Maak van je huis geen kinderkamer Scheiden is een gevoelige én zakelijke aangelegenheid PZC Rita Kohnstamm over opvoeding zaterdag 24 februari 2001 Rita Kohnstamm - geboren op 22 no vember 1937 - was een nakomertje in een gezin van vijf kinderen. Ze studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Rita trouwde op haar twin tigste en heeft twee kinderen. Rita Kohn stamm was eerst hoofdredacteur van Ou ders van Nu en daarna van het blad Psy chologie. Zeven jaar geleden kreeg ze een eredoctoraat van de Universiteit van Am sterdam. Kohnstamm: ,,In de opvoeding draait het vooral om de dingen die je als ouder dóét. Ik geloof niet dat het zin heeft om te zeggen: Ga zitten, dan zal ik je eens wat levenslessen geven. De belangrijkste boodschappen krijg je vaak tussen de bedrijven door. Mijn moeder heeft me nooit gezegd dat ik gastvrij moet zijn, maar toen een achternicht in het kraambed stierf, haalde mijn moeder de drie kleine kin deren van die achternicht onmiddellijk in huis. Ook al woonden we niet groot, voor die kinderen was er vanzelf sprekend plaats. Dat is blijven hangen." „Je kunt je kinderen wel zéggen wat belang rijk is in het leven, maar het beklijft beter als je het ook laat zién. Het is veel meer voorleven dan vertellen hoe het hoort." Preek „Natuurlijk zeiden mijn ouders ook wel eens wat. Dat ik niet brutaal mocht zijn. Dat ik mijn bord leeg moest eten. Dat ik mijn best moest doen op school. En als ik weer eens las tig voor een leraar.was geweest, nam mijn va der me apart en kreeg ik een preek. 'Dat kan niet! Je moetje schamen!'Hij hadgroot gelijk, maar ik luisterde niet. Ik kon ook niet begrij pen dat leraren wanhopig werden van mijDie grote mannen? Wanhopig van mij? Dat heeft er volgens mij mee te maken dat ik een nakomertje was en thuis altijd als het hu mmeltje behandeld werd. Als ik iets schok kends zei, dan was het: 'Ach gekkie, doe toch niet zo malDaardoor leerde ik de invloed van mijn woorden niet goed in te schatten. Dat heb ik later pas van mijn man geleerd. Hij zei af en toe: Rita, dat kan je niet zeggen!" „Ik heb het idee dat ik als nakomertje ook al tijd een beetje aan de buitenkant ben blijven staan. Ik was het kleintje in een gezin met zes grote mensen. Ze waren allemaal dol op me, maar ze behandelden me wel als een dwerg. Ik hing er een beetje bij. Ik hoorde mijn zussen over liefdesverdriet praten, en dacht: waar hebben ze het over? Ik hoorde de rest van het gezin herinneringen ophalen, en dacht: dat heb ik allemaal niet meegemaakt! Daardoor voelde ik me een beetje alleen. En als ik pro beerde mee te praten, keken ze me glimla chend aan en gaven me een aai: Ach, daar ben je nog te klein voor! ,Ik denk dat ik daardoor ook een toeschouwer ben geworden. Iemand die aan de zijkant staat en het echte groepsgevoel mist. Ik heb wel eens gedacht: als mensen een nakomertje krijgen, zouden ze eigenlijk meteen moeten besluiten er daarna nóg eentje te krijgen. Twee nako mertjes zullen zich niet zo snel alleen voelen." „Als nakomertje had ik natuurlijk ook oudere ouders. Mijn vader was een man van de negen tiende eeuw. Op sommige punten was hij echt Victoriaans. Roken mocht ik als meisje niet. Kauwgom kauwen en nagels lakken ook niet. Dat vond hij ordinair Mijn vader vond het ook maar niks dat ik een tweedelig badpak kreeg. 'En daar lig jij mee op het strand?' Terwijl het toch een heel zedig tweedelig badpak was, dat niet op een bikini léék." „Ik mocht ook niet te laat thuiskomen. Door deweeks om tien uur en zaterdags om twaalf uur. Dat betekende dat ik, als ik gehoorzaam was, bijna altijd als eerste van een feestje weg moest. Ik vond dat oneerlijk en dacht: Dat zal ik mijn kinderen later niet aandoen! Dus toen mijn kinderen op de middelbare school zaten, zei ik: 'Je hoeft niet als eerste van een feestje weg!Vervolgens kwamen ze om drie uur 's nachts thuis en zeiden: Je hebt zelf gezegd dat ik niet als eerste weg hoefde te gaan! Malligheid „Ik wilde graag kinderen. Mijn man eerst nog niet. Ik heb er erg om moeten zeuren. We waren al een paar j aar getrouwd en mijn vriendinnen zeiden: Wordt het niet eens tijd? Ik was 24. Die malligheid om tot je vijfendertigste te wach ten had je toen niet. Nou ja, het is misschien een beetje flauw om het malligheid te noemen, maar ik snap niet waarom vrouwen eerst aan hun carrière willen werken en daarna pas aan kinderen willen beginnen. Ik kan het niet los van elkaar zien. Ik kreeg kinderen en studeer de tegelijkertijd. Waarom zou je tot na je der tigste wachten met het krijgen van kinderen? Om carrière te maken? Nou, ik zie eerlijk ge- Rita Kohnstamm: „Waaromzou je tot na je dertigste wachten met het krijgen van kinderen? Om carrière te maken? Nou, ik zie eerlijk ge zegd niet zo vreselijk veel vrouwen carrière maken vóór ze kinderen krijgen." foto's Phil Nijhuis/GPD zegd niet zo vreselijk veel vrouwen carrière maken vóór ze kinderen krijgen." „Ik moet er ook niet aan dénken dat ik tien jaar later kinderen zou hebben gekregen. Als oude re moeder ben je toch minder vitaal. Wanneer je op je veertigste een kind krijgt, ben je bijna 55 als je kind in de puberteit komt. Ik was op die leeftijd tevreden dat ik het allemaal achter de rug had. Want ik vond dat niet de makke lijkste jaren." „Als je jong bent, heb je meer energie en kun je makkelijker improviseren. Dat merk ik nu met mijn kleinkinderen. Ik vind het heerlijk om ze een paar keer in de week te krijgen, maar als we ze de hele week over de vloer zouden heb ben, dan zouden ze ons leven wel erg overhoop gooien. Kleine kinderen verstoren de regel maat van je leven. Daar heb je op je twintigste minder moeite mee dan op je veertigste." „Ik heb vroeger ook wel eens gedacht: had ik maar jonge ouders! Want in vergelijking met de ouders van vriendinnetjes waren ze wel oud en ouderwets. Maar aan de andere kant: je neemt je ouders uiteindelijk zoals ze zijn." „Het had ook wel voordelen dat ze wat ouder waren. Ze lieten me veel meer mijn gang gaan. Bij mijn zussen zaten ze er nog echt bovenop. Die mochten als meisje veel minder dan ik. Maar na mijn zussen en mijn broer hadden mijn ouders het allemaal wel gehad. Ze waren een beetje opvoedingsmoe. Ik kreeg veel meer vrijheid. Mijn zussen zeiden dan: Dat mochten wij vroeger nooit." „Alle ouders nemen zich voor: de fouten van mijn ouders zal ik niet maken! Ik deed dat ook. Ik wilde als kind graag een eigen huissleutel. Dat leek me spannend. Datje uit school kwam en dan zélf de deur open kon doen. Maar mijn moeder gaf me geen sleutel. Ze vond sleutel kinderen zielig. Ze zei: 'Je kan toch gewoon bellen. Dan doe ik open. Ik ben toch thuis.' Ik kreeg geen eigen sleutel. Dus wat gaf ik mijn zoon toen hij acht was? Een sleutel. Ik had er met Sinterklaas een surprise met gedicht van gemaakt: nu ben je groot en krijg je een eigen sleutel. Maar hij hóéfde helemaal geen sleutel. Hij vroeg verbaasd: 'Waarom? Jij kan toch ge woon open doen?' Hij heeft die sleutel nooit gebruikt. Ik was toch thuis om open te doen. En als ik er niet was, dan was de vaste oppas „Ik vind dat er iemand thuis hoort te zijn als kinderen uit school komen. Als ze op de basis school zitten, maar ook als ze net op de mid delbare school zitten. Ik vind dat een redelijke eis. Kinderen zullen er niet dood van gaan als er niemand thuis is, maar het is gezelliger als er wel iemand is. Ook al weet ik wel hoe on dankbaar het soms kan zijn. Dan zit je daar met de thee te wachten, komen ze binnen, gooien hun tas neer en hollen weer weg: 'Dag Dan denk je: en daar blijf ik dan voor thuis! Maar ik vond het toch geen opoffering. Ik vond het altijd leuk ze weer te zien. „Mijn man en ik hebben nooit veel over de op voeding van onze kinderen gesproken, maar vooraf hebben we wel afgesproken dat we ze nooit in het midden van de aandacht zouden zetten. Vóór we kinderen kregen, kwamen we namelijk wel eens bij vrienden waar alles om de kinderen draaide. Ze hadden het alléén maar over de kinderen en de kinderen hadden het hoogste woord. We vonden dat vreselijk en zeiden tegen elkaar: Dat zullen we nooit doen!" Aandacht „Kinderen staan tegenwooi'dig vaak in het centrum van de aandacht en mogen veel te veel. Ik zat laatst met een moeder te praten, en ineens ging haar kindje op de tafel zitten, zo dat ik zijn moeder niet meer kon zien. Nou, volgens mij horen kindjes niet op tafel en hele maal niet als hun moeder met een oudere dame zit te praten. Maar die moeder zei: Ach, dat vindt hij leuk, dat doet hij altijd." „Dat hoor je wel vaker als kinderen dingen doen die ze eigenlijk niet horen te doen: 'Ach, dat vinden ze leuk' of 'Ach, dat is toch niet zo erg?' Maar ik vind het soms wél erg. Als mijn kleinkinderen aan mijn spullen zitten, zeg ik: 'Daar moet je van afblijven.En als ze met hun schoenen op de bank springen, zeg ik: 'Niet met je schoenen op de bankDat weten ze na een tijdje ook wel en daar houden ze zich dan ook aan. Kinderen houden van duidelijke re gels en vinden het prettig dat ze weten wat de grenzen zijn. Het is ook niet goed om je hele huis in te richten als een kinderkamer en geen plek meer voor jezelf te hebben. Het draait toch niet alleen om de kinderen?" „Ik had wel meer kinderen willen hebben, maar dat lukte niet. Veel mensen begrepen niet dat ik daar moeite mee had. Ze zeiden: 'Wat zeur je nou, je hebt al een zoon en een dochter, wat wil je nu nog meer?' Als we toen de techno logie van vandaag hadden gehad, dan hadden we wel geprobeerd om nog een derde te krij gen, denk ik. Ik vind die technologie een zegen. Ook al wordt het door alle technische moge lijkheden wel steeds moeilijker om je erbij neer te leggen dat het niet lukt om kinderen te krijgen." Nijdig „Nu alles achter de rug is, denk ik wel eens: wat heb ik me vaak zorgen gemaakt om niets. Verspilde energie. Ik vond mijn kinderen bij voorbeeld godvergeten slordig. Daar maakte ik me enorm druk over. Ik werd ontzettend nij dig als ik zag hoe ze erbij liepen: met gaten in hun broek en veiligheidsspelden om de boel bij elkaar te houden. Dat had ik niet van mijn ou ders meegekregen. Ik groeide op in een tijd waarin het vanzelfsprekend was dat je zuinig en zorgvuldig met je spullen omging. Daarom kon ik het echt niet hebben dat mijn kinderen met gaten in hun kleren liepen. Natuurlij k had ik kunnen weten dat het wel weer over zou gaan. Het is net als met zindelijk worden. Wanneer ouders zich zorgen maken over een kind dat niet zindelijk is, zeg ik: 'Ach, maakt u zich maar geen zorgen, dat komt welMaar als ik zelf die ouder ben, denk ik: 'Dat komt he lemaal niet! Die van mij blijft eeuwig in zijn broek plassenZo dacht ik ook dat mijn kin deren slordig waren en slordig zouden blijven, maar achteraf heb ik me voor niets zorgen ge maakt, ze zijn in- en fn-net geworden." „Dat is niet iets om je als ouder voor op de borst te kloppen. Ik ben blij dat het goed gaat, maar ik voel dat niet als een verdienste. Het is gegeven. Dat is misschien het oude calvinisme in mijhet is een zegen en geen eigen verdienste als je kinderen goed terechtkomen. Het had ook tegen kunnen zitten." „Dat wil niet zeggen dat je er als ouder niet toe doet. Je kunt een belangrijke basis bieden. Je kunt je kind een goede start geven. Gewoon, door ze te laten merken dat j e van hen houdt en ze een gevoel van veiligheid te geven. Maar je kunt ouders niet automatisch de schuld geven als het niet goed gaat met hun kinderen. Som mige ouders maken er misschien wel een puin hoop van, maar het kan je door ongelukkige omstandigheden ook allemaal uit je handen vallen. Je kunt het niet los zien van de aard van een kind, van de situatie en van de tijd waarin je leeft." „Nu mijn kinderen zelf kinderen hebben, hoor ik ze wel eens vergelijkingen maken. Dan zegt mijn dochter: 'Ik hoop niet dat ze in de puber teit zo lastig worden als ik.' Dan antwoord ik- 'Ja, dan krijg je een koekje van eigen deeg.' Of ze vertelt hoe belachelijk het was dat ze vroe ger nooit een barbie mocht. Ik zeg: 'Hoe kom je daar nou bij? Volgens mij heb je nooit om een barbie gevraagd.' Ze zegt: 'Echt. Ik wilde een barbie, maar dat mocht niet van jou!Ik zeg: 'Daar weet ik niets van!En op dat moment hóór ik mijn moeder. Die zei dat ook altijd: 'Daar weet ik niets vanOuders hebben waar schijnlijk andere herinneringen aan de opvoe ding dan hun kinderen." Mick Salet Scheiden doet lijden. Maak het dan niet nog erger door naar advocaten te stappen, meent Peter Hoefnagels. De oud hoogleraar familierecht zit al 25 jaar met scheidende echtparen rond de bemidde- hngstafel. Nu bundelt hij zijn goede raad in boekvorm. Zelf praat hij over 'de ontdekking' die hij een kwart eeuw geleden deed. Inmiddels is scheidingsbemiddeling, in vakkringen me diation genoemd, een hype. „Maar", relati veert de specialist zijn bezigheden, „de oude Chinezen deden er al aan." Een adviesgesprek zette hem op het spoor. Zijn cliënte vertelde dat ze alle mogelijke scheidingsprocedures achter de rug had, zonder daar iets mee opgeschoten te zijn. ónderen, alimentatie, de woning: niets viel erteschikken. „Nou", merkte het luisterend oor op„als u over kinderen aan het proce deren bent, dan bent u verkeerd bezig." ■Jawel", morde de cliënte: „maar ik wil in huis blijven met de kinderen. En dat wil hij meh Het zijn toch ook zijn kinderen? Dan ®°ethij het toch goed vinden dat zij op hun Pkkkunnen blijven?" Of zij daar met haar man over gepraat had? „Nee nooit", klonk het pertinent. „Daarom ben ik hier ook ge komen. Kunt u dat niet doen?". Wie zelf al eens met deze bijl heeft gehakt, weet dat je in zo'n situatie uit angst je mond houdt. Want wie weet welke geest je uit de fles oproept? Hoefnagels wees de suggestie beleefd van de hand. Wel bood hij aan te hel pen met het schrijven van een brief. En met een twinkeling in de ogen zegt hij: „Ze vra gen dan altijd: wat moet er boven?" Tegen de verwachting van de vrouw in, bleek haar man gehoor te geven aan de op roep om de bemiddelaar te bellen. Praten wilde hij wel, hoewel hij zich in eerste in stantie rot schrok bij het idee dat zij daar ook bij aanwezig zou zijn. „Ze praat alleen maar onzin", vond hij. Hoefnagels: „In al die jaren waren zij door die procedures met twee advocaten van el kaar geïsoleerd geraakt. Zo rijzen er spook beelden op. Hij was ooit vertrokken om geen ruzie meer te hoeven maken. Bij die gele genheid had hij slechts een brief je achterge laten. Met alle emotionele en juridische ge volgen van dien." „Bij een onderzoek naar mijn bemidde lingspraktijk, ontdekte ik dat vooral de scheidingsmelding goed moet gebeuren. Er wordt vaak heel slecht afscheid genomen. Als je daar greep op kunt krijgen, is er veel gewonnen. Want als je in gesprekken emo ties controleerbaar kunt maken, kun je op eens ook prima zaken doen." „Ze zagen ineens hoeveel gezamenlijke be langen er waren-. De opvoeding van de kin deren, de behuizing van de kinderen. Het uitpluizen hoe een en ander economisch on derhouden kon worden. Er zijn zóveel be langen die de ex-partners aan elkaar binden. Die mensen begrepen dat ineens. Binnen de kortst mogelijke keren gingen ze met een scheidingscontract de deur uit." Een derde partij heeft in zo'n geval dan het nakijken: de advocatuur. Ploefnagels rekent in doorsnee ('dat hangt van de partijen af') twintig declarabele uren. En als er heel in gewikkelde belasting- of vermogenszaken spelen, verwijst hij door naar specialisten in zijn praktijk. Maar hoe dan ook: de hulp vragers kunnen die kosten nu delen. Deze aanpak werd in het begin door advo caten met argusogen gevolgd. Inmiddels is er sprake van een kentering. Advocaten kantoren winnen steeds vaker informatie in. Het Handboek Echtscheidingsbemidde ling is dan ook niet zonder reden geschre ven. Duizend gevallen heeft Hoefnagels via bemiddeling aan huis afgedaan. Het emo tionele begin is en blijft voor partijen de moeilijkste fase. Er is ook veel gebeurd, voordat er hulp wordt ingeroepen. Peter Hoefnagels typeert die turbulente periode als 'de scheidingsoverwegingstijd'. „Dat is een uitermate turbulente tijd, waar in de communicatie slecht is. Over en weer worden bedreigingen geuit: 'Jij scheiden? Reken er niet op dat je ook maar één cent krijgt.En wat krijg j e dan? Dan zegt zij'Zo, krijg ik geen geld? Dan krijg jij de kinderen niet meer te zien.' Het is de periode waarin ook heel gauw gezegd word: 'Ik haat je.' En een paar uur later is het dan: 'ik hou van je.' Uitvinding „Desastreus is dat de aandacht van de kin deren af gaat. De kwaliteit van elke beslis sing die j e neemtwordt niet groter. Het gaat pas de goede richting op, als een van de par tijen zegt: 'ik wil van je af.' Iemand die echt het draadje wil doorknippen. Vrouwen doen dat vaker dan mannen." Dat is wat Hoefnagels bedoelt met een scheidingsmelding. Dat was een 'uitvin ding'. En hij belicht wat er gebeurt: „Daar na is er helderheid en krijgt verdriet een kans. Natuurlijk, je krijgt eerst te maken met onredelijke en emotionele reacties. Dat zijn de situaties waarin gezegd wordt: 'jij krijgt de kinderen niet meer te zien.Ze we ten elkaar heus te treffen op de pijnlijkste punten. Dan zeg ik: 'mensen, dit is alleen maar emotie.' Na een voltooide echtschei dingsmelding merk je dat die emoties zich kanaliseren. Het verdriet is weliswaar niet over, de onzekerheid is ook niet over, maar de reacties worden controleerbaar. „Bemiddelen is een leerproces. Daarom heb ik naast het Handboek Scheidingsbemidde ling voor juristen en psychologen, ook een publieksboek geschreven: Gelukkig Ge trouwd, Gelukkig Gescheiden. Dat kwam vorig jaar uit en is inmiddels aan zijn vierde druk toe. Het is van belang te leren dat je on controleerbare emoties echt te boven kunt komen. Je merkt dan dat elke traan een kilo agressie scheelt. Je voelt die ook wegvloei en. Nee, verdriet is geen ongeluk. Verdriet is een noodzakelijke fase." „Als het zover gekomen is, begin ik ook te informeren over zakelijke dingen. En ze mérken dat ze zakelijke belangen hebben. Ik informeer ze over de wet. En ik zeg, dat de wet niets afdwingt maar dat je zelf andere afspraken kunt maken. En dan zie je ze op eens veel rustiger naar huis gaan." Niet iedereen is een goede bemiddelaar, beaamt Peter Hoefnagels. Hij wijst er na drukkelijk op, dat je als je er niet geschikt voor bent, het bemiddelen ook niet kunt le ren. Bemiddelen is in zijn visie ook geen the rapie, „al is het wel handig dat ik ook psy chologie gestudeerd heb." Dan doet hij een bekentenis. „Ik had dokter willen worden, maar daar was in 1945 geen geld voor. In dit werk komt dat ideaal toch weer om de hoek kijken. Ik ben nu ook aan het helen. Geen huwelijken, maar de schei ding." Koos Tuitjer G.P. Hoefnagels: Handboek scheidingsbe middeling. Mediation als methode van recht en psychologie - Uitgeverij Tjeenk Willink. G.P. Hoefnagels: Gelukkig Getrouwd, Ge lukkig Gescheiden. Bemiddelingen over eenkomst bij trouwen en scheiden - Uitge verij Veen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 27