gecellig
Ernst Jansz wil
de stilte laten horen
PZC
RUDEN RIEMENS
zaterdag 24 maart 2001
FOTOGRAFIE
Het leven na Doe Maar. Ernst Jansz
pakt de draad weer op met zijn so
lo-programma 'De Overkant' en heeft
oude opnames van CCC Inc. ontrafeld
voor het album Jan. Een terugblik.
Verdwaald zeker, moet de cliëntèle van
het dorpscafé in Neerkant hebben ge
dacht, toen daar bij een openbare veiling
van onroerend goed in 1969 een paar lang
harige types aan de tap zaten. Maar nadat
de laatste hamerslag van de veilingmeester
was neergedaald, bleken zij de trotse bezit
ter van een boerderij in De Peel. Ze maakten
deel uit van het folkgezelschap CCC Inc.,
dat uit de Randstad steeds verder naar het
zuiden was afgezakt op zoek naar een ge
schikte oefenruimte. Nog diezelfde winter
trokken ze er met vrouwen en kinderen in:
Huib Schreurs, Jaap van Beusekom, Joost
Belinfante, Jan Kloos en Ernst Jansz. Een
rockcommune was geboren. „In die hele
grote boerderij stond maar één kachel", zegt
Jansz, „daar zaten we dan met zijn allen
omheen. We dachten dat we in een sprookje
terecht waren gekomen."
'De hippies' werden ze in het dorp genoemd.
Een nieuw prototype, dat eind jaren zestig
lang niet overal welkom was. Jansz herin
nert zich de relletjes in Amsterdam, de ban-
de-bom tijd, demonstraties tegen de Viet-
namoorlog, de Maagdenhuisbezetting, de
eerste provo-acties. „Ik stond overal met
mijn neus bovenop, zag mensen letterlijk de
tegels uit de stoep lichten."
CCC Inc. gaf bij die gelegenheden vaak be
nefietconcerten, uit een gevoel van betrok
kenheid. De vader van Joost was rector
magnificus aan de universiteit in Amster
dam, zodat de groep steeds met twee kanten
van de zaak werd geconfronteerd. Rond de
kachel in De Peel werd dan ook hevig gedis
cussieerd, met Ernst Jansz als de meest uit
gesproken linkse rakker. „Wij dachten echt
dat wij de wereld konden verbeteren."
Daar kregen ze alle ruimte voor. CCC Inc.,
de band die weergaloos swingde zonder dat
er een ritmesectie aan te pas kwam. mocht
als enige Nederlandse groep op het legenda
rische Kralingenfestival spelen in de zomer
van 1970. „Honderdduizend hippies bij el
kaar", lacht Jansz, „dat was wel indruk
wekkend, zo'n veld vol haar."
Open dag
Van de agressie in Amsterdam was op het
platteland overigens weinig te merken.
„Wij waren een bezienswaardigheid. Men-
sen kwamen op zondag naar ons kijken, dan
hielden wij open dag. Er lagen overal ma
trassen met kleedjes erover. Daar gingen ze
dan op zitten, kregen een kopje thee en stap
ten na een kwartiertje weer op. Ze vonden
ons knettergek, maar niet onaardig."
De tolerante houding van de dorpelingen is
voor Jansz een reden geweest om in Neer
kant te blijven wonen, terwijl de anderen na
het uiteenvallen van CCC Inc. in 1974 weer
uit zwierven. „Ik voel me meer Brabander
dan Amsterdammer"zegt hij„ik houd heel
erg van de manier van leven hier. Bourgon
disch. Leven en laten leven, als je maar op
tijd biecht. Die katholieke rituelen vind ik
prachtig."
Door de jaren heen hielden de vijf muzikan
ten contact, 'om te roddelen en te filosofe
ren', maar ook om muziek te maken. Van op
names tijdens zulke sessies verscheen in
1990hetalbum Speed Intensity e nin 1995
ging de groep zelfs op tournee voor tien con
certen. Van latere sessies verscheen onlangs
het album Jan, een hommage aan de in 1998
aan kanker overleden gitarist Jan Kloos.
„Jan was de steunpilaar van de band", zegt
Jansz. „Als gitarist was hij eigenlijk de eni
ge die liedjes speelde en wij soleerden daar
zo'n beetje omheen. Het lag dus voor de
hand dat het afgelopen zou zijn. Maar bij de
presentatie van Jan hebben we met zijn vie
ren opgetreden en het was ontroerend hoe
wij om de leegte van Jan heen speelden. De
ruimte tussen de noten krijgt dan meer bete
kenis dan de muziek zelf. Dat is misschien
wel het mooiste wat we ooit hebben ge
daan."
Het was niet alleen CCC Inc. die hem maak
te tot wat hij is. De hectische periode van de
eerste Doe Maar-fase was zo mogelijk een
nog grotere zelfconfrontatie. „Het is zo we
zensvreemd als je in zo'n hype terecht komt.
Alsof je iemand anders woi'dt. Ik begon me
af te vragen: wat is echt?"
Vragen over zijn Indische afkomst - van va
ders kant - hielden hem al langer bezig,
maar kwamen toen des te urgenter naar bo
ven. In het boek Gideons Droom (1983), dat
in eerste instantie helemaal niet voorpubli
catie was bedoeld, gaat de hoofdpersoon in
Indonesië op zoek naar zijn wortels. Hij
maakt kennis met de cultuur die zijn vader
toebehoorde, maar tegen het eind van het
boek concludeert hij: 'Maar mezelf kon ik
niet vinden. De wijze, de dwaas, de dromer.'
„Ja, ja, het was verwan-end", mompelt hij.
Het tweede boek De Overkant (1995) han
delt over hetzelfde thema en begin vorig
jaar, vlak voor de reünie van Doe Maar, ver
scheen er een albummet 'kleine liedjes', de
Ernst Jansz: „Vroeger kon je gewoon in een optocht schreeuwen: Weg met NixonDat was makkelijk. Maar hoe zit het nu?"
foto Ton Kastermans
ze maand gevolgd door een tweede versie.
Het vormt de basis voor het soloprogramma
dat hij op de planken brengt.
Ernst Jansz, een kind dat tussen twee cultu
ren in viel. „Maar ik val nu niet meer", zegt
hij glimlachend. „En het onbegrepen zijn,
ach, daar kampt iedereen mee. Het is een
strijd, die we allemaal moeten leveren. Ik
had alleen een mooi kapstokje om het aan op
te hangen."
Kolonie
Door zijn half-Indische afkomst is Jansz
opgegroeid met waarden en nonnen die
voor Nederlanders niet vanzelfsprekend
zijn, denkt hij. „Een beetje streberig. Ik
moest altijd de beste zijn op school. Kijk, In-
dië was de enige kolonie op de wereld, waar
halfbloeden dezelfde status konden ver
wei-ven als de blanken. De Nederlanders
wilden handel drijven en daarvoor gebruik
ten ze hun onechte kinderen. Dat hield in
datje als halfbloed moest concurreren met
de blanken, die natuurlijk een streepje voor
hadden. Maar als je zorgde dat jij beter was,
dan kreeg jij de baan."
Het ging natuurlijk om meer dan opvoeding
alleen. Vragen als: waar hoor ik bij, waar
voel ik me thuis, geborgenheid. In het verle
den was Jansz vaak te gast op de Pasar Ma-
lam in Den Haag, waar de geur van batik,
oosterse hapjes en het geroddel van Indi
sche tantes hem niet onberoerd lieten.
„Fantastisch!", roept hij enthousiast.
„Daar voel ik me beslist thuis. Ik heb Ma
rion Bloem er voor het eerst ontmoet en ik
vond het zalig dat we samen zo lekker kon
den giechelen. Dat herkende ik toen ineens.
Het is daarginds een volksaard, een manier
van communiceren. Maar in Nederland gie
chelen mannen niet."
Bij de jongensclub van Doe Maar kon hij de
ze meisjesachtige hebbelijkheid toch 'wel
een beetje' introduceren. „In zo'n groep
moet je je natuurlijk wel op je gemak kun
nen voelen. Zoals je winden mag laten, mag
je ook giechelen. Of andere rare dingen
doen."
Meisjes
Meisjes versieren? „Nou, er in elk geval over
praten." Hij giecheit zowaar. Hij wil toch
niet beweren dat alle speculaties over de
vrije seksuele moraal van Neerlands popu
lairste groep ooit uit de lucht zijn gegreps'
„Voor die tijd was het leuk. Maar in Doe
Maar waren wij al over de dertig. Danish
leeftijdsverschil wel erg groot. Voor zo'n
meisje betekende ik zo waanzinnig veel
meer dan zij waarschijnlijk voor mij zoute
tekenen. Dat vond ik wel een ernstige ha-
dicap. Nee, dat is geen kwestie vangewete
Maar een jong meisje dat enorm tegen jw
opkijkt, daar is geen lol aan."
Van opdringerige fans heeft hij nu geenls
meer. Wat dat betreft is de reünie hem om
zettend meegevallen. Geen hysterie, gee
stalkers. Maar wat hij niet had voorzien
was de psychische belasting. „Ik had ver-
wacht dat het vooral lichamelijk heelzwfi
zou worden. Maar de geestelijke druk®
vele malen groter.
Nostalgisch
Doe Maar. De groep zal als zijn grootste e-
dienste in de geschiedenisboekjes prijken
CCC Inc. hooguit als voetnoot. Zelf zietl,
dat anders. „Het doet misschien nostalgie
aan, maar CCC Inc. is een groot deel van
mijn verleden. Ik ben aanwezig geweestk;
het overlijden van Jan, dat vergeet ik nooit
meer. Dat ik Doe Maar mee mocht maken;
natuurlijk fantastisch, maar de confronts-
tie met de dood van Jan betekende voort,
veelmeer."
Ernst Jansz is inmiddels 52 jaar en allang
geen hippie meer, zijn ideaal om de mens
heid ten goede te kunnen keren, is vervlo
gen. „Ik word er ziek van. Om elke dag te
worden geconfronteerd met al dat ver
schrikkelijke nieuws. Als je gezond na
denkt, kun je niet anders dan concluded
dat er in de wereld een heel zorgelijkesitt
tie ontstaat."
De krant leest hij niet meer. Struisvogelpo
litiek is dat, moet hij erkennen. „Een vorn
van machteloosheid, ja, maar ook om me
zelf te beschermen, Er komen zoveel in
drukken op je af, het is niet voor niets dat w
mensen tegenwoordig zo neurotisch zijn
Het komt allemaal keihard je huiskamer
binnen. Ik zit liever in De Peel, kijken wei-
vogels er zijn. Gisteren zag ik nog een pa3-'
kraanvogels. Dat is voor mij van onschatba
re waarde."
Niet dat hij helemaal niets doet. „Vroege''
kon je gewoon in een optocht schreeuwen.
Weg met Nixon! Dat was makkelijk. Maar
hoe zit het nu? Het is niet meer zo eenduidi;
het is veel complexer geworden. Ik vind hé-
belangrijk om een soort tegenwicht te ge
ven. Ik wil stilte laten horen."
Ann Bouw®'