Dromen
zijn geen
bedrog
Een familie gaat onder het ontleedmes
PZC
Lezen om te begrijpen
hoe je moet leven
30
Debuut van
Floor Haakman
Nooteboom gaat voor zijn poëzie
Columns van
Marjoleine de Vos
Ger Thijs
donderdag 14 december 2000
romen zijn bedrog. Deze wijsheid wordt in alle
toonaarden ontkend door de filosoof Nadar, de
hoofdpersoon van Floor Haakmans eerste roman
Oneetbaar brood. Hij vraagt zich zelfs af: „Is het mogelijk om
de schijnwerkelijkheid van alledag helemaal te vervangen
door het werkelijke zijn: het leven in de droom?" Een
verontrustende verkenning van het gebied tussen waan en
realiteit.
Over sommige dingen kun je
beter niet nadenken. In zijn
Theaitetos wierp Plato vijfen
twintig eeuwen geleden zo'n
vraag op waar niemand ooit
raad mee zal weten: „Slapen we
en berusten al onze gedachten
op een droom óf zijn we wakker
en spreken we echt met elkaar?"
In beide omstandigheden lijkt
alles te kloppen: „Ja, niets belet
ons te denken dat wat we nu be
spreken elkaar in een droom
vertellen. En wanneer we gelo
ven in een droom dromen te ver
tellen, wordt de overeenkomst
tussen beide situaties heel frap
pant."
Zien we de wereld om ons heen
werkelijk, of verzinnen we die
alleen? We gaan voor het gemak
vrijwel allemaal van het eerste
uit, maar Nadar uit Oneetbaar
brood doet het omgekeerde. Hij
is de hoofdpersoon in het de
buut van Floor Haakman (geb.
1973), waarin overigens niet
naar Theaitetos wordt verwe
zen. In plaats daarvan komt ze
met een, volgens mij iets minder
toepasselijke, adaptatie van
Plato's gelijkenis van de grot uit
Het Bestel. Het beroemde ver-
letterkundige
kroniek
haal van de mensen die de scha
duwen die ze in hun onder
grondse verblijf zien bij gebrek
aan kennis voor de werkelijk
heid houden.
Een beginnende schrijfster die
de filosofie niet schuwt en zich
zonder omhaal op Plato be
roept? Zo iemand hebben we in
de recente Nederlandse litera
tuur toch al een keer gezien? Dat
was Connie Palmen die in 1991
zeer succesvol debuteerde met
De wetten, een pendant van Pla
to's gelijknamige werk. Ik wil
het Floor Haakman niet aan
doen haar tot een tweede Connie
Palmen uit te roepen, daarvoor
is haar roman veel te origineel.
Oneetbaar brood maakt echter
een even overtuigende én zelf
verzekerde indruk als De wet
ten.
Het is een enigszins griezelig
boek, maar dat ligt aan het on
derwerp Dromen kun je het
best meteen weer vergeten. Het
is ongezond om er een betekenis
aan te geven, om zoals hier ge
beurt nachtmerrie en dagdroom
de realiteit te laten'doordren-
kenJe krij gt al lezend de indruk
aan het slaapwandelen te zijn,
wat betekent dat de schrijfster
haar werk goed heeft gedaan.
De roman is zeker geen theore
tisch staketsel gebleven (zoals je
vaak ziet bij literatuur met een
filosofische inslag), het werd
een boek vol leven. Al is het dan
verzonnen in plaats van werke
lijk leven. Om meer dan één re
den kun je dus van een droom-
debuut spreken.
De dromer waar het allemaal
om draait, werkt als docent filo
sofie. Zijn promotieonderzoek,
naar 'de macht van dromen in de
omgekeerde wereld', is ge
strand. Hij-moet eerstejaars een
inleidend vak bijbrengen. Een
al te hoge dunk heeft hij niet van
zijn studenten: 'meestal buiten
gewoon gestoorde, bijna krank
zinnige, zeikerige wereldverbe
teraars of psychiatrische
patiënten die de logica van een
schizofreen hanteren'. Een van
deze drie studenten - zij heet Os-
ten-Sibel, de schrijfster houdt
van namen waar je véél achter
kunt zoeken - wenst contact met
hem. Hij schrikt daar nogal van:
omdat ze hem aan een geliefde
uit het verleden doet denken én
omdat hij er niet van houdt dat
personages uit de echte wereld
in zijn gefantaseerde wereld
doordringen.
Zijn werkelijkheid bestaat ge
heel uit verzinsels. Dromen zijn
voor hem de realiteit. Z'n tegen
spelers werden door hem be
dacht en ze blijken verbazend
levensecht. Zozeer dat ze zich
onafhankelijk van hem ontwik
kelen en zelfs een bedreiging
voor hem kunnen vormen.
Daarom moet hij, zoals anderen
soms vluchten in de verbeel
ding, vluchten in de werkelijk
heid. Maar ook daar vindt hij
geen rust, hij draagt namelijk
een gruwelijk geheim met zich
mee. Waarbij we natuurlijk
weer moeten bedenken dat
waan en waarheid bij hem niet
te ontwarren zijn. Nadars fan
tasie maakt het zelfs mogelijk
dat hij herinneringen heeft aan
dingen die nooit bestonden.
Osten-Sibel, met wie hij zowel
in het leven van alledag als in
zijn dromen omgaat, zorgt voor
een confrontatie met het verle
den. „Ikwasalzolangnaarjeop
zoek Ik ben zo blij dat ik je
weer terug heb zegt zijOf ei-
genlijk laat hij het haar zeggen.
Ze worden minnaars en ver
dwijnen naar Parijs, waar Na-
Je krijgt al lezend de indruk aan het slaapwandelen te zijn, wat betekent dat schrijfster Floor Haakman haar werk
goed heeft gedaan. foto Marco Bakker
dar ook met die andere geliefde
is geweest. Daardoor gaat het
mis met zijn fantasieën: „Ik be
geef me in de verkeerde tijd op
het verkeerde moment.Anders
waren zijn gedachten juist vol
komen logisch: zo kon hij conti
nu bestaan in de werkelijkheid
saties. Of droomt hij alleen
maar dat hij droomt?
Emma heeft een ook al wonder
lijke winkel. 'Het vliegende ta
pijt' heet die en je kunt er 'alles
bestellen op het gebied van mooi
en lelijk, waarin niets meer
massa is maar alles toegespitst
van zijn droom. Hij voorzag
zichzelf bijvoorbeeld van een
echtgenote, Emma, die gewoon
de was doet, met hem vrijt, maar
ook overspel pleegt. Want het
gekke is: hij heeft zijn dromen
niet in de hand, ze bezorgen hem
soms hoogst onaangename sen-
op iemands unieke wensen'
Daarbij speelt Osten-Sibel weer
een rol, ze kanloepassel ij ke tek
sten leveren. Ze heeft een bio
grafie van een fictief personage
op haar naam staan, en de
hoofdpersoon daarvan blijkt
Nadar te zijn. Waarmee Oneet
baar brood een droom in een
droom in een droom wordt. Ze
schildert de filosoof overigens
af als 'een geesteszieke die
besloten heeft dat alles wat er
gebeurt in het dagelijks bestaan
door hem verzonnen is'. Om de
zaak nog wat scherper te stellen
voegt Osten-Sibel daaraan toe:
„Zo ben ook ik slechts zijn
speelbal, ontsproten uit zijn ei
gen fantasie."
In Parijs, of tenminste de ge
droomde versie van deze stad,
raakt Nadar het spoor bijster.
De werkelijkheid mag voor ons
mensen moeilijk te vatten zijn,
de verbeelding is kennelijk niet
overzichtelijker. Een boek over
de gevaarlijke grens tussen
waarheid en waanzin. Waken of
slapen wij? Floor Haakmans ro
man laat zien dat het heilzaam
is deze aloude vraag niet te stel
len.
Hans Warren
Floor Haakman: Oneetbaar brood -
184 pag., f31,95 - Uitgeverij Bert
Bakker, Amsterdam.
De tweewekelijkse column
van Marjoleine de Vos
hoort tot de meest dwarse on
derdelen van NRC Handelsblad.
Haar artikelen, die de ene keer
hevige ergernis oproepen en de
volgende keer warme instem
ming, zijn hoe dan ook belang
rijk. Daarom is het goed dat een
aantal van deze bespiegelingen
onlangs werd gebundeld onder
de titel Nu en altijd.
Marjoleine de Vos, die eerder dit
jaar haar debuut als dichteres
maakte met Zeehond graag, be
sluit haar nieuwe boek met een
lange lijst van aangehaalde lite
ratuur. Want dat is mogelijk het
merkwaardigste aan haar arti
kelen: waarover ze ook schrijft,
ze weet altijd een toepasselijke
tekst te citeren. Of het de nor
maalste zaak van de wereld is,
verbindt ze een relaas over
agressie in het stadsverkeer aan
Plato's dialoog Protagoras. En
in een beschouwing over kunst
matige bevruchting ('een ge
vaarlijke valkuil') wordt, alsof
Kavafis het gedicht voor de ge
legenheid heeft geschreven,
naar diens 'Antonius door zijn
god verlaten' verwezen. Ze
meent: „Misschien zouden ze in
elk ziekenhuis dat gedicht aan
de muur moeten hangen."
Zo'n opmerking is kenmerkend
voor haar. Het alledaagse be
staan en de literatuur lijken in
onze tijd gescheiden gebieden te
zijn. Wie trekt er zich nog iets
aan van wat schrijvers beweren?
En andersom hebben de schrij
vers, steeds meer gefixeerd op
de vorm in plaats van op de in
houd, nauwelijks de behoefte de
mensheid iets te zeggen. Bij
Marjoleine de Vos worden de
werelden echter op een vanzelf
sprekende manier verbonden.
In een voorwoord kondigt ze
aan dat haar columns handelen
over 'waar het in het leven om
gaat of om zou moeten gaan'.
Dat zijn 'te grote vragen' reali
seert ze zich, waarover je nooit
uitsluitsel zal kunnen krijgen.
Maar ze zoekt de antwoorden
dus vaak bij schrijvers en dich
ters, bij Wislawa Szymborska
en bij Zbigniew Herbert en bij
vele anderen.
Steeds weer wijst ze erop dat er
andere dingen zijn dan econo
mie. Zou het werkelijk zo vrese
lijk wezen te moeten leven met
baar, de kunst aan het geloof
gekoppeld. Marjoleine de Vos
bevindt zich wat de godsdienst
betreft in een riskante schemer
zone. „Kon ik maar geloven",
verzucht ze ergens. Eigenlijk
bestaat er geen sterkere geloofs
belijdenis. En dat geloof wil ze
uitdragen ook. Sommige van
haar stukken lijken bijna pre
ken, met alle maniertjes en
vooringenomenheden van dien,
met karikaturen van de 'antige
lovigen', met een voorliefde
voor beladen woorden als gebed
en vergeving, met wendingen
als,De Vader is een oog dat ziet,
dat alles ziet". Heel dwars om
zo'n toon te bezigen in een krant
met het trotse devies 'Lux et Li-
een iets minder grote luchtha
ven en met iets minder snelle
treinen, vraagt ze zich af in een
stuk met de uitdagende titel
'Lang leve Jutland'. Gedichten
horen voor haar tot de belang
rijkste dingen in het bestaan,
vandaar een hartstochtelijk
pleidooi als 'Iedereen is een poë
zielezer'.
Heel behartenswaardig alle
maal. Intussen wordt evenwel,
haast sluipenderwijs maar
daardoor niet minder aanvecht-
bertas' ('Licht en Vrijheid'). Ge
lukkig is dit niet de enige reden
dat Nu en altijd zo'n opvallend
tegendraads boek werd. Einde
lijk iemand die het nog durft: le
zen om te leven, om goed te kun
nen leven, om te begrijpen hoe je
moet leven.
H.W.
Marjoleine de Vos: Nu en altijd. Be
spiegelingen -176 pag., f31,95
Prometheus/ NRC Handelsblad,-
Amsterdam/ Rotterdam.
Wat zou Cees Nooteboom
zeggen wanneer je hem
vroeg welk onderdeel van zijn
oeuvre hem het liefst is? Zou hij
kiezen voor zijn befaamde reis
verhalen? Of ging zijn voorkeur
uit naar zijn vaak vertaalde ro
mans? Vermoedelijk is het minst
bekende deel van zijn werk hem
het meest dierbaar, namelijk
zijn poëzie. Nooteboom (geb.
1933) publiceerde gedurende
z'n hele, inmiddels vijfenveertig
jaar omvattende literaire loop
baan dichtbundels. Daarmee
vond hij echter nauwelijks
weerklank. Integendeel, ook
zijn vorig jaar verschenen poë-
zieboek Zo kon het zijn wachtte
geen warm onthaal.
Een van zijn critici antwoordde
hij op een manier zoals het een
dichter betaamt: met een ge
dicht. Hij gaf zijn opponent
Maarten Doorman toe: „In mijn
gedichten valt weinig te la
chen." Om daar meteen veron
gelijkt aan toe te voegen: „Daar
hebben we andere mensen
voor,/ die uit gebrek aan taal/
een spraakgebrek nadoen." Hij
verweet de bespreker ook nog:
„Jij wou op je eentje/ de ziel af
schaffen./ Ga je gang./ Ik kwam
haar deze week nog vier keer te
gen,/ bij Montale, Borges, Paz
enDescartes."
In dit gedicht, opgenomen in
zijn nieuwste boek Bitterzoet,
wordt het misverstand onge
wild zichtbaar. Het valt moei
lijk te ontkennen dat er wel
degelijk een probleem met Noo-
tebooms poëzie bestaat. Die is
star in plaats van elegant. Ken
nelijk denkt de auteur: ik ben
een van de weinigen die grote
poëzie lees, dus kan het niet an
ders of ik schrijf ook grote ge
dichten. En grote woorden als
'ziel' maken het er volgens hem
nog grootser op. Maar dergelij
ke redeneringen gaan niet op,
hij mag heel veel weten van poë
zie, zijn eigen gedichten blijven
schamel, zoals ook weer in Bit
terzoet is te zien. De bundel be
vat, zoals de ondertitel belooft,
'honderd gedichten van vroeger
en zeventien nieuwe'. We krij
gen zodoende een doorsnede
van zijn complete dichtwerk te
lezen, waarbij opvalt dat de re
cente verzen zeker niet de zwak
ste zijn. Zo is het titelgedicht
'Bitterzoet' een mooi begin van
het boek. De beschrijving van de
plant ('bladeren spiesvormig,/
meeldraden geel') leidt uitein
delij k tot een visie op het mense
lijk bestaan: „Bitterzoet,/ dit le
ven van ons./ Het zweeft door de
tijd zonder weerga,/ en draait
zich niet om/ bij de deur.
Het is nog niet bepaald poëzie
die danst en zingt, maar de dich
ter is minder log dan vroeger
toen hij strofen afscheidde als:
„In de beperkingen van de slui
tende dag,/ telt hij de elementen
van leven en dood,/ het aanwe
zige. Nu meer dan ooit/ stilte in
zijn kleiner wordende wereld."
Regels die, hoe zwaar ze ook
klinken, volkomen leeg zijn.
Een devies van hem luidt: „Ik
berg me op in mijn gedicht." Het
lijkt er eerder op dat de dichter
pal voor zijn werk gaat staan,
met enorm vertoon van belezen
heid en bereisdheid. De gedich
ten bevatten tal van imponeren
de verwijzingen. Een nieuw vers
draagt de titel 'De dichter Li Ho
vindt een pijl op het slagveld',
en de inhoud ervan is niet min
der ingewikkeld.
Dit werk heeft voetnoten nodig,
en die verschaft Nooteboom dan
ook gretig. Alleen gaat hij daar-,
bij niet consequent te werk: hij
licht dingen toe die in de gedich
ten zelf afdoende verklaard
worden, maar laat het afweten
bij dingen die wél uitleg behoe
ven. Met of zonder noten, deze
gedichten missen het geheim
zinnige dat poëzie tot poëzie
maakt. Het is allemaal te op
zichtig, te gewild, te nadrukke
lijk. De lezers zullen de liefde
van de schrijver niet kunnen de
len. Zijn paradepaard beweegt
niet soepel maar stram.
H.W.
Cees Nooteboom: Bitterzoet. Hon
derd gedichten van vroeger en ze
ventien nieuwe -196 pag., f 34,90-
Uitgeverij De Arbeiderspers, Am
sterdam-Antwerpen.
Is konijn met zure saus lekker? Het schijnt
een delicatesse te zijn. Het gezin uit Ger
Thijs' laatste roman smult er in elk geval
jaar in jaar uit weer van. Elk paasfeest ver
enigen de drie zonen zich rond de ouderlijke
dis en eten met pa en ma het traditionele
maal. Moeder is vergroeid van de reuma, de
broers zijn onderling weinig spraakzaam,
vader is een opvliegende zak, en ergens ont
breekt een stiefdochter. Maar toch, telkens
zit het gezelschap weer daar. De zonen na
deren zelf inmiddels de ouderdom. Hun ou
ders zullen weldra sterven.
Met dit ijzersterke gegeven van een rituele
maaltijd als leidraad zet Ger Thijs in zijn
kleine roman Het konijnenmaal het ont
leedmes in een familiedrama. Hoewel het
woord 'drama' niet helemaal dekt wat er
aan de hand is. Waar het eigenlijk om draait
is de functie van het geheugen: willen wij
ons de waarheid herinneren of willen wij
herinneringen die de waarheid dragelijk
maken?
Het geheugen is altijd selectief. Met het ge
heugen scheppen wij ons verleden en ons
heden. Het is duidelijk dat het verleden het
gezin uit Het konijnenmaal niet lekker zit.
De overspeligheid van de vader, zijn versla
ving aan pornografie en zijn losse handen
hebben een verwoestende invloed gehad op
de moeder en de zonen. Typisch zo'n gezin,
waarvoor echtscheiding een zege zou zijn
geweest. Maar het is begin j aren zestig en we
zijn in het diepe zuiden van katholiek Ne
derland. In plaats van een echtscheiding
ploetert dit gezin in ongeluk voort.
De moeder laat zich terugbrengen tot de
geestelijke proporties van een muis, de va
der heeft elke avond weer ander overwerk
en de zoons bekijken vol onbegrip het por
nografisch materiaal dat dit overwerk ople
vert.. In een buffetla liggen vele kiekjes van
vader met allerlei vrouwen uit de buurt. Bij
dit alles speelt de zeer nadrukkelijke afwe
zigheid van stiefdochter Heieen. Ooit kwam
het meisje min of meer aangewaaid, gedropt
door een gezin dat niet meer voor haar kon
zorgen. Zij werd liefdevol opgenomen. Voor
de moeder was zij een dochter. Maar al gauw
werd duidelijk dat ook de vader wel oog
voor het meisje had. Hij fotografeerde haar
in net iets te uitdagende poses. Over de ro
man hangt de suggestie dat vader tenslotte
zijn vingers niet thuis heeft kunnen houden,
hoewel dat niet helemaal duidelijk wordt
gemaakt. Hoe dan ook, op een goede dag
wordt Heleentje halsoverkop het huis uit
GerThijs schreef met Het Konijnenmaal een even indringend als lichtvoetig boek.
foto Maurice Nelwan
gehaald. Zij verdwijnt naar Amerika. En
dat is niet voor niets.
Het verhaal wordt in Het konijnenmaal niet
rechtstreeks verteld. Het komt met kleine
beetjes uit de mond van de middelste zoon
Harry, die steeds meer moeite krijgt met zijn
verleden. Harry is als het ware de 'klokken
luider' die de hoofdpersoon van het boek, de
jongste zoon Toine, een televisieregisseur
die een keer per jaar naar het zuiden afreist
voor het konijnenmaal, wakker schudt.
Toine moet op de een of andere wijze zien te
bemiddelen tussen het verleden en het he
den. De wijze waarop hij dat doet levert zeer
pregnante scènes op, die Het konijnenmaal
tot een indringend en tegelijkertijd licht
voetig werkje maken.
Anders dan de korte weergave van de in
houd misschien zou doen vermoeden, is de-'
ze roman niet besmet met de plakkerigheid
van literaire psychotherapie. Thijs heeft een
ijzersterke vorm ontwikkeld, waarmee hij
de thematiek op afstand kan houden. Het
paasmaal is een rituele terugkeer van iets
dat er eigenlijk nooit is geweest. Noem het
gezinswarmte of geborgenheid. Elk jaar
wordt net gedaan alsof die er wel was. Maar
de leugen begint te slijten. De moeder sterft.
De vader volgt. De drie zonen, ieder op hun
manier op de drempel van de ouderdom,
moeten de waarheid opnieuw uitvinden.
Met heel veel humor, gevoel voor contrast
en een scherpe psychologische blik heeft
Ger Thijs zijn thema neergezet. Wat vooral
te waarderen valt is zijn terughoudendheid
in de beschrijving van hevige, emotionele
scènes. Door slechts hier en daar wat aan te'
stippen, suggereert hij een maximum. De
sterfepisode van de moeder bijvoorbeeld is
uitermate wrang, maar ontlokt ook een
glimlach.
Daar ligt de literaire kracht van deze ge
slaagde vertelling. Thijs stort niet de vol
heid van het levensdrama over ons uit, maar
houdt steeds een soort analytische reserve.
Daardoor kan de lezer zichzelf vragen stel
len. Kunnen mensen op hun vijftigste nog
veranderen? Is pornografie 'onschuldig'?
Moeten wij gezinstradities toch maar in ere
houden? Boeken zijn brieven aan onbeken
de vrienden, is wel eens gezegd, Welnu, deze
brief zal ongetwijfeld adressanten vinden.
Jan-Hendrik Bakker
Ger ThijsHet konijnenmaal - Uitgeverij Veen.
f29,90.