Jazz is net koorddansen Sweelincks muziek is te virtuoos voor de kerk Rauw maar wel met zeggingskracht Oude Meesters, nieuw geluid Brood weet nog wat swingen is Gezongen verhalen donderdag 30 november 2000 Dizzy Gillespie in 1981. Of het Gesualdo Consort Am sterdam tijdens de komen de concertreeks ook aan tafel gaat zitten zingen, staat nog niet vast. Bij madrigaalkunst en psalmen was het in de zestiende eeuw de gewoonte om deze thuis, rond de huistafel te zin gen. „Het kan heel goed en mu zikaal is het heel relaxed, maar het moet wel sfeerbepalend zijn", zegt Harry van der Kamp, bas en leider van het Gesualdo Consort Amsterdam. „We gaan natuurlijk niet achter een plas tic kantinetafel zitten." Het Gesualdo Consort maakt de komende maanden een tournee door het land met vocale muziek van Sweelinck. Het is een com pleet Franstalig programma, met psalmen, chansons, rimes plus een aantal stukken voor klavecimbel De zangers zijn bezig met opnamen van het complete vocale werk van deze Nederlandse componist (1562- 1621). Een groot project, dat nog 'in progressie' is. „Want de pla tenmaatschappijen happen mondjesmaat toe en tekenen niet zomaar voor twintig cd's", licht Van der Kamp toe. „Er staat nog niets op de bandmaar we hebben wel plannen voor een groot deel van de opnamen." Het gezelschap Gesualdo (ver noemd naar een Italiaanse com ponist en graaf van rond 1600) zingt vaker Sweelinck. „Omdat het gewoon fantastische muziek is", verklaart Van der Kamp. „Er hangt wel eens een sfeertje rond van dat het aftands en ge dateerd zou zijn. Sweelinck is vooral over de grenzen bekend geworden met zijn klavierwer ken en had ook veel Duitse or gelstudenten. Maar de organis ten en klavierspelers hebben ontdekt dat zijn vocale muziek wel eens beter zou kunnen zijn. Die muziek pakt je gewoon op een gegeven moment. Mogelijk komt daar wat patriottisme bij kijken, maar er is een groot ma- driagaal dat we zingen, dat ab soluut niet onder doet voor de Italiaanse cultuur." De madrigaalkunst ligt ten grondslag aan veel muziek van nu. De bassist van het gezel schap: „Het vertellende, zeer beeldende en affectrijke spreekt aan. De meeste madrigalen gaan over liefdes en zijn vaak op gedichten gebaseerd Het ispoe- zie, literatuur. Onverwacht mooi. Om van de muziek te kun nen genieten, moet je de teksten wel begrijpen De muziek is zeer woordgebonden. We geven de luisteraars daarom ook de tekst met een vertaling bij het con cert." Met de tekst in de hand valt te horen hoe Sweelinck zijn mu ziek aanpast aan de tekst. Van der Kamp: „Als het woord la chen, 'rire' wordt gebruikt, componeert hij een soort ri-hi- hi-hi. Als het woord er dus is, is het beeld er ook. Daar staat en valt de madrigaalcultuur mee. Bij het positieve en negatieve, het is heet en koud. zoet en zuur, altijd in conflict. Het reageert op elkaar." De componisten gebruikten meestal gedichten. „De compo nisten hadden behoefte aan emotionele taferelen en de mu ziek volgde altijd de tekst 'Pri mo la parole, poi la musica', of tewel de muziek volgt de tekst, was de filosofie van die tijd. Bij Sweelinck was dat niet anders. De tekst was voor hem absoluut geen noodzakelijk kwaad, inte gendeel, het was zijn uitgangs punt. Hij maakte ook gebruik van bestaande psalmmelodieën, die hij heeft verwerkt in de mu ziek." De muziek wordt ook wel als moeilijk omschreven. Van der Kamp: „Daarom is het ook een huiselijke business geworden Het is te virtuoze muziek om in kerken te zingen. Ze zijn ook re latief van grote omvang. Daar om is het gemaakt voor aan ta fel Je ziet het in de boeken - plaatjes van vier, vijf mensen om een muziekboek die vanaf hun plek hun riedel zingen." Madeleine Rood Waalse Kerk Haarlem, zondag 3 de cember, 16.00 uur. Slot Loevestein, donderdag 11 januari 2001, 20.15 uur. Kasteel Amerongen, zaterdag 21 april 2001, 20.15 uur. Broederen Kerk Deventer, vrijdag 27 april 2001, 20.15 uur. Meer informatie: 030-2362238. anneer je platenbaas Francis Dreyfus mag geloven, ontstond het idee een beetje uit wanhoop. Omdat een jongere generatie ze links laat liggen komt hij met twintig cd's van de Grote Meesters van de jazz. Van Django Reinhardt via Coleman Hawkins naar Duke Ellington. Francis Dreyfus maakte ze met een 'nieuw' geluid weer geschikt voor de oren van vandaag. Nog tien staan er gepland voor volgend jaar. Allemaal muziek van voor 1950. Oud, niets nieuws. „Nee", zegt Fran cis Dreyfus: „Er is geen oude jazz en nieuwe jazz. Jazz is een taal. Je hebt een Céline naast een Georges Perec. Ieder schrijft anders. Met jazz is het net zo." Hij maakt er zich bijna kwaad over. „Ik wil een jongpubliek la ten horen wat het mist." Hij be geleidt zijn stapel cd's met de slogan: 'Le jazz franchit le mur du son'. Vrij vertaald: de jazz doorbreekt de geluidsbarrière. Want het draait bij Dreyfus alle maal om het geluid. „Ik zit vaak met jonge mensen over jazz te praten", zegt de Franse platen producent en uitgever. „Dan krijg je vragen als: wie is de bes te zanger, wie is de beste saxofo nist in de jazz volgens jou? Dan laat ik ze muziek horen en dan is de reactie: saaaai. Daar ben ik over gaan nadenken. Het is de generatie van na de Beatles en de Stones, de generatie van de industriële revolutie van de cd. Gewend aan de beste geluids kwaliteit. Al die oude muziek van die 78-toerenplaten klinkt saai voor ze. Er wordt van alles heruitgebracht waarvan het ge luid vreselijk is." „Een Woody Herman-band waarbij je de Four Brothers niet eens meer kan onderscheiden. Een bas die je niet meer hoort als er een solist voor gaat staan. Want er was maar één micro foon in die tijd. Ik wilde iets doen, maar ik wist niet wat. En zeker geen verkoopgrappen als 'alternate takes' en 'false starts'. Want dat haat ik. Ik wilde de jazz van toen weer een nieuwe jeugd geven." Francis Dreyfus leidt in Pari j s al jaren een eigen platenlabel. Jazz is een oude liefde van hem. Als jongen begon hij met twee schoolvrienden in een voorstad van Parijs een jazzclubje in de weekeinden. Toen hij later rech ten ging studeren, begon hij met het uitgeven van muziek. Om er wat zakgeld mee te verdienen. Zijn zakken liepen al gauw over toen hij in de vroege jaren ze ventig Jean-Michel Jarre's 'Oxygène' uitbracht, dat enkele malen platina haalde. Dreyfus deed het zo goed in de popmuziek, dat hij weer serieus aan jazz kon gaan denken. Tien jaar geleden kwam hij met de Dreyfus Jazz Line. Eerst nog met onuitgebrachte opnames van musici in Parijs die hij via speurwerk te pakken kreeg: Bud Powell in de Blue Note, drum mer Kenny Clarke, de grote Bel gische gitarist René Thomas. Hij herontdekte daarna saxofo nist Steve Grossman die in Italië in de vergetelheid leek te raken. Grossman was in fysieke en psy chische problemen geraakt. Dreyfus gaf hem een lange-ter- mijn-platencontract. „Hij is nu over de veertig", zegt Dreyfus, „en een heel grote. Ik krijg kip penvel, als ik hem hoor." Hij liet Grossman in New York spelen met bebop-aartsvader Barry Harris en met McCoy Tyner en op een komende cd speelt hij met Johnny Griffin. Dreyfus haalde bassist Marcus Miller naar zijn label, kreeg van de we duwe van Art Pepper toestem ming ongebruikte banden uit te brengen, saxofonist Bennie Golson kwam met opnames en hij haalde pianist Michel Pe- trucciani over om terug te ko men naar Frankrijk. Op het Dreyfus-label werd wijlen Pe- trucciani een wereldster. Dreyfus betaalt zijn musici vooruit en vraagt ze om advies zuiveren, dat is bekend. Maar het effect van stereo is dat de muziek in de ruimte wordt ge projecteerd. We moeten een ge luidsprotocol vinden waarmee we een dergelijk effect berei ken." „Twee jaar zijn we er mee bezig geweest. Door het geluid 'uit te rekken', te verbreden, door via frequenties te werken, kwamen er opeens dingen te voorschijn die je nooit gehoord had. Zes maanden hebben we er voor in de studio gezeten. Het resultaat was een sensatie. Billie Holiday zong opeens alsof ze voor je stond. Haar stem heb je nog nooit zó gehoord op oude opna mes. Het trio van Nat King Cole klonk zo mooi dat je opeens ze- bij de mastering van de opna men. Ordentelijk gedrag dus. dat je niet bij elke platenprodu cent tegenkomt. En toen waren er die gesprekken met jonge mensen. En het gevoel dat zij jazz niet begrepen omdat ze nooit goed hadden gehoord waar het allemaal vandaan kwam. De wortels van die taal. „Charlie Parker saai? Ik was er doodziek van, toen ik ze dat hoorde zeggen. Ik ben samen met mijn geluidstechnicus, Re né Aneline, gaan nadenken. Wat kan je met die oude opnames doen? Ze zijn mono, daar veran der je niets aan. Elektronische stereo is 'bullshit'. Die krassen en bijgeluiden kunnen we weg- ker wist dat Oscar Peterson en Bill Evans naar hem geluisterd moeten hebben. De uitgever van een jazzblad zat er bij te huilen toen hij het hoorde." Francis Dreyfus werkte vanaf de 78-toerenplaten zelf. 'Mas ters' of 'matrixen' zijn al lang weggemikt door de grote maat schappijen toen de eerste ban den kwamen, die inmiddels weer aan het verpulveren zijn. En rechten hoeft Dreyfus ook niet te betalen voor zijn dertig cd's. Want hij werkt alleen maar met muziek die inmiddels (vijf tigjaar na dato) tot het publieke domein behoort. Dreyfus: „Tommy LiPuma, hoofd van Universal Music en een vriend van me, vroeg: 'hoe kan jij nou muziek uitbrengen die van mij is?' Ik heb gepro beerd hem uit te leggen dat die muziek inmiddels van iedereen is. Maar Amerikanen kennen dat niet. Ze hebben er ooit voor betaald, dus is het van hen. Ik kom pas volgend jaar met Lio nel Hampton, want zijn opna mes die ik wil gebruiken zijn nog niet vrij." Inderdaad klinken de cd's van Dreyfus verrassend wanneer je ze - voor zover mogelijk - met het oude materiaal vergelijkt. En zelfs briljant wanneer je ze legt naast de geluidsmodder die allerlei 'public domain-compa nies' zonder enige schroom op de cd mikken. Dreyfus: „Nu kan ik tenminste met goed fatsoen laten horen dat 'fusion' niets nieuws is. Dat Dizzy Gillespie daar in 1948 al mee bezig was. Ik pretendeer geen historicus te zijn. Ik heb naar opnames gezocht die ikzelf essentieel vond voor een jazz musicus in die tijd. Niet de best sellers. Ik ben een avonturier. Ik weet niet hoe het commercieel uitpakt. Zo'n serie maak je niet voor tussen nu en volgend jaar. Die moet jaren mee kunnen." „De mooiste muziek. Ik zal nooit vergeten hoe ik als jongen op school voor het eerst Gerry Mulligan en Chet Baker hoorde. Jazz is net koorddansen. De spanning wat er tussen de musi ci en met een thema gebeurt. De ene keer halen ze schitterend de andere kant van de draad. Soms vallen ze er onderweg af." „Ik had thuis een paar schilde rijen van een Nederlandse schil der die in Parijs woont, Mare Brusse. Hem heb ik gevraagd voor de hoezen. Geen oude fo to's, maar iets hedendaags. Ik heb van de historie van die jazz weer tegenwoordige tijd willen maken." Bert Jansma Het Gesualdo Consort Amsterdam zingt de komende maanden Sweelinck, 'omdat het fantastische muziek is.' Tussen het afkicken door is Herman Brood er zowaar ook nog in geslaagd om een nieuw cd'tje af te leveren. Oké, de plaat werd ingezongen nog voor hij zich in een caravannetje in Elburg terugtrok, maar de re leasedatum lijkt zorgvuldig ge kozen. Hij valt midden in de ver halen over de man, die het maar niet laten kan. De man, bij wie je je vaak afvraagt of dit zijn laat ste album zal zijn. Ciao Monkey (Ariola/BMG) is daar wel een mooi moment voor trouwens, want met de ouder wets swingende rock 'n roll op dit album is de cirkel helemaal rond. 'One More Doze' zong hij drieëntwintig jaar geleden op zijn debuut-elpee, 'Speed keeps me young' zingt hij in opener 'Young'. Wat dat betreft is er niks veranderd, maar ook muzi kaal keert Herman terug naar waar het allemaal begon. Het gedreven 'I Hate Myself' is een topper, net als 'Your Body's He- re', maar ook als de band gas te rugneemt zijn er de mooie mo menten: 'So Long' bijvoorbeeld. Twee mooie covers (de Beatles' 'Rain' en Nick Cave's 'When I Get Home') maken het plaatje compleet. Je hoort aan Herman dat het hem moeite kost om vol overga ve te zingen, maar storend is dat niet. De band vangt hem boven dien prima op. En zo levert Ciao Monkey wellicht de beste bij drage aan Hermans gezond heid. Gert Meijer Herman Brood, Ciao Monkey, Ariola 74321 809302, tijd: 43:25. Wereldberoemd, en dan vooral in Ne derland, de Amerikaanse verhuizer annex verteller van muzikale horrorverha len Johnny Dowd. Met z'n fascinerende krassende voordragen op een basis van rau we gitaarklanken wist hij de afgelopen ja ren een groot aantal Nederlandse singer/s- ongwriter-fans aan zich te binden. Ruim twee jaar na z'n opmerkelijke debuut 'Wrong Side of Memphis' en 'Picture's from Life's Other Side' uit 1999 is er nu het derde album van de tweeënvijftigjarige Dowd: Temporary Shelter. Volgend jaar komt hij ook weer op tournee. Hij is onmiskenbaar een intrigerende per soonlijkheid. En gezien de fascinatie van nogal wat Nederlandse 'roots'-rockliefheb- bers voor Amerikaanse excentriekelingen, is zijn bovenmodale populariteit in ons land begrijpelijk. Maar om te zeggen dat hij een groot zanger of podiumpersoonlijkheid is, nou nee. Een zangstem die schorre valse ge luiden produceert, die zelfs met de modern ste studio-apparatuur niet recht te trekken zijn. En concerten waarbij hij wat onbehol pen staat te brommen achter een muziekles- senaartje met teksten die hij blijkbaar niet uit het hoofd kent. Het magere - of zeg je in zo'n geval frêle? - meisje Kim Sherwood- Caso naast hem op Johnny Dowd: „Ja, ik weet dat ik geen Caruso ben. Maar Caruso is al heel lang dood." foto Lex van Rossen het podium heeft de ondankbare taak hem melodisch een beetje op het spoor te hou den. Maar Johnny Dowd weet ondanks dat alles een illusie te scheppen van 'donker, dreigend en gevaarlijk'. En dat blijft fasci neren. „Ja, ik weet wel dat ik geen Caruso ben", zegt Dowd bij zijn bezoek aan Amsterdam ter promotie van zijn onlangs verschenen, derde album Temporary Shelter. „Maar Ca ruso is al heel lang dood. En als hij nog ge leefd had, dan had hij op zijn beurt ook weer niet gekund wat ik kan." Hij grijnst. „Maar serieus: Ik heb zelf de indruk dat de zang op het nieuwe album al beter is. Het belang rijkste voor mij is om een verhaal over te brengen. En als het zou kunnen zou ik dat ook het liefst door een ander laten doen. Daarom zit Kim nu ook in de band. Toch hoor ik liever mijn eigen stem dan al die el lende die je dagelijks op de radio hoort. Een zanger die niks te melden heeft vind ik net zo erg als een zanger die vals zingt. Wat zeg ik? Niks te melden hebben is veel erger! Hij is tweeënvijftig inmiddels. Een rijzige en grijzende Amerikaan. Aardige man. Voor hem. op het café-tafeltje, een paperback van Joyce Carol Oates. Hij zingt z'n verha len weliswaar met het stemgeluid van een even schorre als dronken kraai, maar z'n liedjes gaan absoluut ergens over. Veel songs gaan zelfs consequent over hetzelfde onder werp: mensen die bepaalde beslissingen hebben genomen in hun leven en de onaf wendbare consequenties daarvan nu onder ogen moeten zien. Niet voor niets zingt hij in 'Wish I'd been honest', het slotstuk van zijn vorige album 'Pictures from Life's other Si de' heel direct 'Wished I could say why I did what I did'. „Klopt", zegt de Amerikaan. „Toen ik jong was schreef ik dat soort dingen natuurlijk niet. Als je jong bent ben je je niet eens be wust dat er zoiets als consequenties aan je daden verbonden zijn. Dat is denk ik ook het verschil tussen mij en veel andere, jongere songschrijvers. Zij zijn beslist niet minder goed dan ik, maar zij beperken zich tot de 'actie' Domweg omdat ze zich nog niet be wust zijn van de 'pay back' die later volgt." Veel van Dowds songs zijn als de roman 'De Vreemdeling' van de Franse schrijver Al- bert Camus, waarin de hoofdpersoon eigen lijk volkomen onbedoeld een ander neer steekt, waarna de gebeurtenissen - de con sequenties - elkaar als omvallende domino stenen opvolgen. De songschrijver knikt. „Maar een ander werk van Camus is even zeer met mijn teksten vervlochten: 'De My the van Sisyfus'. Ook in mijn liedjes laat ik de mens zien die zwoegt om een zware steen de berg op te duwen. En eenmaal bij de top aangekomen rolt die steen weer naar bene den, waarna het zwoegen opnieuw begint. De consequentie van het leven: roll the rock up the mountain and it falls down again..." Veel karakters in de songs van Dowd stralen een vorm van defaitisme uit. Moedeloos heid. Ze 2ijn voor een dubbeltje geboren en zullen nooit een kwartje worden „Maar dat wil niet zeggen dat ik zo tegen het leven aan kijk", benadrukt de Amerikaan. „Het is echter voor veel mensen erg moeilijk om daaraan te ontsnappen. Veel mensen in mijn songs zitten vast binnen hun omstandighe den. Kies je er niet voor om die ander op z'n bek te slaan omdat je principieel geweldloos bent, of omdat je gewoon bang bent. En dat je een uitgebluste relatie in stand houdt, doe je dat omdat je echt denkt dat er nog een spoor van liefde aanwezig is, of ben je ge woon bang voor de eenzaamheid als je weer alleen komt te staan? Dat soort vragen, daar gaat het over in veel van de songs." Johnny Dowd was vijftig, toen hij in 1998 debuteerde met het album 'Wrong Side of Memphis'. Zijn hele leven speelde hij al in bands, maar meer dan een hobby werd het nooit. En het songschrijven en zingen is nog altijd iets wat hij naast z'n 'echte' baan doet, het runnen van een verhuisbedrijfje in Ika- tha, NY. „Die twee hebben voor mij ook echt met elkaar te maken. Zo'n bedrijf houd je als zanger stevig verbonden met het echte leven. Op een vrachtauto rijden, biertje drinken met je collega's. De jongens van die rockgroepen die vanaf hun achttiende voortdurend 'on the road' zijn die kennen nooit het leven zoals het werkelijk is. Al zou ik het niet erg vinden als ik nu kon stoppen met verhuizen en full time van mijn muziek zou kunnen leven. Ik heb al zolang gewerkt dat er weinig kans is dat ik m'n working class achtergrond nog verlies." Peter Bruyn Cd - Johnny Dowd: Temporary Shelter.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 29