PZC Majapahit aan de Maas Palézieux vernieuwde de grafische kunst 29 Gouden eeuw van Indonesië Expositie Rembrandthuis donderdag 14 december 2000 Bronzen lamp in de vorm van een asceet. ge afdelingen van de tentoon stelling, een soort schatkamers met meesterwerken van edele en mindere edele metalen. Aan werken van terracotta (toch vaak van een grote visie getui gend, zoals een wél aanwezig olijk spaarvarken bewijst) werd vrijwel voorbijgegaan, omdat er te veel vragen bestaan over da tering en authenticiteit. Uit Ne derlandse musea en particuliere collecties koos Kreijger veel su perbe voorwerpen van brons, zilver en goud. Men was hier ook gelukkiger met de inrichting en belichting. Buitengewoon fraai en zeld zaam is het gouden 'schaam- plaatje' voor een man. Gouden schaamschelpjes voor vrouwen zijn er meerdere. Praktisch lij ken ze niet, zeker niet voor een man. Vandaar wellicht de sug gestie dat het attribuut gedra gen zou zijn door 'een mannelij ke asceet van edele geboorte'. Naar je mag veronderstellen ie mand die zijn seksuele impulsen geheel onder controle had, al knelde en schuurde het schildje nog zo. Hoe zo'n ingetogenheid zich laat rijmen met de orgie van goudsmeedkunst die we hier te zien krijgen, blijft een raadsel. Ook bij vele andere dingen, die toch gebruiksvoorwerpen heten te zijn, vraag je je af of de uit bundige versieringen de toepas sing niet gehinderd zullen heb ben. Maar wat zijn bijvoorbeeld de bronzen rituele karretjes, bellen en lampen mooi, verfijnd én geestig! Erg aandoenlijk is het lampje met een acrobatische asceet. Het metaalwerk uit de Majapahit-periode behoort tot de hoogtepunten op dit gebied in de hele kunstgeschiedenis. Spijtig is dat bij deze tentoon stelling geen catalogus ver scheen, al biedt een speciale af levering van het tijdschrift A?ts of Asia een aanvaardbaar alter natief. Ook niet al te gelukkig uitgevallen is het inleidende filmpje, uitermate luidruchtig en met de hebbelijkheid de be dreigde eenheid van de moderne republiek te ontkennen met be hulp van verwijzingen naar het Majapahit-rijk. Desondanks een tentoonstelling die niemand zich mag laten ontgaan, al was het maar om oog in oog te staan met wat stellig een lieveling van het publiek zal worden: een gouden hemelse nimf, een re- poussé-werkje van nog geen tien centimeter hoog. In deze ui terst gracieuze verschijning uit de veertiende eeuw zullen van wege haar uitstraling, haar kle ding, haar gebaren haast alle Nederlanders onmiddellijk een Balische danseres herkennen. Een ver, vergeten koninkrijk wordt zo toch verrassend ver trouwd. Hans Warren Expositie: Majapahit. De Gouden Eeuw van Indonesië - Te zien tot en met 20 mei 2001 in het Wereldmuse um, Willemskade 25, Rotterdam. Open dinsdag tot en met zondag van 10 tot 17 uur, gesloten op 25 decem ber, 1 januari en 30 april. Toegang f 12,50. Gratis met Museumjaar kaart. Publicaties (in de museumwinkel verkrijgbaar): een zeer fraai geïllustreerd nummer van het Engelstalige tijdschrift Arts of Asia, f 39,50; een aflevering van het Nederlands talige blad Aziatische Kunst. II et Rotterdamse 'Museum voor Volkenkunde' is onlangs na twee jaar van ingrijpende verbouwingen weer opengegaan. Behalve een nieuwe inrichting heeft het ook een nieuwe, aantrekkelijke naam gekregen. Het heet voortaan het 'Wereldmuseum'. Tot en met 20 mei 2001 is de eerste grote tentoonstelling te zien, gewijd aan de kunst en cultuur van het Javaanse rijk Majapahit. De bloeiperiode daarvan was de veertiende eeuw en staat bekend als de Gouden Eeuw van Indonesië. In het laatste decennium van de twintigste eeuw heeft de irijke en gevarieerde cultuur van .Indonesië veel aandacht gekre gen, zowel de meest verfijnde hofkunst als de primitieve 'kunst van volken die als in de oertijd waren blijven leven. In ons land uiteraard, waar door de bij zondere band met de voor malige kolonie exotische din gen volkomen alledaags lijken. De vormentaal van de Balische kunst is voor ons even ver trouwd als een rijsttafel. Maar ook elders in West-Europa en in Amerika was de belangstelling groot. Wie herinnert zich bij voorbeeld niet 'Het Goddelijk Gezicht van Indonesië' (Nieuwe Kerk, Amsterdam), 'Hofkunst van Indonesië' (Kunsthal, Rot terdam), 'Versunkene Königrei- che Indonesiens' (Hildesheim), en daarnaast de exposities over Nias, de Bataklanden, de Dayakgebieden, om slechts en kele van de opmerkelijkste te noemen. Maar nog nooit werd een ten toonstelling uitsluitend gewijd aan het Javaanse koninkrijk dat zijn naam ontleent aan de bitte re Maja-vrucht. Het hindoeïsti sche Majapahit-rijk is in 1292 ontstaan op Oost-Java, ten zuidoosten van Surabaya, waar nu het plaatsje Trawulan ligt. Van een kleine dorpsgemeen schap groeide Majapahit snel uit tot het grootste rijk dat Zuidoost Azië ooit heeft ge kend. Omstreeks 1500 kreeg de islam meer en meer invloed. Alleen op Bali handhaaft de hindoeïsti sche cultuur zich tot de dag van vandaag. De aristocratie van Majapahit vluchtte indertijd naar het kleine eiland, mét de artistieke canon. Want al bleven gebouwen en sculpturen dan achter, het is niet voor niets dat veel van wat wij tegenwoordig als onvervalst Balisch beschou wen, de typische, zeer decora tieve motieven heeft van Majapahit. Maar ook op het is lamitische Java is Majapahit nooit helemaal verdrongen. Denk maar aan de verhalen van het wayangspel. En de poppen Hoofd van een man, circa 1450. van de verdreven goden als Ba tara Guru (Shiva) zijn duidelijk hun heiligheid nog niet kwijt: ze hielden hun oude contouren, veel stijver dan die van de ande re poppen, en worden wanneer men ze niet gebruikt door speci ale hoezen aan oneerbiedige blikken onttrokken. Iets van deze erfenis is ook te zien op de expositie in Rotter dam, maar de meeste van de tweehonderd voorwerpen (zo'n dertig uit eigen bezit van het Wereldmuseum) zijn van oudere datum. Ze werden gekozen door Hugo Kreijger, groot kenner van de kunst van Zuidoost Azië en sinds jaar en dag verbonden aan de Amsterdamse vestiging van het veilinghuis Christie's. Jammer genoeg was het deze keer niet mogelijk over objecten uit het museum van Jakarta te beschikken. Maar in die leemte is goed voorzien doordat het Leidse Museum voor Volken kunde en het Amsterdamse Rijksmuseum bereid waren vele beelden uit te lenen. Bovendien werd, om de gemiddelde kwali teit van de sculpturen op te vij zelen, besloten ook een paal werken uit de voorafgaande Singhasari-periode op te ne men. Toch ontkom je in de beelden zaal niet aan de indruk dat er op een gifgroen speelweitje een ge zelschap ietwat koboldachtige wezens staat opgesteld. Dat ligt ook een beetje aan de sfeer van de ruimte, die niets van de rust, de beslotenheid en de wijding van een candi (tempel) heeft. In tegendeel, de zaal biedt een magnifiek panorama over de Nieuwe Maas dat alle aandacht opeist en het oog verblindt. Eigenlijk heeft slechts één beeld genoeg magie om tegen al deze Rotterdamse nuchterheid opge wassen te zijn: het frappante, geheel asymmetrische, besnor de manshoofd uit omstreeks 1450, misschien afkomstig van de Candi Sukuh en in het bezit van het Rijksmuseum. Maar het lijkt erop dat in het Majapahit- rijk toch het meeste bereikt werd in andere kunstvormen. Dat valt af te leiden uit de overi- Gouden hemelse nimf, 14e eeuw. Gouden schaamschelpje voor een vrouw. Toen de Zwitserse kunstenaar Gérard Palézieux in 1968 het etsje van Rem brandt van een schelp als onderwerp koos, gaf hij zijn versie de titel 'Poging tot een hommage aan Rembrandt' mee. Dat is veel te bescheiden, de schelp van Palézieux eve naart de schoonheid van die van Rembrandt moeiteloos. Directeur Ed de Heer van Muse um het Rembrandthuis was zo onder de in- druk van het etsje dat hij ontdekte in een kunsthandel in Düsseldorf, dat hij besloot de kunstenaar op te zoeken. Resultaat is de eerste tentoonstelling van zijn grafische werk in een museum buiten zijn geboorte land. Palézieux (1919) woont sinds 1944 in het af gelegen dorpje Veyras-sur-Sierre in het banton Wallis midden in de Alpen, waar hij Ook schilderijen, aquarellen en boekillu Gérard Palézieux: Stilleven met flessen. straties maakt. De ongerepte natuur van het berglandschap is een van zijn belangrijkste inspiratiebronnen, maar zijn grafische oeu vre omvat ook stillevens, interieurs, naak ten, portretten en stadsgezichten. Voor deze expositie is uit duizend prenten een selectie van 85 werken gemaakt die zich ongeacht het gekozen onderwerp onderscheiden door een sfeer van verstilde schoonheid. Palé zieux werkt elk jaar buiten het seizoen enige tijd in Venetië en het typeert zijn kunste naarschap dat hij daar altijd kiest voor on derwerpen als een roeibootje op een weidse lagune, een paar gondels, of vaag door be bouwing omzoomde kanalen in de sneeuw en de mist. Op het drukke San Marco-plein heeft een kunstenaar als Palézieux eenvou digweg niets te zoeken. Het Rembrandthuis in Amsterdam presen teert de Zwitser als een van de grote vernieuwers van de grafische kunst in de twintigste eeuw, met eenzelfde passie voor experimenten als Hercules Seghers, de grootste Hollandse etser uit de zeventiende eeuw. Dat schepte de verplichting zijn werk te begeleiden met een technische uitieg over zijn vernieuwingen, maar er intussen ook voor te zorgen de bezoekers niet zouden worden overvoerd met te ingewikkelde de tails die het zicht op de schoonheid belem meren. Dat is op deze expositie goed gelukt. Kenmerk van het vroege werk van Palé zieux zij n helder geëtste lijnen en de precisie waarmee hij met kruisarceringen verfijnde effecten van licht en schaduw bereikt. Op zijn etsen van 'simpele' onderwerpen als een molen in Miège (uit 1947), een huizenblok in Marina di Ravenna (uit 1956), een land schap in Randogne (1962) en een lezende vrouw (uit 1966) realiseerde hij zo een com binatie tussen het beste aan sfeer dat de schilder- en grafische kunst te bieden heeft. Onder de hoogtepunten uit deze vroege pe riode is een ets van een kistje met opgeprikte insecten uit 1970. Alleen al zijn weergave van de glanzende pantsers van de diertjes is weergaloos knap. Experimenten Vanaf eind jaren zeventig begon Palézieux aan een gedurfde reeks technische experi menten die moesten leiden tot poëtischer atmosferische effecten dan de volmaakte, maar altijd wat 'streng' ogende sfeer die hij op zijn 'traditionele' etsen had gerealiseerd. Hij beproefde de mogelijkheden van onder meer aquatint (een etstechniek om vlakken met een egale toon te verkrijgen), heliogra vure (een vroege reproductiemethode waar bij de afdruk van een koperplaat is bestoven met fijn hartspoeder), vernis mou (een tech niek om korrelige lijnen te verkrijgen) en autografisch papier (speciaal geprepareerd met een deklaag die aan één kant in water oplosbaar is). Bovendien ging hij geregeld gebruik maken van gekleurde inkten en pa pier. Palézieux toont zich met name een meester in het combineren van deze technieken. Voor 'Pijnbomen in Finges' uit 1998 ge bruikte hij bijvoorbeeld de techniek van vernis mou en aquatint. Het effect van witte grassprieten die verrassen onder de bomen realiseerde hij door kleine krasjes te maken in delen die met aquatint waren bewerkt. Het laatste werk (uit 2000) op deze expositie is 'Bomen op de oever van de Rhöne'. Palé zieux bewerkstelligde de intrigerend grilli ge contouren van de bomen door gebruik te maken van aquatint op basis van Arabische gom en suiker, een procédé dat ooit werd uitgevonden door Seghers. Maar met de hem kenmerkende bescheidenheid wil hij het vooral niet doen voorkomen dat hij de techniek van zijn inspiratiebron opnieuw heeft ontdekt. Het Rembrandthuis verleent deze onbekende hedendaagse graficus nu in elk geval het buitenlandse eerbetoon dat hem toekomt. Frangoise Ledeboer Expositie: Palézieux. Het grafische werk - Muse um het Rembrandthuis (Jodenbreestraat 4, Am sterdam), tot 25 februari. Geopend maandag t/m zaterdag 10 tot 17 uur, zon- en feestdagen 13 tot 17uur. Catalogus 49,50.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 29