Je ambitie of je leven Veel dwalen garandeert geen mooie verhalen PZC Weg met de goede smaak! Jan Siebelink is realist en decadent De tweede helft van Anna Enquist Jan Mulder morrelt aan splinters werkelijkheid 24 Reisdagboek Gerrit Jan Zwier donderdag 25 januari 2001 n de lange rij boeken van Jan Siebelink (geb. 1938) hoedanigheden. Het verhaal van de twee broers Lucas en blijkt hij nu eens een F ranse decadent en dan weer een Casper Alteveer die ondanks al hun verschillen één gevoel Hollandse realist. In zijn pas verschenen roman delen. Ongelukkig genoeg kunnen ze beiden alleen met Engelen van het duister verenigen zich beide dezelfde vrouw gelukkig worden.. Jan Siebelink stelt in Engelen van het duister vrijheid boven succes. foto Theo Bohmers Wat doen we met ons be staan? Genieten we onbe kommerd van het leven dat ons werd gegeven? Of offeren we al les op om onze ambitie te reali- sei-en? Deze keuze tussen de vrijheid en het succes heeft Jan Siebelink al vaker bezig gehou den. Ook in zijn nieuwe boek draait het om dit dilemma. Of eigenlijk is het bij hem geen di lemma meer: de zogenaamd on- letterkundige kroniek bezonnenen krijgen gelijk, de ambitieuzen benijden hen. De tegenstelling wordt in Enge len van het duister geïllustreerd aan de hand van de lotgevallen van twee broers. Lucas Alteveer vergeet haast te leven om carri ère te kunnen maken: "Hij wilde het ver schoppen in deze we reld." Zijn houding is: „Je hoor de met iets bezig te zijn, iets wat je verder hielp.Inmiddels is hij jaloers op zijn vijf jaar jongere broer Casper. Lucas zegt op een gegeven moment tegen hem: „Kon ik maar zijn als jij. Uren buiten op de bank zitten, zonder iets om handen te hebben. Mij is dat onmogelijk. Tijd moet goed besteed worden." Verloren zoon De roman is in feite een variatie op de gelijkenis van de verloren zoon. Wanneer in het bijbelver haal de verloren zoon na een lie derlijk leven te hebben geleid naar huis komt, ontvangt zijn vader hem liefdevol. Tot erger nis van de oudere zoon, die altijd zo braaf en ijverig is geweest. In dit geval ontfermt evenwel niet de vader zich over de verloren zoon. De man, een vertrouwde verschijning voor wie Siebe- links proza volgt, is een gods dienstfanaat en wordt als mar ginale bloemenkweker door geldzorgen gekweld. Hij staat afwijzend tegenover de losban dige Casper. Het is Lucas die al tijd voor de jongen klaar staat. Hoe meer redenen hij krijgt om zijn broer te haten, des te groter wordt zijn liefde voor hem. De situatie is boeiend genoeg. Maar Siebelink heeft het gege ven niet op een ideale manier uitgewerkt. Het lijkt haast of hij per woord voor zijn literaire werk wordt betaald. Zo om slachtig, zo traag, zo langdradig gaat het toe in het boek. Het be langrijkste stijlmiddel is de her- omdat de twee broers nadruk kelijk een levenshouding moe ten belichamen. Ze krijgen daardoor weinig kans mensen van vlees en bloed te worden. Oppervlakkig gezien lijkt Lucas veel beter te slagen in het leven dan Casper. Maar de laatste is tevreden met zijn eenvoudige buren en zijn simpele baan. De ander heeft het in verschillende opzichten gemaakt, zonder daar gelukkig van te worden. Hij blijft proberen de jeugdige ondeugden van z'n broer te eve naren. Destijds liet Casper zich graag betalen door oudere da mes die gevoelig waren voor zijn charmes. Lucas leeft later per- haling: „Die details hoorde Casper later, veel later er was alweer zoveel tijd overheen ge gaan". Iemand heeft bij hem geen smaak, maar 'gevoel voor smaak'. Men maakt bij hem niet gewoon werk van het eten, maar 'speciaal werk van het eten'. De dingen worden niet één keer, maar dikwijls drie maal uitge legd. Zo komen de 368 bladzij den van Engelen van het duister gemakkelijk vol. Toch blijft de lezer onbevredigd achter. De veelbelovende verhaallijnen worden niet afgerond. Vooral het open einde maakt een mach teloze indruk. Misschien komt het allemaal verse fantasieën uit en zijn grootste genoegen is om zijn broer over alle details te infor meren: „Je zou zeggen dat Lucas het allemaal deed om Cas- pers bewondering af te dwin gen." De stille rivaliteit heeft ook met Ymke te maken, de vrouw met wie Lucas is getrouwd en tege lijk de enige die Casper gelukkig zou kunnen maken. Ymkes ver schijning maakte op de kweke rij veel indruk en ze vond me teen een plaats in het gezin. Even ziet het ernaar uit dat Cas per een verhouding met haar zal krijgen. Ze dansen intiem en be leven een wilde nacht. Aan hun omgang komt evenwel een einde wanneer Ymke zwanger blijkt te zijn. Wie is eigenlijk de vader van Gabrielle, de dochter die geboren wordt? Heimelijk Niemand durft de vraag te stel len, alleen moeder Alteveer zegt hardop: „Zoals dat kind op Cas per lijkt." Heimelijk houdt de kwestie natuurlijk iedereen be zig, vooral het gedrag van Lucas wcrdt er door bepaald. Gabrielle wordt een prachtig meisje en is zich daarvan be wust. „Oompje, als ik wil kan ik jou zo verleiden", laat ze Casper weten. Inderdaad koestert hij niet alleen vaderlijke gevoelens voor haar. De aantrekkings kracht is wederzijds, het meisje raakt daardoor het spoor volko men bijster en belandt in een kliniek. Engelen van het duister, een ro man die zich zoals gebruikelijk bij deze schrijver vooral in de omgeving van Arnhem afspeelt, is overigens een stuk minder verdorven dan de titel sugge reert. Weliswaar neemt de au teur de lezer vaak mee naar een hoerenbuurt in Den Haag, maar ook daar gebeuren geen al te schokkende dingen. Als de ver loren zoon in die wijk in benarde omstandigheden komt te verke ren, is het weer zijn broer die hem redt. Siebelink kent geen twijfel: het geluk is weggelegd voor de man die zich over weet 'te geven aan de sensaties van het moment'. Je leven of je am bitie? Kies voor dat eenmalige leven of je krijgt eeuwig spijt. Hans Warren Jan Siebelink Engelen van liet duis ter. Roman368 pag., f 49,50 Meu- lenhoff, Amsterdam proza Vonne van der Meer: De avond boot (Contact, 205 blz., 32,90, geb. 45,-). Van de stroom gas ten die een van de Waddeneilan den bezoekt leert de lezer van de nieuwe roman van Vonne van der Meer er twaalf kennen. Zij hebben één ding gemeen: ze brengen hun vakantie door in een huurhuisje, op het hoogste duin, aan de Badweg. Koen Peeters Acacialaan (Meulenhoff, 175 blz., ƒ34,25). Een man komt op de een of an dere manier in aanraking met Louis-Paul Boon, Maurice Gil- liams, Hugo Claus en Guido Ga zelle. Roman van Koen Peeters, die eerder een vijftal romans pu bliceerde, waaronder Conver saties met K., De postbode en Het is niet ernstig, mon amour. Graa Boomsma: Stadsvlucht (Prometheus, 360 blz., 39,50). 'Hoe moet je leven' is de klassie ke vraag die het bestaan van de drie hoofdpersonen in de nieu we roman van Graa Boomsma beheerst. De roman speelt zich af in het Amsterdam van 1966 en kan worden gelezen als een vervolg op Laagland (1999). H.L. Wesseling: Gedane zaken (Bert Bakker, 224 blz., 36,50). Na de bundels Algemene Zaken en Lopende Zaken de derde en laatste selectie uit de NRC-co- lumns van H.L. Wesseling. Lo pende Zaken werd in 1999 be kroond met de Busken Huet Prijs voor essays. Annie van Keymeulen: Bas (De Geus, 255 blz., geb., 44,05). Na Mijn Peepee en Het leeuweriks huis een nieuwe roman van An nie van Keymeulen. Marcel Lij sterman is als enige in het ge zin geen lid van de dorpsharmo nie. De jongen wil weg uit dat milieu, maar weet zich ook ge bonden door een sterk gevoel van solidariteit. Als hij een oude contrabas krijgt, begint zijn strijd om tot de ziel van het in strument door te dringen. Joke J. Hermsen: Tweeduister (De Arbeiderspers, 468 blz geb,, ƒ49,90). Martha Thomp son, dochter van een Britse wetenschapper en een Neder landse actrice, reist in de jaren twintig naar Engeland om meer te weten te komen over de ver dwijning van haar vader op de slagvelden van Passchendaele. Joke J. Hermsen is schrijfster en filosofe. In 1998 debuteerde zij met de roman Het dameoffer. In 1999 ontving zij de Jan Hanlo- essayprijs. Anna Enquist besluit haar nieuwe bundel De tweede helft met een gedicht waaruit blijkt dat ze precies weet wat voor eisen er tegenwoordig aan poëzie worden gesteld. Ze schrijft: „Het gedicht van de goede smaak/ kiest woorden met dubbele bodem,/ beschei den binnenrijm, beeldspraak/ aan banden. Breng het groot/ op een regiem van stijlfiguur/ en stijgkracht, dan groeit het/ met beleid, in slank bestek." Ze kent dus de regels, maar ze belieft zich daaraan niet te houden. Ik wéét hoe het hoort, maar ik doe het lekker toch niet, lijkt ze haar critici in de volgen de strofe van dit vers toe te roe pen. „Het gedicht van mij vreet zich vol/ met rotzooi", schrijft ze. Het vers "barst uit de krappe ceintuur/ van de regels en smijt zich/ tegen de bladzij, onder mijn blik". Anna Enquist (de schrijversnaam van Christa Broer, geb. 1945) heeft met de dichtbundels die ze sinds 1991 publiceert niet alleen ongeloof lijk veel succes behaald, maar ook ongelooflijk veel weerstand opgeroepen. De heftigste pole miek werd gepubliceerd onder de titel Waarom zijn de gedich ten van Anna Enquist zulke shitgedichten. Ja, waarom is dat? En waarom gaat de schrijfster in dezelfde trant voort? Ze lijkt in het aan gehaalde gedicht antwoord op die vraag te geven. Ze schrijft poëzie die tegen de regels van de goede smaak in gaat, omdat zij niet anders kan. Het gedicht is kennelijk machtiger dan de dichteres. Ze laat het gedicht zich niet volvreten. Nee, het vreet zichzelf vol. Ze laat het vers niet uit de krappe ceintuur barsten. Dat doet het zelf, het gebeurt onder haar machteloze blik. Het is een bekende gedach te die je vanaf Plato tot en met Ida Gerhardt tegenkomt: het gedicht wordt de dichter als het ware gegeven. Waarmee Anna Enquist meteen een ideaal ex cuus heeft om weer een bundel vol bandeloze beeldspraak en uit de ceintuur barstende woor den af te leveren. De wetten van de goede smaak worden op grote schaal overtre den in De tweede helft. Er staan onwaarschijnlijk lelijke ge dichten in het boek. Neem 'De Anna Enquist kent alle eisen die aan poëzie worden gesteld, maarze belieft zich daaraan niet te houden. rode jas' waarin 'de kleuren worden opgevreten door achte loze schemer', waarin wit 'het oog treft als een vuistslag' en waarin 'tijd als een vlies over de dingen vloeit'. Nauwelijks min der afstotend komt 'Waar is het feest' over, waarin we onaange naam worden verrast met me dedelingen als 'De spoeling is brijig van verheugen en ver hoogd/ besef van reis' en 'We stuiteren als ballen op de kade'. die bij hun lange levens horen. Jammer genoeg kiest deze dich-' teres zelden voor de frivoliteit. Het is eerder zo dat de luchtigste onderwerpen haar tot de zwaar ste regels verleiden. Zo beweert ze over Marco van Basten: „On der het krakend harnas van roem/ begon het zeurend te branden." Over Johan Cruijff heet het: „Gedachten jaagt hij ver voorbij contract/ en krui sing. Al het onverwachte is/ een In dit gedicht is een groepje al wat oudere mensen in feestelij ke stemming op weg naar Parijs. Door de uitlaat van de bus 'knallen onze jaren,/ hypothe ken, boeken, baby's, pillendo zen, brillen'. Ook een regel waarin misschien de goede smaak wordt getart. Maar wat past de uitdagende wending prachtig bij de gevoe lens van deze feestgangers, tij delijk bevrijd van de plichten nederlaag die slim wordt bijge zet. Anna Enquist mag dan be scheiden binnenrijm en dubbele bodem dodelijk saai vinden, haar eigen werk hoort meestal óók in de poëtische grafkelders thuis. H.W. Anna Enquist: De tweede helft. Ge dichten 64 pag./ f 29,95 Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Ant- werpen. In een interview met Hugo Camps zei Jan Mulder eens: „Ik schrijf niet om een mening door te duwen. Mij gaat het om de schoonheid van een stuk, een passage of een beeld, en niet om de dingen die je ermee kunt be reiken. Ik geniet van heerlijke woorden als habbekrats en knarsetanden." De grote kracht van de veel schrijver (de Volkskrant, Else vier, Playboy) Jan Mulder is dat hij er in zijn columns doorgaans in slaagt de lezer deelgenoot te maken van zijn genoegen, ver bazing of verontwaardiging zonder dat hij uitlegt of analy seert. De ex-topvoetballer ob serveert, wrikt een splintertje van de werkelijkheid los en geeft zijn verbeeldingskracht vervolgens alle ruimte. Ook in deel twee van zijn verza melde sportcolumns, Spelers en speelsters, maakt Mulder op zijn inmiddels beproefde wijze het onaanzienlijke onderhou dend. De nurkse Groninger die verveeld bij 'Barend en Van Dorp' rondhangt, is hier weer de subtiele waarnemer die het ogenschijnlijk onbeduidende detail - de naam van een wiel renner, het ruimtepak van een ballonvaarder, een vergeten krantenberichtje over een Insider Jan Mulder fileert in zijn nieuwe bundel vol sportcolumns met ge noegen de opgeblazen onechtheid van het wereldje, foto Roland de Bruin Deense voetballer bij Excelsior - aangrijpt om een Mulderiaans universum te creeëren. Mulder houdt de traditionele journalistiek op een flinke af stand. Hij schrijft niet over voetbal of over sport. Mulder grabbelt in zijn hoogstpersoon lijke sportbak en gebruikt het gevondene als vehikel voor zijn rijke fantasie. En, ijzersterkzijn de dialogen die Mulder neerzet. Piet de Visser met 'zijn' Brazili- aantjes, Ronald Koeman en Zubizaretta in de auto, het ge sprekje van Cambuur-secreta- ris Vellinga met zijn collega Katuin van Veendam: Mulder morrelt aan de werkelijkheid en maakt tegelijkertijd een wereld zichtbaar die anders versluierd blijft. Een enkel tv-beeld of een flard van een gesprek is vol doende om een hilarisch, ver rassend en (soms) ontroerend beeld te schetsen van de ambi ties, gekte en uitwassen van de sportwereld. Dankzij zijn voetbalachter grond is Mulder een insider. Dat levert nog steeds prachtige stukjes op (vooral over zijn pe riode bij Anderlecht), maar soms koketteert hij wat al te op zichtig met zijn status en kruipt hij in de rol van Bekende Neder lander. Mulder kan ook genadeloos cy nisch uithalen. Het tumult rond de ingegroeide teennagel van Davids, egomania van de bobo's en de verwaandheid van zelfbe noemde toppers, Mulder fileert met genoegen de opgeblazen onechtheid van 'het wereldje'. Spelers en speelsters telt maar liefst vierhonderd pagina's en bevat meer dan honderd co lumns die tussen 1980en2000in de Volkskrant en Playboy ver schenen. Het boek doet verlan gend uitzien naar de columns die nog zullen verschijnen. Pieter van den Broeke Jan Mulder: 'Spelers en speelsters Uitgever: Thomas Rap. Prijs. f39.90. Al dwalend is de titel van een nagelaten bundel van J. SlauerhoffHet is ook de titel van een pas verschenen boek van Gerrit Jan Zwier. In beide boeken wordt veel ge reisd. Slauerhoff bezong de maneschijn te Tsingtao en een Japanse danseres. Verder wijdde hij een aantal gedichten aan een tocht naar de poolstreken. Zwier laat ons meelezen in zijn reisdagboeken. Hij trekt onder meer naar IJsland, de Noord-Duitse eilanden en de Faeröer. Zijn schuld aan Slauerhoff wordt intussen ruimschoots te rugbetaald. Er komen meer letterkundigen te sprake, W.F. Hermans, M. Vasalis en J.J. VoskuilMaar niemand wordt in het boek zo vaak genoemd en zo uitbundig geroemd als deze dichter. Bijna iedereen heeft als vanzelfsprekend een hang naar het zuiden. Zwier gaat tegen de stroom in en voelt meer voor het noorden. Die voorliefde wordt weer uitvoerig bele den in deze dagboekaantekeningen die be ginnen op 28 april 1996 en eindigen op 6 september 2000. De ene reis wordt door de andere opgevolgd. Een enkele keer begeeft Gerrit Jan Zwier hij zich in een richting die tegen zijn instinct indruist en belandt hij bijvoorbeeld in Por tugal Maar meestal gaat het noordwaarts. Waar komt dat noordelijke gevoel vandaan? Of zoals een Vlaming het hem vraagt: „Oe eeft dat noordelijk gevoel u zo in de ijzers kunnen slaan?" Een vraag die natuurlijk niet valt te beant woorden, maar de kiem is naar zijn zeggen gelegd 'tijdens zomervakanties op Vlieland en Terschelling'. Nog altijd maakt hij óók binnenlandse rei zen. Hij gaat op zoek naar paddestoelen in Drenthe. Hij wandelt door het heuvelland schap van Zuid-Limburg. Ook ontdekt hij de lichtzinnige kant van het zware dorp Staphorst. En uiteraard gaat hij zo noorde lijk als in ons land maar mogelijk is: hij schrijft over Rottumeroog, Rottumerplaat en het vogeleiland Griend waar het verblijf niet bepaald gerieflijk is. Zwier is trouwens niet iemand die schrikt van ontberingen. Hij heeft een 'ski-avontuur' in Fins Lapland en beklimt een rotswand op Grimsey. Dat klinkt allemaal opwindend genoeg, deson danks willen deze reisdagboeken niet al te meeslepend worden. „Wie in deze tijd geen toerist wil zijn, moet rare fratsen uithalen om aan dat stigma te ontsnappen", noteert hij ergens. Tot dergelijke fratsen is hij niet bereid. Zijn proza heeft daardoor iets inwis selbaars. Hij ziet wat iedereen ziet op Sylt, op Helgoland, op al die andere plaatsen. Zelfs over IJsland, waar hij elke steen lijkt te kennen, schrijft hij nogal kleurloos. „Ik mag mij langzamerhand een IJsland-vete raan noemen", stelt hij vast. Hij gaat er daarom als reisleider optreden. Maar de reisleider raakt soms de weg kwijt, moet hij in enkele geestige aantekeningen opbiecht en: „Met het gevolg dat ik een vrouw van 81 voor het eerst in haar leven slootje liet springen." Hij was zeker niet de eerste Ne derlandse auteur die in de ban raakte van IJsland. In de jaren twintig schreef de dich teres Augusta Peaux er bijvoorbeeld een prachtige reeks over. Het eiland wekte bi] haar de indruk 'als lag het ver,/ vreemd en onwezenlijk, op een planeet/ ouder dan on ze aarde, een planeet/ in strengen ernst ver stild, de eenzaamheid/ omgeeft haar als een dampkring'. Zelfs als het zuiden je in het bloed zit, krijg je van zulke literatuur bijna een noordelijke neiging Bij Zwier krijg je echter het gevoel: wat heeft een mens in die contreien te zoe ken? Hij merkt op: „Van Slauerhoff heb ik geleerd dat reizen en schrijven een gelukki ge combinatie vormen.Deze schrijver leert je onbedoeld een andere les; veel dwalen is geen garantie voor mooie verhalen. H.W. Gerrit Jan Zwier: Al dwalend. Reisdagboeken, 240 pag.J 39,90 Atlas, Amsterdam-Antwerpen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2001 | | pagina 24