Met de fantasie in de vrij loop Afrikaanse kunst op naam gebracht Kamperlandse veer, jaren zestig Is hommage aan de kunstschilder en tekenaar Jacques Prince heeft de Midddelburgse Lientje Lavën uit eigendom van j particulieren een tentoonstelling gemaakt met schilderijen, houtskool, pentekeningen, clichés en 1 cartoons van zijn hand. Prince, die in januari 1973 op 45-jarige leeftijd overleed, kreeg bij het grote publiek vooral bekendheid door de publicatie van zijn tekeningen in de Provinciale Zeeuwse Courant. Vrijwel iedereen uit zijn di recte omgeving bleek, toen het bericht kwam dat Jacques Prince dood was, door dezelfde gedachte te zijn overvallen: „Hij i levert ons een streek.Achter de I melding over het overlijden moest wel een van zijn morbide grappen schuilgaan. Op ieder moment zouden we hem met een sardonische grijns op het ge zicht een Middelburgs etablis sement kunnen zien binnenko men. Om oprecht te zijn, we hebben met vrienden onder el kaar, in die eerste dagen na zijn overlijden heel wat af gelachen. Mij verging het lachen op de dag van zijn begrafenis. Nadat we, op 31 januari 1973, van Jacques Prince voorgoed afscheid had den genomen, kwam bij mij thuis onverhoeds 't waeter over d'n diek. In lange golven. Jac ques was wel degelijk dood. Na het aanvankelijke ongeloof en de talrijke gesprekken over de ongerijmde wereld die hij ons had laten zien in zijn illustraties en vooral ook in zijn verhalen, hield ik opeens nog maar één beeld over: dat van zijn sterke, slanke handen die zo zeker de pen stuurden. Het trof me hard 1 en pijnlijk. En achter de tranen lag verwondering. Blijkbaar voelde ik voor Jacques Prince meer genegenheid dan waarvan ik me bewust was toen hij nog leefde. Zo komt de heiinnering terug nadat ik met Lientje Lavën de tentoonstelling heb bekeken die ze in haar huiskamer en antiek- speelgoed-museum aan de Goe- se Koi'enmarkt in Middelburg heeft ingericht bij wijze van eer- betoon aan Jacques Prince (1927-1973), kunstschilder vol gens een aantekening in zijn paspoort, illustrator volgens de zeer velen die, vooral in de Pro vinciale Zeeuwse Courant, op zaterdagen in de jaren zestig te- keningen van zijn hand zagen Absurd De expositie met het werk van Prince biedt zicht op een nala tenschap waaruit nog altijd een sterke hang naar absurdisme blijkt. Maar ook en vooral wordt duidelijk met hoeveel vakman Zo was hij. Een acteur die voor rauwe monologen geen Dai'io Fo nodig had. Hij kon met ter plaatse aan zijn brein ontspro ten, vaak schofferende verhalen toehoorders amuseren, maar ook in vergaande staat van ver warring brengen. Hij kon echter ook met zijn tekeningen de be schouwer van zijn werk naar de essentie der dingen brengen. In zwart-wit werkte hij voor de krant, perfect aansluitend bij de technische mogelijkheden en beperkingen van de drukpers uit die jaren. Zijn bewonderaars waren talrijk en bedankten de krant. Een enkeling, een man uit het Bevelandse, gaf op een heel eigen wijze uiting aan zijn waardering. Hij kleurde de prenten netjes in en stuurde ze naar Prince. Die zich daardoor zonder terughoudendheid zeer vereerd toonde. Weeltje Ooit reed ik met hem in de buurt van Ovezande langs een kwets baar weeltje. Jacques maakte een gebaar naar de rookpluimen die in de vex-te aan het Sloe ont stegen, wees naar de tere, ronde waterplas en zei: „Daar kunnen ze mooi een parkeergarage van maken." Zo dx-aaide hij, uit weei'zin tegen de schennis van het land dat hij beminde, de we reld even op haar kop. Jacques Prince had geen groot geloof in lieden die de vooruit gang zeiden te bevorderen. Hij koesterde evenmin ontzag voor autoriteiten, of die nu het habijt van Sinterklaas droegen dan wel het donker driedelig van de bestuurder1. Op de expositie hangt een prent waarop een eer biedwaardig heer te zien is, die de borst heeft versiex-d met tal rijke decoraties. Met één enkele toevoeging heeft Prince zijn persoonlijk commentaar op de statige vei-schijning gegeven. Tussen de lintjes heeft hij een flesopener gehangen, zo eentje die Heineken wel cadeau deed bij een kratje bier. De expositie is bescheiden van opzet, maar sterk genoeg in va riatie om duidelijk te maken hoe Prince keek. Er is ingetogen, fijnzinnig, soms dramatisch werk. En er zijn prenten die de gedachten van de beschouwer razendsnel tussen twee polen doen bewegen. Zoals die voor een kerstbijlage van de krant. Prince heeft een sierlijke kal koen afgebeeld. Het dier staat als een pralende, onaantastbare grootvorst op een sokkel. Die de vorm heeft van een hakblok. In dat blok een hakmes, vervaar digd in Solingen. Op het heft van het mes een nietig doch vro lijk vogeltje. Jacques Pxince wist hoe de we reld in elkaar zat. Wie wil, kan nog steeds van hem leren. A.J.Snel Tentoonstelling van het werk vaji kunstschilder en tekenaar Jacques Prince: t/m 12 mei in het Antiek- Speelgoed-Museum van Lientje La vën, Goese Korenmarkt 7 Middel burg; openingsdagen en -tijden huiskamergedeelte, waarin het grootste deel van de expositie is on dergebracht: maandag, vrijdag, za terdag en zondag van 13.00 tot 17. Ó.0 uur. Openingsdagen en -tijden museum, waar vooral kleine schetsen te zien zijn: dinsdag, woensdag, donderddg en zondag van 13.00 tot 17.00 uur. donderdag 5 april 2001 schap en liefde hij een vex-dwij nend en intussen goeddeels en kwaadschiks verdwenen Zee land heeft gedocumenteex'd. Uit zijn werk spreekt een zeer sterke verbondenheid met het land schap, de mensen, de dorpen en de steden. De legendarische kunstenaar heeft aanzienlijk meer gedaan dan leiding geven aan een bizar theaterstuk dat hij met en voor vrienden opvoerde. Het geheugen, dat makkelijk te manipulex'en valt, spx-eekt over de kantelende werkelijkheid die Prince toonde door het leven te spelen als een running gag. Het oog ziet, op afstand in de tijd, achter dat vreemde spel een die pe ernst en gevoeligheid. Bij een hernieuwde confronta tie met een keuze uit zijn werk - schilderijen, houtskool, teke ningen, clichés, cartoons - aan gevuld met wat foto's en voor werpen, dringt zich een herinnering op van kort voor de dood van Jacques Px-ince. Naar Ellewoutsdijk waren we ge gaan. Jacques zou daar een te kening voor de krant maken. Van een kleine sportvisser op de robuuste dijk. Aan mij had toenmalige hoofdx-edacteur, G.A. de Kok, gevraagd daar een stil verhaal bij te schrijven voor de Oudejaarskrant van 1972. Dat bood het genoegen een dag met Jacques ondex-weg te zijn. We beklommen de dijk en ik be- schx'eef hem de visser die ik eer der had ontmoet; een fragiele, Vlaamse man. Daar kon hij zich wel wat bij voorstellen. Van de dijk en het dorp Ellewoutsdijk maakte hij wat foto's. Onderwijl sprak hij met ironisch mededo gen over het naargeestig lot van een fotograaf. De stakker die in dat métier was verzeild geraakt, moest zich behelpen xnet de werkelijkheid van het moment, zei Prince. Wilde de fotograaf een vlucht vogels in beeld kxij- gen, dan had hij maar te wach ten tot die kwam opdagen. Van dergelijk oponthoud nu had de illustrator geen last. Hij kon vo gels laten vliegen op een door hem gekozen tijd en plaats. Achter zijn tekentafel. Dat stemde Jacques Prince mild over zijn eigen broodwinning. Nadat hij zijn voorbereidend werk had gedaan, belandden we, als immer, in een café. Dit maal in een Bevelands dorp. Ex- was geen enkele andere bezoe ker. Dat deerde niet, want Jacques had maar weinig gezel schap nodig om zich te vex-ma- ken. Achter een kunststof vouwwand klonken na verloop van minuten wat aarzelende to nen uit een accordeon. Jacques zette onmiddellijk zijn fantasie in de vi-ijloop en gaf een be schrijving van de verborgen muzikant. Hij verhaalde over de zorgen die de ouders van de ac- cordeonist hadden gehad toen bleek dat hun zoon van hoger hand een ernstig fysiek ongerief was toebedeeld en hoe ze hem, ongeschikt voor zware labeur op de landex-ijen, zijn kansen lieten beproeven in de toon kunst. De aan het oog onttrok ken mxxzikant ging er met iedere zin grotesker uitzien. Uiteinde lijk liet Prince hem op nevelige zaterdagavonden optreden voor de plaatselijke bevolking die er uiterst scabreuze voorkeuren op nahield en wat dat betx-eft in het dorpscafé op haar wenken be diend wei'd. Enkele dagen later bezorgde Jacques zijn tekening op de re- dactie. Een subtiele px-ent, opge bouwd uit fijne lijnen en pun ten. Op de dijk de geringe gestalte van de visser, oost waarts het dox-p Ellewoutsdijk. En tegen de hemel een vlucht ganzen. Museumbezoekers kijken bijna instinc tief éérst naar het naamplaatje en dan pas naar het schilderijZo vanzelfsprekend i is het voor ons dat bij een kunstwerk een i kunstenaar hoort. Wie heeft het gemaakt? i Omdat deze vraag bij Afrikaanse beelden er niet toe scheen te doen, wex-den ze door me nigeen nauwelijks als kunst beschouwd. De prachtige tentoonstelling Masterhands. Afrikaanse beeldhouwers in de kijker, tot en met 24 juni te zien in Brussel, helpt dit mis verstand de wereld uit. j Traditionele beelden uit Afrika met naam plaatjes: het leek tot voor kort een ondenk bare combinatie. Wij westerlingen kunnen ons nauwelijks voox-stellen dat een kunste- naar zijn werken niet signeert. Al in de Oud heid is dat begonnen: schildex-s van Griekse vazen schreven vaak tussen de tafex-elen hun naam, beeldhouwei-s lieten op de voet stukken soms weten wie zij waren. Van de vooxtbx-engselen van schriftloze volkeren nam men echter aan dat ze volstrekt ano niem waren, eerder een uiting van een groep mensen dan van één afzondei'lijk mens. Het anonieme van 'oerkunst', etnografica, primitieve kunst of hoe je het ook noemen wilt, is betx-ekkelijk. Zeker, als overal elders is er in Afrika veel middelmatige kunst ge maakt. Eenvormige maskers en beelden die precies beantwoox-den aan de conventies, die helemaal afgestemd waren op de ritue len waarbij ze werden gebruikt, maar niets j meer belichamen dan dat. Er stonden even wel steeds ook beeldsnijders op die een ei gen stempel op hun scheppingen drukten, even onverwisselbaar en herkenbaar als een signatuur. In hun omgeving (en soms verrassend ver daarbuiten) hadden deze kunstenaars in al le opzichten een naam. Ze waren dus niet anoniem, maar zijn ongewild anoniem ge- j worden. Want hun namen konden nooit op geschreven worden waardoor die al snel j onherroepelijk verloren gingen. Bij uitzon Meester van Kateba, Voorouderbeeld, Democra tische Republiek Congo. dering zijn de namen wél vastgelegd door westerlingen die de streek bezochten. Heel soms werden zelfs de gezichten die bij de na men horen gefotografeerd. Leo Frobenius en Hans Himmelheber behoorden tot de eersten die respectievelijk in 1898 en 1935 namen van individuele kunstenaars uit Afrika hebben vermeld. Thans zijn er al meer dan tweehonderd na men van traditionele beeldhouwers bekend uit allerlei gebieden en van allerlei volke ren. Maar ook zijn er persoonlijkheden op gedoken waaraan alleen nog, een beetje zo als bij de kunst uit onze middeleeuwen, een 'noodnaam' kan worden gegeven. Door nauwkeurige studie en zorgvuldig vergelij ken van sculptxiren in musea en bij verza melaars over de hele wex-eld is men erin ge slaagd werken toe te schrijven aan bepaalde scholen, en zelfs aan individuen met een on- miskenbax-e eigen toets en aanpak zodat men al vrij vroeg kon gaan gewagen van bij voor-beeld de 'Meester van Buli'. In een en kel geval is men erin geslaagd uit de monde linge overlevering alsnog de namen van de betreffende beeldsnijdex-s te achterhalen. Natuurlijk, het blijft oppassen. In de eex-ste plaats zal iemand anders wel eens met de eer zijn gaan strijken, opdx-achtgevers bijvoor beeld die kxxnstenaars als een soort slaven beschouwden. Zo lijkt het nogal verdacht dat koningen uit Kameroen vaak in eigen persoon zulke prachtige armbanden kon den maken. Pronkten ze niet met ander mans veren? Ook zal het wel voox-komen dat de plaatselijke bevolking een onderzoeker niet teleur wil stellen en namen noemt die lang niet zeker zijn. Het is een intex-essante ontwikkeling van de laatste jai-en dat men serieuze pogingen doet persoonlijke stijlen te ondex-scheiden en oeuvres te x-econstrue- ren. Het komt er in feite op neer dat de Afrikaan se cultuur nu eindelijk een kunstgeschiede nis begint te ki-ijgen. Bij bepaalde volkex-en is men daar al tamelijk ver mee gevorderd. Bij de Lobi bijvoorbeeld, met hun sculptu ren die in het westen pas laat waax-dexing vonden. Verder bij deYoroeba: zeker hun te genwoordig druk verzamelde tweeling beeldjes, de zogenoemde 'ere-ibeji', zijn in dit opzicht zeer illustratief. Zelfs op het eer- ste gezicht valt op hoe gevarieex-d die zijn uitgevoerd. Het is betrekkelijk eenvoudig de lokale types, de verschillende ateliers, de afzondex-lijke makers van de tweeling beeldjes te herkennen. Naar de kunstenaax-s van de Lobi en de Yoroeba is al onderzoek gedaan en er werden reeds tentoonstellin gen aan hen gewijd. Dat zal de x-eden zijn dat deze volkex-en niet vertegenwoordigd zijn op de tentoonstelling die momenteel loopt in het cultuurcentrum van de Bank Brussel Lambext op het Koningsplein in Brussel. De keuze voor die stad is niet toevallig: het is de hoofdstad voor de handel in kunst uit Afri ka. Het gaat hier om een heel belangrijk evene ment. Laat u dus deze unieke gelegenheid voor een nieuwe kijk op honderd meestex-- werken van de Afrikaanse kunst niet ont gaan. De titel van de door Bernard de Gx-unne georganiseerde expositie luidt: Masterhands. Afrikaanse beeldhouwers in de kijker. Hoewel er niet eens zoveel werken bijeen zijn gebracht, maakt het vertoonde een ovex-weldigende indrxxk. Dat komt deels door de zeldzame kwaliteit: op een enkele uitzondex-ing na behoren de geëxposeerde beelden tot de absolute top in hun genre. Ze worden ruim en zeer verzorgd gepresen- teerd, zij het dat door het hinderlijke spie gelen van de ruiten van de gx-ote vitrines en het weerkaatsende licht van buiten sommi ge voorwerpen niet volledig tot hun recht komen. Voor de meeste sensatie zorgt echter de voortreffelijke uitwerking van het thema, ook al omdat de catalogus ongewoon goed bij de expositie aansluit. Kenners zou je bij na aam-aden éérst dat boek te lezen en pas dan naar Brussel te gaan. Maar ook zonder enige voorkennis, eenvoudig door te kijken, wordt hier het gebruikelijke beeld van de Afrikaanse kunst veranderd. De houten sculpturen uit Afrika, voor zover ze niet vex-lox-en gingen, zijn verspreid geraakt over talloze musea en particuliere vei-zamelin- gen. Daardoor is vex-gelijken zelden of nooit mogelijk. Hier lukt dat wél en ontdek je met eigen ogen bij vex-schillende voorwerpen de hand van de ene meestex'. Wat krijgen we px-ecies te zien? Voor het eerst is een reeks zeer oude beelden van de Soninke bijeengebracht, een bevolkings groep die pas sinds kort van de Dogon wox-dt onderscheiden. Er is een collectie uitzon derlijk vex-fijnde beeldjes van de Baoulé (Ivoorkust), toegeschreven aan de Meesters van Sakassou. Magnifiek is de gx-oep beel den uit Kameroen van Ateu Atsa, in zijn werk maar volgens de verhalen ook in zijn leven een zeer eigenzinnig kunstenaar. Min stens even indx-ukwekkend zijn de met ko per beslagen Kota-wachtex-beelden van de Meester van de Sébé (Gabon). Uit Sudan zijn er de vrij recent bekend geworden beel den van Kwanj a Gete. Er is sculptuur van de Fang en uit Zuid-Afrika. Maar centx-aal staat toch, zoals vanwege het Belgische verleden te ver-wachten viel, de onwaax-schijnlijk rijke kxxnst uit Kongo. En helemaal in het middelpunt staan de beel den die in het verleden aan de Meester van Buli werden toegeschreven. Hij wordt op deze expositie in verschillende kunstenaars gesplitst. De meest begenadigde van henie mand die de artistieke traditie een nieuwe wending gaf, woi'dt de Meester van Kateba genoemd. Een van zijn mooiste beelden (cat. nr. 60) deelt de vitrine met een sculptuur (cat. nr. 69) dat precies dezelfde voorstelling heeft, maar volstrekt conventioneel is uit gevoerd. Een verbluffende confrontatie. Hier staan ze pal naast elkaar: een typische afgezant van de grauwe middelmaat en dat baanbrekende werk van de Meester van Ka - teba. In één oogopslag wordt het duidelijk: het verschil tussen een cultusvooi-werp en een persoonlijke uiting, het onderscheid tussen plichtmatig vakmanschap en grillige kxxnst. Zelfs het vergelijken van de piemels van beide beelden leert je veel over Afri kaanse kunst, over beeldhouwkunst in het algemeen. De ene penis is een verdord stok je, waarover niet is nagedacht. De andere penis zit vol spanning en leven. De grote beeldhouwer, die gezichten zo'h dramatische uitdrukking wist te geven, kreeg uiteraard navolgers. Ze maakten hun boeiendste wei-ken in een aantal gevallen in opdracht van Europeanen. Op die manier worden op deze expositie ook de gebruike lijke criteria van echt en vals op losse schroeven gezet. Als maatstaf geldt name lijk nog steeds dat een beeld voor de eigen ri te moet hebben gediend. Nogal onzinnig: sommige pi-achtige kunstwerken zouden zodoende tot onechte Afrikaanse kunst worden gedegradeerd. Zelfs wie denkt behoorlijk op de hoogte të zijn van de materie komt op deze tentoon stelling voor vex-rassingen te staan en zal z'n overtuigingen moeten bijstellen, strenger moeten schiften. Je wordt gedwongen na te denken over authenticiteit en over kwali teit, over gemeenschap en individu. Het zal de gemiddelde museumbezoeker deugd doen: er kan iets op de naamplaatjes bij Afrikaanse beelden worden ingevuld. De tijd van kunst zonder kunstenaars is voor bij. Wie heeft het gemaakt? Daar valt iete over te zeggen. Maar meteen daarna stuiten we op nieuwe, werkelijk onoplosbare vra gen. Hans Warren ExpositieMasterhands. Afrikaanse beeldhou wers in de kijker. Te zien tot en met 24 juni in het BBL Cultuurcentrum, Koningsplein 6, Brussel. Open dagelijks van 10.00 tot 18.00, op woensdag tot 21.00 uur. Toegang BEF 200. Catalogus: tweetalig Frans-Nederlands/ 272 pag. /fraai geïllustreerd/ BEF 1200.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 33