PZC
In de ban van de
Vlissingse gilden
Uilen langs
dijk en berm
27
28
29
29
30
weerwoord
Vissen is
wachten op
onbekende
Vuul en
zwaar werk
op het land
Kinderen
vernieuwden
klederdracht
Veel gevoel
voor de
gemeenschap
in de
goskant
woensdag 6 december 2000
Ambachtsgilden waren eeuwenlang in
vloedrijke beroepsverenigingen. Om
met enig succes een beroep uit te kunnen oe
fenen was aansluiting verplicht. Als bewijs
van lidmaatschap diende een gildepenning.
De gildeleden, onderverdeeld in rangen van
knape tot overdeken, moesten in bezit zijn
van burgerrechten en een proeftijd doorlo
pen. Het lidmaatschap was allesbehalve
vrijblijvend. De leden hadden weliswaar
verschillende rechten, maar ook veel plich
ten. Op het nakomen ervan werd streng gelet
en vaak moesten boetes betaald worden. Jo
de Ridder (66) uit Vlissingen doet al geruime
tijd onderzoek naar ambachtsgilden in met
name Vlissingen.
In 1989 verscheen een boekje
van Jo de Ridder over de ont
wikkeling van het beroepson
derwijs in Vlissingen. Gravend
in het verleden stuitte hij op de
ambachtsgilden. Dat was voor
hem het begin van wat nu zon
der overdrijving een uit de hand
gelopen hobby genoemd kan
worden. De Ridder is inmiddels
drie jaar bezig met een speur
tocht naar de handel en wandel
van de ambachtsgilden in de
Scheldestad. Hoe meer hij in de
archieven spit, hoe meer inte
ressante gegevens opduiken.
Het gildewezen heeft hem zo ge
grepen dat hij erover denkt om
na Vlissingen ook Middelburg te
onderzoeken.
De Ridder, werkzaam geweest
in het onderwijs, wil over de 35
Vlissingse gilden die zo'n 100
beroepen omvatten, een boek
samenstellen. Dat wordt driftig
selecteren uit de stapel ordners
die opgetast ligt in een handig
karretje. Het moet geen inge
wikkelde wetenschappelijke
uitgave vól voetnoten worden,
maar een populair, toegankelijk
werk. Hij hoopt er ook de jeugd
voor te kunnen interesseren. Die
mag best weten hoe in vroeger
eeuwen gewerkt werd en dat het
opklimmen in een beroep niet
gemakkelijk was. De proeven
van bekwaamheid die moesten
worden afgelegd waren niet
mals.
Nauwe band
Waarom hij zo gegrepen is door
de ambachtsgilden kan De Rid
der moeilijk aangeven. Het is
waarschijnlijk de belangrijke
plaats die de gilden in de samen
leving innamen. Ze drukten een
duidelijk stempel op het sociale
leven. Er gebeurde weinig waar
ze niet op de een of andere wijze
bij betrokken waren. Ze hadden
een zeer nauwe band met de
kerk en hun invloed viel onder
meer af te leiden uit de rijk op
getuigde gildealtaren in de Sint
Jacobskerk, waar regelmatig
een gezamenlijke mis werd ge
celebreerd en begrafenissen en
huwelijken van gildebroeders
kerkelijk werden begeleid.
Sommige gilden beschikten
zelfs over een eigen kapel.
De Ridder begint zijn onder
zoek naar de Vlissingse gilden
omstreeks 1500. Uit die tijd zijn
stukken bewaard gebleven
waaruit blijkt dat in de kerkelij -
ke processies een vijftiental gil
den meeliepen. ,,Als je verder
teruggaat wordt het verdraaid
moeilijk. Het moet allemaal wel
kloppen, je kunt niet zomaar
een beetje gaan duimzuigen",
zegt De Ridder. Hij noemt de be
roepsverenigingen een soort
kartelclubs, die zichzelf be
schermden dankzij allerlei
voorschriften en ordonnanties.
Dat kon vergaan.De timmer
lui hadden een gilde, de schrijn
werkers ook. Die overlapten el
kaar en daarvoor waren regels.
Zo was vastgesteld wie de ban
ken in de Sint Jacobskerk mocht
maken. Als ze vaststonden wa
ren dat de timmerlui en als ze los
stonden de schrijnwerkers."
Over dergelijke afspraken werd
heel wat gesteggeld. De Ridder
vertelt dat het gilde van de sla
gers ook graag in het kaarsema-
kersgilde wilde. Het vet van de
geslachte dieren kon mooi ge
bruikt worden om er kaarsen
van te maken. De kaarsemakers
voelden niet veel voor die con
currentie, zodat de slagers stie
kem kaarsen verkochten. Voor
de Reformatie (eind 16e eeuw)
hadden alle gilden een be
schermheilige. In het Sint Nico-
laasgilde zaten wel 6 tot 7 groe
pen, variërend van fruiteniers
tot kruideniers. Soms splitsten
groepen zich af.
Boetes
De gildes staken elkaar graag de
ogen uit met kostbare bekers en
andere siervoorwerpen. Aan het
hoofd van elk gilde stond een
overdeken, die vrijwel altijd lid
was van de vroedschap (ge
meenteraad). Dat garandeerde
nauw contact tussen gildes en
de stad. Een deken had de dage
lijkse leiding. Die deelde ook
boetes uit. De Ridder: „Er wer
den vaak boetes opgelegd. Bij
voorbeeld als je de begrafenis
van een gildebroeder niet bij
woonde. Alles was strak geregu
leerd, er was een sterke sociale
controle. Zwart werken was
moeilijk, dat werd scherp in de
gaten gehouden." Jo de Ridder
Gilden 'beconcurreerden' elkaar met de vervaardiging van siervoorwerpen als bekers' en penningen.
foto's Willem Mieras
Donder in
decembermaand
belooft
veel wind voor
't jaar aanstaand
Nieuwe weerwoorden zijn welkom
bij de redactie PZC, postbus 18,
4380 AA, Vlissingen, fax 0118-
470102, e-mail redactie@pzc.nl
is veel benamingen van beroe
pen tegen gekomen die voor
puzzel werk zorgden. Penne-
waerdiers blijken marktkooplui
te zijn geweest, die kleine spul
len en waren verkochten. Over
Vlissingse gilden-onderzoeker Jo de Ridder: „In de gilden was alles strak gereguleerd. Er was een sterke
sociale controle." foto Dirk-Jan Gjeltema
droegen zakken (in Vlissingen
verenigd in het Sint Jansgilde).
Kousscheppers moeten kouse
makers zijn geweest, veronder
stelt De Ridder. Van alle gilden
weet hij inmiddels wel wat. Er
blijven onduidelijkheden. Zoals
het verschil tussen een been
houwer en een vleeshouwer. „Ik
denk dat de beenhouwer slacht
te en de vleeshouwer verkocht."
De Ridder wil graag weten waar
in de Sint Jacobskerk de gilden
hun kapellen.en altaren hadden.
De sporen ervan zijn uitgewist.
„Ik kom er maar niet achter. Ik
ben tot in het bisdom Utrecht
geweest."
Bij de komst van de Bataafse
Republiek in 1795 verdwenen
de gilden, ondanks de weer
stand. In 1818 zette een konink
lijk besluit er definitief een
streep onder.
De invloed van de gilden reikte
verder dan de stad. De Ridder
ontdekte dat het tussen de gil
den in Vlissingen en Middelburg
altijd haat en nijd was. Zoals
tussen de kuipers. Tonnen uit
Vlissingen mochten niet in Mid
delburg gebruikt worden en
omgekeerd. „De strijd daarover
heeft wel 100 jaar geduurd. Dat
had ook een praktische reden.
De kuipen in Middelburg waren
kleiner van formaat dan die in
Vlissingen. Dat probeerden ze
in Middelburg te omzeilen door
15 stuks te verkopen en er maar
12 te rekenen."
Rinus Antonisse
Buitengebied, is een wekelijkse
bijlage over natuur en
landschap, land- en tuinbouw,
streektaal en streekcultuur,
visserij, recreatie en vrije tijd.
Vragen, opmerkingen en
suggesties zijn welkom bij de
redactie van de PZC, postbus
18, 4380 AA, Vlissingen,
fax 0118-470102,
e-mail redactie@pzc.nl
de steensnijders zijn de menin
gen verdeeld: rondtrekkende
chirurgijns die nier- en galste
nen weghaalden of een soort
goochelaars. Meerseniers wa
ren kooplui en busmakers ge
weermakers (al wordt ook be
weerd dat ze de collectebussen
voor de kerk maakten).
Zwaardvegers vervaardigden
zwaarden of mensen die de huid
van dieren schoren. Pijnders
Het is niet alleen de tijd van
de donkere dagen, maar
ook die van lange, donkere
nachten. Ideaal voor een notoire
nachtbraker als de kerkuil. Vo
rige week zat-ie op een paaltje
langs de voet van de zeedijk van
de Biezingse Ham. Het witte,
hartvormige gezichtsmasker en
de oranje tinten, die zo fraai
contrasteren met het blauwgrijs
van de bovenvleugels maken de
vogel onmiskenbaar. Het was
nog maar een uur of acht toen de
kerkuil, gevangen in het licht
van de koplampen als versteend
op een paaltje van de afraste
ring bleef zitten. Pas toen we de
lichten uitschakelden begon de
vogel snel met zijn kop te draai
en, en toen we voorzichtig het
portier openden, wiekte hij met
zijn opvallend lange, lichte
vleugels volkomen geruisloos
weg. Volkomen onhoorbaar. Het
zal niet weinig hebben bijge
dragen tot de vele spook- en
griezelverhalen, waarin de
kerkuil figureert.
Er is een trieste rij van voorbeel
den dat bijgelovige angsten ge
leid hebben tot felle vervolging
van de kerkuil, waarbij de gru
welijke gewoonte om een nog le
vende uil vast te spijkeren aan
de deurpost wel de ergste uitwas
vormt. Dat soort praktijken
hoort waarschijnlijk definitief
tot een duister verleden, maar
dat wil niet zeggen dat de kerk
uil in de nabijheid van de mens
veilig is. Kerkuilen vallen bij
bosjes ten prooi aan het moder
ne snelverkeer en nog steeds
worden torens ingegaasd om vo
gels de toegang te beletten.
Jammerlijk is ook het recente
voortbeeld van een decennia
lang bewoonde kerktoren die
door de plaatsing van felle
schijnwerpers definitief onge
schikt werd gemaakt. Leuk
hoor, zo'n belichte toren, maar
geef mij maar de stilzwijgende
allure van de ongerepte nachte
lijke duisternis in plaats van dat
soort protserige monumenten
promotie.
De kans om op een donkere win
teravond een uil in de polder te
gen te komen is veel groter dan
vaak gedacht wordt. Op een of
andere manier houdt de uil al
Illustratie Adri Karman
tijd het imago van de zeldzame
bewoner van afgelegen uitge
strekte bossen. In werkelijkheid
voelen de meeste uilen zich pri
ma thuis in het agrarische cul
tuurlandschap. De kerkuil heeft
de sterkste binding aan de men
selijke omgeving. De vogel
broedt negen van de tien keer in
boerenschuren of op kerktoren
zolders en alleen in uitzonde
ringsgevallen ligt het nest in een
holle boom. Bij de steenuil, onze
kleinst uitgevallen soort is het
net andersom. Een holle knot-
boom is de regel, en een nis op
een donkere schuurzolder de
uitzondering die de regel beves
tigt.
De ransuil is (nog steeds?) de
minst schaarse van het stel en
die vertoeft bij voorkeur in
dicht struikgewas, waar voor
het broeden in de regel een oud
kraaien- of duivennest wordt
uitgezocht. De velduil tenslotte
is een uitgesproken bewoner
van het open veld, die de nabij
heid van bomen en struiken
juist uit de weg gaat. De verhou
ding van de verschillende soor
ten uilen met de mens laat zich
kortweg als volgt samenvatten:
de kerkuiil zoekt, de steenuil to
lereert, de ransuil verdraagt en
de velduil schuwt de menselijke
nabijheid.
Velduilen
De velduil is verreweg de zeld
zaamste van de vier soorten,
niet alleen in de broedtij, maar
ook in het winterhalfjaar. Net
als bij verschillende andere ui
lensoorten fluctueert de stand
van de velduil met de muizen
stand in het broedgebied. Dat
komt doordat er in rijke mui
zenjaren veel grotere legsels ge
produceerd worden, terwijl dan
de sterfte onder de jongen mi
niem is. De velduil heeft zijn
hoofdverspreidingsgebied in
Noord Europa. Het aantal
broedparen in Zeeland is nooit
hoger geweest dan maximaal
enkele tientallen. Dat was mid
den jaren zeventig, toen de soort
waarschijnlijk profiteerde van
nieuw ontstane moerasgebie
den in en buiten het Deltage
bied. Het is echter de vraag of
dat de enige reden geweest is.
Want in de winter was de velduil
destijds zo talrijk dat vrijwel
iedere wandeling langs de Del
tawateren wel waarnemingen
opleverde. Die voorliefde voor
dijken die uilen (maar ook roof
vogels) aan de dag leggen, heeft
te maken met de beschikbaar
heid van voedsel. Zeker in een
natte periode als dit najaar
trekken muizen uit de laaggele
gen delen van de polder naar de
dijken, omdat hun holen vollo
pen met regenwater. En waar
zich zo'n concentratie van
prooidieren ophoudt duurt het
nooit lang voordat ook hun na
tuurlijke vijanden verschijnen.
Chiel Jacobusse