Kant'
ooi
en
ander vuul werk
Breskens potdicht door potvis
Jeugd vernieuwde
klederdrachten
2'
woensdag 6 december 2000
Na de Tweede Wereldoorlog
is het dragen van kleder
drachten in Zeeland snel afge
nomen. Praktische overwegin
gen speelden daarbij een
belangrijke rol, zoals het ver
dwijnen van de juiste materia
len, het verdwijnen van kennis
en misschien nog wel het meest
draagcomfort. Ook de ontslui
ting van het platteland en de
toegenomen mobiliteit waren
van invloed. Tegenwoordig is er
nog maar een handvol ouderen
dat de traditie hoog houdt. Het
is moeilijk voor te stellen dat het
een eeuw geleden andersom
was. Toen liepen er meer men
sen in dracht dan op z'n burgers.
Ook kinderen moesten regiona
le kleding dragen. Beelden uit
die tijd ademen nostalgie uit.
Goesenaar Tom Meijer stelde er
een boek over samen, Zeeuwse
kinderen op de kaart gezet.
„Meisjes hadden mutsen op en
droege lange rokken en schor
ten. Jongens gingen meestal in
het pak, ze hadden een zwarte
broek en een zwart jasje aan. Op
hun hoofd droegen ze altijd wel
een pet of hoedje. Door de week
droegen de kinderen klompen
en op zondag naar de kerk kre
gen ze schoenen aan." Tom
Meijer bekijkt met enige verte
dering de kaarten van Zeeuwse
kinderen in klederdracht. Uit de
enorme collectie ansichten van
Hans Lindenbergh uit Goes se
lecteerde hij veertig prentbrief
kaarten met beelden van geva
rieerde kinderdrachten en
bracht ze onder in een boek.
Vreemde wereld
„Voor kinderen van nu moet het
een vreemde wereld zijn", ver
onderstelt Meijer. „Toen ik de
kaarten aan mijn dochter van
elf jaar liet zien, was ze vooral
verbaasd dat kinderen zich des
tijds moesten kleden in de uni
forme dracht van het dorp of de
streek waar ze toevallig woon
den. Haar eerste reactie was: Ik
ben blij dat ik nu geboren ben.
Maar ze zei er ook achter: Hoe
wel Volgens hem was het
overigens niet zo dat kinderen
vroeger zomaar alles accepteer
den wat hun ouders mooi von
den.
Ook in de 19e eeuw vonden
meisjes hun moeder soms maar
stom gekleed gaan. Om op te
vallen veranderden ze iets aan
de kleding. Ze maakten bijvoor
beeld een strook gele stof aan
hun rok vast, of gingen het oor-
ijzer - een metalen beugel om
het hoofd - enkele centimeters
hoger dragen. Meijer: „En dat
viel op. Als een meisje iets
nieuws had bedacht, keek ze
eerst hoe anderen daar op rea
geerden. Ze deed het niet gelijk
naar de kerk aan, maar ze
maakte er eerst eens een fiets
tochtje in, of ging ermee bij ie
mand op bezoek. Als andere
meisjes dat leuk vonden, gingen
ze het nadoen."
Als de eigen aanpassing van de
dracht niet door de beugel kon,
dan hoorde de draagster wel via
het roddelcircuit hoe het dorp
erover dacht en bleef het bij een
eenmalig experiment. Een
meisje dat al te opzichtige kle
ren of te veel sieraden droeg,
werd al gauw voor kerstboom
uitgemaakt. Maar als haar
vondst aansloeg, dan kon het
wel eens een nieuwe modetrend
worden. „Zo zorgde vooral de
jeugd voor vernieuwing in de
klederdrachten", stelt Tom
Meijer. „En ook voor het ver
dwijnen ervan." Want het waren
de jongeren die op een gegeven
moment vierkant weigerden in
dracht te gaan.
De prentbriefkaarten die in
Zeeuiuse kinderen op de kaart
gezet zijn opgenomen, laten
goed zien hoe de tijden veran
derden. De kaarten van rond
1900 stralen rust en eenvoud uit.
Sommige kinderen werden op
hun mooist aangekleed om voor
de fotograaf te poseren. Het zijn
min of meer gewone kiekjes, be
stemd voor het album met fami
liefoto's. Andere foto's maken
een meer spontane indruk, alsof
de fotograaf toevallig langs
kwam en een foto nam waarvan
later een kaart werd gemaakt.
De foto's op d'e kaarten vanaf
1920 werden steeds meer in sce
ne gezet.
„Toeristen vonden het natuur
lijk prachtig als er op kaarten
iets typisch Zeeuws te zien was,
bijvoorbeeld boerinnetjes in
klederdrachten die allerlei pot
sierlijke dansen uitvoerden",
zegt Meijer. „De makers van de
kaarten speelden daar heel han
dig op in. Om het nog leuker te
maken fotografeerden ze zelfs
rokende kinderen in kleder
dracht. Je ziet het ook aan de
achtergrond op sommige an
sichtkaarten, waar soms flink
mee werd gemanipuleerd dooi
er een extra schip of een fraaie
wolkenpartij in te tekenen. Veel
van de kaarten die oorspronke
lijk in zwart-wit waren uitge
voerd, werden later ingekleurd
en opnieuw op de markt ge
bracht."
De gewoonte om prentbrief
kaarten te versturen ontstond
aan het eind van de 19e eeuw. De
traditie waaide over vanuit
Duitsland (vandaar ansicht). In
het begin waren de kaarten een
luxe; gewone mensen hadden er
geen geld voor. Rond 1900 wer
den de kaarten goedkoper.
Druktechnieken en fotografie
verbeterden. In de eerste jaren
van de 20e eeuw beleefde de
prentbriefkaart gouden tijden.
Ze waren overal te koop en veel
mensen gingen ze verzamelen.
Met de komst van de geïllus
treerde tijdschriften kwam er de
klad inNu is er weer sprake van
een opleving. Voor elke gelegen
heid is wel een kaart, al dan niet
met passende tekst, beschik
baar.
De meeste kaarten die Meijer in
zijn boek presenteert zijn echt
verstuurd. Hij heeft de teksten
erbij opgenomen. Meestal gaat
het om simpele boodschappen
en mededelingen. Alle kaarten
zijn voorzien van een toelich
ting. waarvoor Sina Mol uit Zie-
rikzee en Peter Fraanje uit Goes
- deskundigen op het gebied van
Zeeuwse klederdracht - de in
formatie leverden. Daardoor
wordt het meer dan plaatjes kij
ken.
Rinus Antonisse
Zeeuwse kinderen op de kaart
gezet. Samengesteld door Tom
Meijer. Ansichtkaarten uit de
collectie van Hans Linden
bergh. Uitgave De Koperen
Tuin, Goes. Prijs 24,50 gulden.
Aardappels rooien in de omgeving van Domburg, 1930. foto collectie Zeeuws Documentatiecentrum
Op het Zeeuwse boerenland
werken betekende vroeger
altijd lange en meestal harde en
zware arbeid. Er was wel een
heleboel variatie in het werk
door het jaar heen. De arbeids
uren in de zomer waren aan
zienlijk langer dan in de winter
en er was zwaar en lichter werk.
Een aantal karweien stonden
echter bekend als ongemeen
zwaar en vervelend. 'Vuul
werk', meestal letterlijk en al
tijd 'vuul' in figuurlijke zin. De
voortreffelijke Schouwse caba
retgroep 'Kant'ooi' (uut Aems-
tie en omstreken, de Westhoek
van Schouwen dus)heb ik daar
laatst een mooi lied over ho
ren zingen. Onder het motto
'kant' ooi snieje' zingen ze onder
meer:
"Zwaerder waark ka je nie vin-
de
Nae 'tsnijemöje 't hinde
in dan mot het nog an'aopen
liever zou'k nae stad toe laope"
En dan te bedenken dat het van
Burgh-Haamstede naar de stad
(Zierikzee dus) bijna 20 km is;
retour dus 40 km, want je zult
ook weer naar de Westhoek te
rug moeten.
"Lengst de duiven en de grippen
'k dee nog liever tune knippe
Aaltied griepje in een stekel
Maans, watè'k daeran 'n 'ekel".
Kanthooi snijden is het karwei
in de zomer van het met de sik
kel snijden van de zijkanten van
de sloot en de berm erachter. Het
hooi langs berm en slootkant is
van slechte kwaliteit omdat er
allerlei ongerechtigheid als
braam, brandnetels, distels,
menselijk en dierlijk afval, rot
zooi die is weggegooid, tussen
zit. Ook het gras zelf is 'overle-
vingsgras'; taai, scherp en hard.
Nu worden die bermen nog nau
welijks gebruikt. Vroeger was
het tweederangs hooi, maar het
werd wel verzameld. In 's Heer
Abtskerke en Nisse bestaat er
ook een oudliedje over 'kant'ooi
snieë':
"Op je knieëen langs 't duifje
krupe
Dan kun je in je zwêêtverzupe
Lammer werk he'k nooit 'e zie
As mie de zekel kant'ooi snië"
Bitter-zoet
Er zijn veel verhalen in omloop
bij de oudere boerenstand over
het vuile, smerige werk van
kanthooi sikkelen. Maar het
verhaal van de inwonende boe
renknecht op Walcheren heeft
voor mij het vereiste gehalte van
bitter-zoet. Het ging om een
boer met veel rêê-dulfjes. Dat
waren kleine greppels, smalle
afvoerslootjes, tussen de akkers
en de tijd van voor de drainage.
Al die rêê-dulfjes moesten, sa
men met de andere sloten om de
akkers heen, gesikkeld worden.
Een werk van jewelste.
De ellende met die rêê-dulfjes
was dat ze te smal waren om in
de staan. Je moest heel diep
bukken, met je kont naar boven.
Maar om goed te kunnen snij
den, moest je soms ook met je
voeten dwars in het duif j e staan.
Naast het geglibber met je voe
ten in kleinere en grotere sloten,
greep j e voortdurend met j e
handen in scherpe stekels en
bramen. Enfin, de inwonende
knecht was een sterke jonge
knul met een overmaat aan
energie. In zijn schaarse vrije
ren besteld. Die bleken na af
loop evenveel te kosten als het
totaal aan verdienste van het
kant'ooi snieë...
Naast het kanthooi snijden was
het uitdelven van de sloten een
smerig en zwaar karwei. Het
vrat aan je energie, je stonk naar
de taaie blauwe derrie, en je
laarzen verzetten die in de mod
der waren vastgezogen was op
zich al een klus. Want als je dat
niet goed deed, bleven ze in de
modder steken en verloor je je
evenwicht. Voorzichtig balan
ceren was dus geraden.
Dat laatste was evenzeer het pa
rool als je de beer moest ruimen.
De beer snieëen, zeiden ze op
Walcheren, Maar het kwam er
altijd op neer dat je met een gro
te beer-emmer, tot de rand ge
vuld, vanaf de plee tot aan de
mestvaalt voorzichtig moest
manoeuvreren. Liep je te lang
zaam, dan vulde je neus zich tot
uren daarna nog, met het dikke,
doordringende aroma van de
menselijke beer (mest); liep je te
snel, dan klotste de inhoud over
de rand op en in je klompen of
schoenen. Een man die met een
volle emmer zover mogelijk van
zich af liep en zich meestal als
een logge balletdanser gedroeg,
was een ritueel dat minstens
wekelijks te zien was op alle
boerderijen en bijna alle huizen
van de plattelandsdorpen.
Trouwens, ook de 'Boldootkar-
ren' in de steden verspreidden
iedere week een geduchte
stank...
Stofwolken
Met deze opsomming is het zwa
re, slechte werk met ten einde
natuurlijk. Het dorsen op de
nauwe dorsvloer met ouderwet
se dorsmachines en persen was
bij warm en drukkend weer in
de nazomer geen pretje. En hoog
op de tas tussen de stofwolken
van het dorsen de zware scho
ven van de tas naar beneden
gooien in een moordend tempo,
was ook niet goed voor je lon
gen. Trouwens, als er, voordat
de dorsmachine was uitgevon
den, een hele winter lang door
de arbeiders op de dorsvloer met
de vleu (vlegel) gedorsen werd
(en van frisse lucht hielden ze
vroeger niet, dus alle deuren en
ramen bleven dicht) zagen de
mannen in het voorjaar ook 'nae
de vleuD at wil zeggen dat ze er
grauw en ongezond (vanwege
het stof) uitzagen, en hard aan
frisse buitenlucht toe waren.
Ook het ruimen van de mest
vaalt aan het.einde van de zomer
was buffelen en zweten..En om
nog maar heel wat anders te
noemen: het uit de stal halen
van een kwaaie, boosaardige,
snuivende stier als een koe ge
dekt moest worden, was niet
zo'n zwaar werk; maar moed en
beleid had je er wel voor nodig.
Het koude zweet heeft menig
dapper man bij dat karwei tap
pelings over de rug gelopen.
Gerard W. Smallegange
Als u mooie voorbeelden en/of
verhalen heeft van slecht/vuul
wprk vroeger in land- of tuin
bouw, stuurt u ze dan op naar
G. W. Smallegange, Zuidweg 3,
4443 AA Nisse.
Met dank voor alle informatie
en/of liedjes aan:
- Henk Blom van het Schouwse
cabaret
- Adrie Harthoorn uit Nisse
- Wim Sanderse uit Seroosker-
ke.
Vijf potvissen zorgden afge
lopen weekeinde voor con
sternatie. Ze zwommen in de
richting van de Schouwse kust
en dat voorspelde weinig goeds.
Op het strand wacht deze zee
zoogdieren een tragisch lot. Dat
bewees een soortgenoot die
ruim dertig jaar geleden strand
de op een zandbank bij Bres
kens. Hij stikte en explodeerde
enkele dagen later.
Gestrandde potvissen vormen
in Nederland een uitzondering.
In 1937 spoelden er twee aan bij
Breskens, waarvan één naar
Terneuzen werd gesleept. Beide
dieren werden aangekocht door
het Rijksmuseum van Natuur
lijke Historie in Leiden. Er werd
twee kwartjes entree gevraagd
om het kadaver op de zeedijk te
mogen bekijken.
Ruim dertig jaar geleden be
landde een exemplaar van zes
tien meter lengte in handen van
schipper J. van der Velde van de
garnalenkotter Br.23. Het dier
was gestrand op de Spijker
plaat, in de monding van de
Westerschelde. Het stikte, door
dat de borstkas door het enorme
gewicht (30 ton) ineen werd ge
drukt. Bij hoogwater werd het
naar Breskens gesleept, waarbij
de reddingboot assisteerde.
Duizenden mensen uit de wijde
omtrek stroomden toe om het
kadaver te bekijken.
Veel lagere scholen uit West-
Zeeuws-Vlaanderen bezochten
de daaropvolgende dagen de
potvis in klassikaal verband,
maar aanschouwelijk onder
wijs kon niet worden gegeven
als gevolg van de grote drukte.
Het verkeer op de smalle weg
liep herhaaldelijk vast door de
vele geparkeerde auto's en de
lijnbussen liepen vertraging op.
Breskens zat die dagen letterlijk
potdicht. Ook nu weer kocht het
natuur-historisch museum in
Leiden het kadaver op voor het
skelet. Dat belandde door ruim
tegebrek in een loods en kwam
in 1983 in bezit van het natuur
historisch museum Löbbecke in
Düsseldorf.
Voor de wetenschappelijke on
derzoekers was het een tegen
valler dat de vis openbarstte.
Door inwendige gistingsproces
sen liep de druk in het kadaver
zo hoog op, dat een scheur in de
rug ontstond, waardoor een deel
van de darmen naar buiten puil
de. Een firma in Scheveningen
kocht de drie meter lange lever
en 12 tot 15 ton spek en vlees.
Hans Tabbers
Axelse klederdracht.
foto's uit het besproken boek
uren 's avonds zou hij tegen een
afgesproken bedrag alle duifjes
en duiven van kanthooi ont
doen. Toen op een avond het he
le karwei geklaard was, trok hij
voor de laatste maal z'n hoge
werkschoenen uit. Die zaten dik
onder de opgedroogde, hard ge
worden, grijs-blauwe modder
en slik. De knecht, jolig gewor
den omdat het karwei geklaard
was, pakte z'n schoenen in de
hand en zag dat ze zonder water
niet schoon te krijgen waren.
Met een zwierig gebaar mikte
hij ze onder luid gejoel van het
andere personeel en het boeren
gezin, in de richting van de pit
(de veedrinkput). Uiteraard met
de bedoeling het week gewor
den schoeisel er na een paar uur
weer uit te vissen en te reinigen.
Maar helaas, ze zakten als bak
stenen naar de bodem, en ver
dwenen in de dikke laag modder
en drab. Een paar weken lang
heeft de knecht tevergeefs naar
zijn schoenen gedregd. Ze wa
ren en bleven onvindbaar onder
water. Ten langen leste heeft hij
bij de schoen- en gareelmaker
maar een paar nieuwe exempla-
Breskens had met zijn potvis een toeristische attractie die zelfs uit België
veel belangstelling trok. foto's Archief PZC