van die van hun ouders, van hun leraren. Accep tabel Nederlands beheersen ze in formele situaties doorgaans redelijk, hoewel je vaak merkt dat de subtiele verschillen in taalgebruik niet aan hen be steed is. Wanneer zeg je 'dank je', wanneer 'bedankt'? In welke situatie kun je iemand aanspre ken met 'hallo' en wanneer be slist niet? Dat jongeren zich van de oude garde onderscheiden is natuur lijk niet van vandaag of giste ren. Kleren, muziek, gedrag en nog zo het een en ander maakt dat de ene generatie geleidelijk afstand neemt van de vorige. Het zij zo. Zo'n veranderings proces is door sociologen al een halve eeuw beschreven. Sterren speelden er vroeger altij d een rol bij als voorbeeldfiguren - sport lui, populaire gitaristen, tv- mensen. Sommige jongeren zet ten zich daartegen af, andere kiezen hen als voorbeeld. Bur gers en buitenlui, droge intel lectuelen en kamergeleerden met een degelijke uitmonstering en dito gedrag komen daarvoor niet in aanmerking. Ach, socio logen en zielenkenners verdie nen er een boterham mee. En de wereld draait verder. Taalgebruik is ook een vorm van gedrag. Zoals kleding een ma nier is waarmee de jongelui zich presenteren, zo drukt hun taal gebruik uit wie ze willen zijn, hoe anders ze zijn. Dat is voor taalkundigen een interessant fenomeen. Niet alleen omdat je zo een idee krijgt van de nieuwe generatie maar ook omdat je ziet hoe een taal verandert. Door tussen een groepje jonge ren op een schoolplein te gaan staan kun je veranderingen in het Nederlands betrappen. Op de hangplek wordt immers de basis gelegd voor het Neder lands van morgen. Sommige taalgebruikers met stropdas en mantelpak weten wel dat een levende taal voort durend verandert. Dat vinden ze normaal als het over gisteren en eergisteren gaat. Maar de wijzigingen die een jongere ge neratie aanbrengt in het Neder lands zien ze als slordigheid, ge brek aan normgevoel, falende beleefdheid en taalzorg. Plat vloers en beneden peil, verval van zeden. Het laat zien dat ve len geen idee hebben van pro cessen van taalverandering en van taalpolitiek. Ze denken dat een taal een statisch gegeven is, dat de veranderingen zich be perken tot nieuwe woorden voor nieuwe dingen en dat de spreekwoordelijke achteruit gang voor de rest zorgt. Het on derwijs zou die jongelui harder aan moeten pakken. Maar het bijzondere is, dat jonge mensen voor formele situaties dat tradi tionele Nederlands niet onaar dig beheersen, maar dat ze bui ten die momenten een compleet eigen taal creëren. Er is nog iets dat anders is dan vroeger. Veranderingen in taalgebruik van jongeren ontwikkelden zich vroeger niet in een multicultu rele samenleving. Zoals nu. Die jongerentaal had wel allerlei aardige en bijzondere uitdruk kingen en grammaticaal wer den er grenzen opgerekt. Maar er was geen invloed van het bui tenlands. In het huidige Neder land zijn vooral in de grote ste-, den nogal wat jongeren van buitenlandse afkomst. Ze spre ken thuis vaak een andere taal dan op school of bij de dokter of in hun weekeindbaantje: het Nederlands is hun thuistaal niet. Uit onderzoek blijkt dat- ook Nederlandse jongeren, dus zonder die buitenlandse taal achtergrond, dingen overnemen van hun allochtone vrienden, zodat ook hun Nederlands er anders gaat uitzien. In een recent verschenen boekje doet de taaisociologe Jacomine Nortier verslag van wat er op1 taalgebied op het schoolplein gebeurt. Ze heeft vertrouwen gewonnen, tussen de groepen' mogen staan, geluisterd en ge noteerd. Het is een boekje ge worden dat aardig in kaart brengt wat er met ons Neder lands staat te gebeuren bij de nieuwe generatie. We leren over een taal die Murks genoemd wordt. In een bepaalde jonge- renvariant komt bijvoorbeeld het woordje dat niet voor: ze zeggen altijd die: die tientje. Tegen het boekje valt als be zwaar aan te voeren dat er te veel sociologische verhalen in staan over groepsvorming en vriendschap en mode en zo en te weinig taal en taalkunde. Maai de woordenlijstjes en de paral lellen met de talen in de ons om ringende landen zijn instruc tief. Zo sta je wel even te kijken naar het Frans dat onder immi granten in de voorsteden van Parijs gesproken wordt. De eer ste zin van hun Marseillaise klinkt daar zo: j'neco ap La Marseillaise mais c'est ici que je mange mes fraises: ik ken de Marseillaise niet maar ik woon hier wel. Voorlopig hebben wij genoeg aan een woordenlijstje met plathoofd, ranzi, sjaak, gaar. Als iemand je aanspreekt om eenjinkel te temmen, wil hij bloiven. Woela: ik zweer het. Lo van Driel Jacomine Nortier: Murks en straat taal. Vriendschap en taalgebruik, onder jongeren - Uitgeverij Prome theus, 119 blz., f 25,-. Doortussen jongeren te gaan staan kun je veranderingen in het Nederlands betrappen. foto Phil Nijhuis/GPD In het geschiedenisboek van zijn dochter vond hij er maar één alinea over. Op de Ierse hongersnood die halverwege de ne gentiende eeuw aan meer dan anderhalf miljoen mensen het leven kostte en een even groot aantal Ieren deed emigreren, heerste lange tijd een taboe. 'De grote honger' was in eigen land omgeven met schaamte en schuldgevoelens. Brendan Graham (56) schreef er een boek over. „De gruwelen in mijn roman halen het niet bij de werkelijk heid." Sneeuwwitte bloem heet het debuut van Graham, die ooit voor Ie and twee winnen de songfestivalliedjes set i i ee De titel is een metafoor voor het bloemetje van de aardap pelplant. Sneeuwwitte bloem is een krach tige uiteenzetting over de hongersnood en het lijden van de Ieren, die zich genoodzaakt zagen te vertrekken naar alle werelddelen. •Niets is bepalender geweest voor de ge schiedenis van Ierland dan de 'famine', de door aardappelrot veroorzaakte hongers nood. Ervoor of er na heeft niets vergelijk baars plaatsgevonden. We kunnen ons geen voorstelling maken van de verschrikkingen uit die tijd. Engeland was toen het machtig ste land ter wereld maar liet haar buurland verhongeren. Terwijl in heel Europa de be volking groeide, is hij in Ierland gestag neerd. Voor de grote honger woonden er ne gen miljoen mensen, aan het eind van de Brendan Graham: Indringend portret van honge rend Ierland. foto Roland de Bruin/GPD negentiende eeuw nog maar vierenhalf mil joen." Hoofdpersoon in het boek is de roodharige Ellen Rua, in wier omzwei-vingen de lotge vallen van het Ierse volk gezien kunnen worden. „Ellen verloor cle helft van haar fa milie, Ierland de helft van haar bewoners. Ieren trokken de hele wereld over, Ellen ook." Gaandeweg het verhaal neemt ze haast mythische proporties aan. Want voor een plattelandsvrouw uit het westen van Ier land in het midden van de negentiende eeuw heeft Ellen wel een erg moderne opvatting van de wereld, waarbij blijkt dat haar intuï tie steevast juist is en ze feilloos goed van kwaad onderscheidt. „Ellen is Ierland. Daarom heeft ze extra krachten." De lezer die door haar alom aanwezige rechtvaardigheid weet te prikken leest een fascinerend verhaal. „Veel is waar gebeurd. Mensen waren zo wanhopig dat ze echt het bloed van koeien tapten om dat te drinken. Pachters schroomden niet om in het j aar van de aardappelrot boerengezinnen uit hun huizen te zetten omdat ze de pacht niet kon den betalen. De mensen hadden niets, geen geld, geen eten, helemaal niets." Hoewel het boek wrang en confronterend is, is het geen opeenstapeling van verschrik kingen. Ellens liefdevolle relatie met Mi chael wordt uitgebreid beschreven. Ze ado reert haar kinderen en koestert grote liefde voor haar land. Tijdens haar omzwervingen ontmoet ze mensen die haar goedgezind zijn. „Ellen overwint en komt thuis. Er is hoop, die moest er zijn." Maar het lijden heeft de overhand. Graham geeft een indringend portret van het rurale Ierland dat gegeseld wordt door een nijpend voedseltekort. Treffende beschrijvingen van de onmacht op het platteland wanneer de oogst voor de tweede maal mislukt, hui veringwekkende scènes van patiënten die in het armenhuis sterven aan ondervoeding en besmettelijke ziekten. Climax is de passage waarin Ellen haar tie- nerzoon dwingt haar melk te drinken. Hij verzet zich en bijt tot bloedens toe in zijn moeders borst voor hij zich gewonnen geeft. „Dat heb ik gevonden in een archief. Ik heb getwijfeld of ik het zou gebruiken. Maar het is onderdeel van de geschiedenis. Net als het kannibalisme. Dat is ook voorgekomen in die tijd." De kerk speelt zijdelings een rol in het ver haal. „De kerk heeft voor de gewone man veel goed werk verricht tijdens de aardap pelcrisis. De tegenwerking kwam van ho gerhand. Terwijl de Ieren verhongerden vroegen de Britten de paus om de mensen tot kalmte te manen." Ellen wordt gedwongen voor een periode van drie jaar naar Australië te gaan en drie van haar vier kinderen bij een valse pachter achter te laten. Al snel komt ze op voor de rechten van de Aboriginals. „De situatie van beide volken komt overeen. Aboriginals en Ieren werden allebei onderdrukt. Ze ver loren hun taal, ze werden gediscrimineerd, hun geloof werd niet geaccepteerd." Uiteindelijk vindt ze aansluiting bij een Aboriginalstam en begraaft ze haar overge bleven kind zelfs volgens de traditie van de Aboriginals. „Ieren leefden heel dicht bij de natuur; de oorspronkelijke bewoners van Australië waren een oervolk dat hetzelfde deed. Ze geloofden in de kracht van de aar de, zoals ze dat vroeger in Ierland ook de den. De Aboriginalcultuur weerspiegelt de oude Keltische leefwijze. Maar Ieren heb ben ook afschuwelijke dingen gedaan op dat continent. Ik schrijf over Aboriginal kinderen die tot hun nek werden ingegraven in het zand. Volwassen mannen namen dan een aanloop en trapten zo de weerloze kin deren dood. Het is doorgegeven in de orale traditie van de Aboriginals. De daders wa ren Iers." Vanuit Australië reist Ellen naar Grose lie, een eilandje voor de Canadese kust waar al le Ieren die in Noord-Amerika aankwamen onder quarantaine werden gesteld. „Graat mager kwamen ze daar uit schepen, meer dood dan levend. De Britse overheid gebood schepen die hout naar Europa brachten om de lege ruimen op de terugweg te vullen met hongerende Ieren. Negentigduizend zijn daar aan land gekomen, vijfduizend vonden er direct de dood. Tegenwoordig is het grote Ierse kerkhof een monument." Via een tussenstop in Boston, waar ze de haat tegen haar volk nog meemaakt, keert Ellen terug naar Ierland. In het begin van de jaren 1850 loopt iedereen er in vodden. Lij ken worden niet meer begraven, mensenlig- gen dood langs de weg, het land is apathisch en murw van de honger. Ze komt terug om zich met haar familie te herenigen. De Ierse situatie op microniveau: haar ene dochter overlijdt, haar zoon is volledig vervreemd van zijn moeder en de andere dochter sluit Ellen liefdevol in de armen. „Ik heb een boek geschreven dat mensen in- teresseert. Het is een mengelmoes van fictie en feiten. Op non-academische wijze infor meer ik mensen over de belangrijkste ge- beurtenis van onze geschiedenis." Carel Grol Brendan Graham: Sneeuwwitte bloem - Verta ling: Sophie Brinkman - Uitgeverij Arbeiders pers, 567 pag., f 49,90

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 31