Wachten op grote onbekende Riet en ruigte beheersen Naterskreek PZC O dennenboom, uit volle borst onder de sparrenboom woensdag 6 december 2000 foto Pieter Honhoff Veel, heel veel wuivend riet siert Naterskreek. Vanaf de Zeedijk langs de Grevelingen kun je er niet naast kijken. In het voorportaal van al dat schoons staat één huis, compleet met schuurtjes en in de omringende weitjes een paar paarden en zelfs een ezeltje. Een paar kilo meter verder richting Zonne- maire, houdt Naterskreek bij boerdei'ij Kreekzicht op te be staan, Van begin tot eind is dit natuurgebied de moeite waard, al kun je deze idyllisch aan doende, meanderende water partij alleen maar vanuit de ver te bekijken. Naterskreek is langzaam maar zeker helemaal verzand. In de modderige bodem onder het brakke water floreert de paling die er door de twee enige be voegde vissers wordt gevangen. Allerlei ganzen- en eendensoor ten, de meerkoet, het water hoentje en de bruine kiekendief voelen zich in en om dit kreek restant goed thuis vanwege al dat riet, de ruigte en vooral ook, de rust. Op de hogere gras landen groeien verschillende beemd- en zwenkgrassen en planten als de gewone hoorn- bloem, gele morgenster en vo gelwikke. Op de brakke en zoute kweldelen staan zeeasters, zee kraal en zeebies. Staatsbosbe heer, sinds 1983 eigenaar van kreek, laat de situatie zoals die is. Gemaaid wordt er niet. Grevelingen Omdat kreken altijd laag in het landschap liggen, stroomt er ook altijd water heen. Wat Na terskreek betreft was dat water vroeger ook afkomstig uit de achtergelegen Grevelingen. Na de afsluiting van deze zeearm in 1971, is die kwelstroom zo goed als verdwenen. De Naterskreek waarvan het restant nu dus re servaat is, is 'geboren' in 1682. In dat jaar vielen in de buiten dijk van de oude Nataarspolder drie grote gaten: 'door welken het water zo geweldig instortte, dat de dijk van Bommenée schielijk ondervloeide, zodat de landlieden naauwelijks tijd hadden om hun lijf en vee te ber gen. De zeedijk tussen Brouwer shaven en Kijkuit was ook deer lijk gesteld. Bornebroot, een buitenpolder, brak mede in. De binnenzijde van Bloois kon het water niet weerstaan waardoor ook deze polder invloeide', zo vermeiden de annalen over deze schokkende gebeurtenis. Pas veel later, in 1716, werden de polders Nataars, Kijkuit, en Nieuwe Bommenede opnieuw herdijkt. De kreek was toen al behoorlijk dichtgeslibd. 'Na taars' is trouwens afgeleid van de naam van het oude uitgors 'Natairs'. Maar later kwam er nog veel meer woedend water op de dij ken af. De stormvloed van 14 op 15 januari 1808 zou voor Schou wen enorm veel schade met zich meebrengen. Twaalf polders met een oppervlakte van onge veer 1300 hectare liepen onder. Ook de polder Nieuw-Nataars kreeg het zwaar te verduren. In de noordelijke dijk ontstond een dijkbreuk van zo'n 75 meter lang, na de doorbraak van Krui- ningen de grootste dijkdoor braak van de stormvloed in 1808. De verzandde Naters kreek bleek zo diep geworden te zijn dat de sluiting van het gat in de dijk een probleem dreigde te worden. Uiteindelijk werd de dijk binnen de doorbraak omge legd en was een jaar na de vloed klaar. In 1839 werd in de schorren voor Nieuw-Nataars het tijhaventje Bommenede aangelegd. Er volgde in 1896 nog een uitbrei ding van het haventje. Naters kreek was in die tijd groter dan nu. Door de herstel werkzaam heden na de watersnoodramp van 1953 boette het kreekres tant nog meer aan ruimte in. Carolien de Vrieze zeven hectare Bijzonderheden: geliefd oord voor riet- en ruigtevogels Oppervlakte: natuurgebied van zo'n Marcel Modde De kletskoeken staan op ta fel. De koffie loopt. Aalvis ser Peter Kooistra is thuis, aan de Veerweg bij Tholen. Hij heeft de tijd aan z'n eigen. De drukste periode van het jaar is voorbij. De schieraal die aan zijn fuiken heeft weten te ontsnappen, is op weg naar de Sargassozee in de Atlantische Oceaan, om zich voort te planten. De kou drijft de jongere, nog niet geslachts- rijpe paling de modder in. Kooistra vist met vier collega beroepsvissers op het Volkerak- Zoommeer. Exclusief op paling. Hij hoopt dat daar snel verande ring in komt. Het verzoete Vol kerak-Zoommeer, ontstaan eind jaren tachtig na aanleg van de Philips- en Oesterdam, is rijk aan snoekbaars. Maar hij mag daar niet op vissen. Dat is tot nu toe voorbehouden aan sportvis sers en stropers. Snoekbaars is een geliefde vis op de menukaart van restau rants. Tien tot vijftien gulden de kilo brengt die al snel opEen lu cratief visje, wat wel blijkt uit de belangstellling van stropers. Onlangs zijn er op het Volkerak- Zoommeer twee opgepakt door controlerende instanties, na een tip van een beroepsvisser. Ze kwamen helemaal uit Urk. ,,In Urk zit een clubje mensen", weet Kooistra, „dat het hele land afstruint. Ze zijn actief in het noorden. En dus ook hier. Het loont blijkbaar de moeite om zover te reizen. Laatst is hier, bij de Bergse Diepsluis, 1.100 meter netwerk gevonden, zonder daders." Al zo'n tien jaar wordt er over het openen van beroepsvisserij op snoekbaars gesproken, door de vissers zelf met sportvissers en allerlei overheidsinstanties, waaronder Rijkswaterstaat. Na al die tijd lijkt er wat beweging in te komen. Het laatste beleids besluit binnenvisserij maakt het mogelijk om beroepsvisserij op snoekbaars toe te staan. Snel Voor Kooistra en zijn collega's kan het niet snel genoeg gebeu ren. Niet dat het slecht gaat met de visserij op paling op het Vol kerak-Zoommeer. „Het is niet meer zo goed als het eerste jaar, toen wij met de aalvisserij be gonnen. In het hele land spraken ze toen over de vangsten op het Volkerak-Zoommeer. Kooistra is niet ontevreden. Pa lingvissers zijn voor de toe komst aangewezen op de intrek van glasaal. In heel West-Euro pa is die gekelderd, maar vol gens Kooistra is het daarmee op het Volkerak-Zoommeer rede lijk goed gesteld. „Dat is voor ons een lichtpuntje." Kooistra staat zich erop voor dat vissers op het Volkerak- Zoommeer voorzichtig met het palingbestand omgaan. „Wij mogen met een maas wijdte wer- staat zijn het bestand aan snoekbaars in het Volkerak- Zoommeer goed te beheren. Als lid van de visstandbeheer commissie praat Kooistra daarover mee, met vertegen woordigers van heel veel over heidsinstanties en de sportvis sen j. Het ziet er niet slecht uit voor de beroepsvissers „Als er goede afspraken kunnen wor den gemaakt over wie-wat- waar mag vissen, hebben wij geen problemen met het open stellen van de beroepsvisserij op snoekbaars", verklaart sport visser Jan Gorissen. „Wij kun nen dan ook samen proberen de stroperij in te dammen." Kooistra staat - hij is inmiddels bekend geraakt met het jargon - 'een duurzaam beheer' van het bestand aan snoekbaars voor. „Wij willen de snoekbaars niet opvissen, maar beheren." Dat kan door jaarlijks onderzoek te doen naar de hoeveelheid snoekbaars in het meer, waarna wordt bepaald hoeveel er mag worden opgevist. „Al valt dat natuurlijk nooit met een schaartje te knippen", aldus Kooistra. „Vissen is toch wach ten op iemand die je nooit hebt gezien." Visrechten Een niet onbelangrijke speler in het veld is Rijkswaterstaat Zee land, die nog steeds de visrech ten van het Volkerak-Zoom- meer bezit en die de snoekbaars koestert als de biologische schoonmaker van het meer. Snoekbaars eet witvis, zoals brasem en voorn, die het water troebel maken. Hoe meer snoek baars er zit, des te beter, zo lijkt het. Maar ook beheerder Wim de Vos ziet openingen voor be roepsvissers: „Vraag is niet meer of zij op snoekbaars mogen gaan vissen, maar hoeveel." Op korte termijn wordt daar weer over vergaderd in de visstand beheercommissie. Het einde van het gevecht om de snoekbaars in het Volkerak- Zoommeer lijkt in zicht, het ge vecht om een vis die eind negen tiende eeuw nog werd om schreven als 'een gluiperige vreemdeling'. Nederlandse vis- kenners vreesden de van oor sprong Oost-Europese roofvis, omdat die een bedreiging zou vormen voor Hollandse vissen. 'Eruit, gij Oost-Europeeschen exoot', schreven zij. 'Holland voor den Hollandschen vis- schen'. In Duitsland wisten ze toen al beter. Duitsers zetten rond 1885 de eerste snoekbaarzen in de Rijn uit. Al in 1888 werd het eer ste exemplaar in Nederland gevangen bij Nijmegen. Zijn op mars is sindsdien niet te stuiten, als roofvis en als culinaire verrassing. Harmen van der Werf Naam: Ligging: Ontstaan: Dirk Fluijt (49) is als boswachter bij Staatsbosbeheer verantwoor delijk voor Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint-Philipsland. Zijn werkgebied omvat een oppervlakte van in totaal drieduizend hec tare natuur. In deze rubriek doet hij wekelijks verslag van zijn werk en wedervaren. ken van 13 millimeter. De aal vissers op het IJsselmeer ge bruiken die, maar wij zitten op 16 millimeter en misschien gaan wij verder naar 18 millemeter. Zo spaar je kleine paling en krijg je een grotere sortering." Toch staat de aal visserij onder druk. Dat komt vooral door de prijsvorming. Kooistra: „Ik snap het niet. De paling is op de rode lijst geplaatst van bedreig de diersoorten, terwijl de kilo prijs laag is." Hij wijt dat vooral aan de grote productie van ge kweekte paling. „Die smaakt drie keer niks; vismeel in de vorm van een worm. Maar het drukt onze prijzen, tot op het ni veau van 1980." Ook de bericht geving over (te veel) dioxine in paling heeft een klap gegeven. Kooistra is geen man van al te grote woorden, maar die zaak noemt hij 'een blunder van de eerste orde van het ministerie'. „Het is goed dat het gehalte aan dioxine in paling wordt onder zocht, maar dan moeten ze die vis niet op de markt laten ko men. Veel restaurants hebben paling van hun menukaart ge haald. De verkoop kelderde, ook in winkels. Een winkel in België, waaraan ik zelf lever, verkocht nog maar veertig kilo na die berichten, tegen normaal tweehonderd kilo in de week." De noodzaak om op snoekbaars te mogen vissen lijkt al met al steeds groter te worden. Kooistra wil het echter niet al leen van een economische kant bekijken. Hij weet: vissers ko men er niet alleen met een be roep op de portemonnee. Ze moeten hard maken dat zij in ZEEUWSE KREKEN Naterskreek ten noorden van Zonnemaire tijdens een dijkdoorbraak van de (oude) Nataarspol der in 1682 De natuur sombert. Bomen en bladeren hebben hun scheiding definitief doorgezet. De sapstroom in de bast van het loof is nagenoeg tot stilstand ge komen. Wat nog vloeit, is net ge noeg om te overwinteren. De kaalte van de takken doet verla ten aan en maakt dat mensen naar anti-middelen grijpen. Minder deprimerend is menig stadsbeeld, in toenemende mate opgesierd door blijvend groen. Sierheesters van uiteenlopende soorten in de parken, coniferen rond vrolijk verlichte tuintjes, stuk voor stuk gecultiveerde struiken tegen de eentonigheid. Ook den en spar horen tot de vi tale bomen. Mits gezond altijd volop in tooi, een dankbaar lichtpuntje in de donkere dagen voor de kerst. Eén dag per jaar betreedt boswachter Dirk Fluijt andere paden. Dat is voor hem en zijn mensen het moment waarop het nuttige met het aan gename wordt gecombineerd. Bosbouw in de Boswachterij Westerschouwen betekent te vens het op gezette tijden uit dunnen van de nieuwe aan plant. Vooral de Corsicaanse dennen zaaien met het grootste gemak uit en trekken zich niets aan van de beperkte ruimte aan de Schouwse westkust. Tot en kele jaren geleden werd het overschot gerooid en ter plekke aan de grillen van de natuur overgelaten. Dood hout bete kent immers ook weer nieuw le ven. Maar tegenwoordig gaan de Corsicanen en hun Oosten rijkse soortgenoten voor een schappelijke prijsje grif van de hand voor een tijdelijk verblijf in menig huiskamer. Puike versiering Fluijt: „Als je zo'n boom een beetje in een hoek zet en de tak ken wat omhoog plooit langs de stam, dan heb je daar een puike versiering aan. Het grote voor deel van dennenbomen is, dat ze hun naalden niet zo snel verlie zen. Dat is ook de reden waarom veel mensen nooit meer anders willen. Een gemiddelde spar staat nog niet eens in de kamer of hij is al voor de helft kaal. Wat zeg ik, moet je eens zien wat er in de kofferbak achterblijft wan neer je hem uit de auto haalt kort na aanschaf! Een beetje den kan makkelijk twee maan den zonder probleem blijven staan, dan nog is ie mooi, dan nog ruikt ie heerlijk." De dennenboom is over het al gemeen minder in trek, wegens de open structuur van de tak ken. Dat komt, legt Fluijt uit, omdat een den pas takken geeft wanneer hij weer een stukje is gegroeid. Aan het aantal zijtak ken valt dan ook de leeftijd van een den te bepalen. Maar hoe hou je nu precies een Corsicaan en een Oostenrijker uit elkaar. Daar hebben de boswachter en zijn mannen, doorgewinterd als ze zijn, allerlei ezelsbruggetjes voor bedacht. „De Oostenrijkse den is wat zwaarder betakt, wat forser dan zijn Zuid-Europese broertje. Net als bij de mens ei genlijk. En wanneer je een naald van een Oostenrijkse den op je hand drukt, buigt ie amper mee. Dat doet dus zeer: au, Austria, snap je." Twee naalden Wat algemener: de d van den staat in het handboek van de boswachter tevens voor duo. Een den heeft twee naalden per stengel, in tegenstelling tot de éénling die een spar produceert. „Je kan het maar weten.... Over een paar weken zingen we weer uit volle borst O Dennenboom wat zijn je takken wonder schoon. Maar de meesten onder ons vereren thuis een onvervals te spar. O Sparrenboom zal wel niet klinken. Mij maakt het ver der weinig uit. Als je het maar gezellig hebt." Aalvisser Peter Kooistra (1) en zijn collega Daniël van Ham, allebei uit Tholen: „Wij willen de snoek baars in het Volkerak-Zoommeer niet opvissen, maar beheren." foto Willem Mieras

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 28