V an Paradij s naar Verderf Dolfijnen tonen capriolen in Scharendijke In actie tegen de de compromissen woensdag 22 november 2000 De boerderij van de familie Van Strien in de Westkerkepolder bij Wolphaartsdijkligt op de zogenaamde batterij: nog altijd worden er kogels van de Engelsen en de Fransen op- geploegd. foto's Dirk-Jan Gjeltema Na het afbinden van de na velstreng en het wassen van de pasgeboren baby, krijgt het wurm een naamJe betekent pas iets als je een naam hebt. Daar mee wordt je aangeduid, her kend en benoemd. Die (roep )naam houd je, behoudens tijde- lijke modegrillen, je hele leven lang. Ook dieren geven we na men. Net als dorpen, steden, wegen en straten. De meeste boerderijen hebben eveneens namen. Maar daar houdt het niet mee op. Want bij een boer derij hoort een aantal stukken grond. Als er niet verkaveld is, liggen de verschillende percelen vaak versnipperd in de naburige polders. Gemakshalve hebben al die verschillende percelen een naam ter aanduiding. Het leuke is dat wij soms vandaag nog steeds namen verzinnenIn onze (grote) tuin hebben we verschil lende borders. Om ze uit elkaar te houden en aan te duiden, heet er één de kipperen - de voorma lige bewoners hielden er pluim vee -, een andere heet de venus- border, een derde de rozenhoek. Zo gaat het en zo ging het bij aanduidingen van percelen ook. In de wandeling noemen we dat veldnamen. Ieder dorp in Zee land heeft een grote serie veld namen. Vaak zijn het aandui dingen van eeuwen her. Heel lang is dit onderdeel van de re gionale en lokale geschied schrijving verwaarloosd. De laatste jaren zijn er gelukkig veel heemkundige en histori sche verenigingen bezig met het registreren en opsporen van de veldnamen ter plaatse. Recent is de toponymie van Baarland nog verschenen. Daar is onder ande re in te lezen dat de naam van een perceel dat sinds mensen heugenis de Kolverweie of Kal- verweitje wordt genoemd, niets met kalveren van doen heeft zo als iedereen dacht en denkt, maar alles met kanonnen. Kol ver komt van colover: kanon. Op de K(o)loveniersdoelen in Mid delburg of Amsterdam stonden de verdedigingskanonnen die over de grachten heen schoten. Klovenier werd in de loop der tijd Kolvenier. Blijkbaar was er ooit in Baarland een weide waar kanonnen of kanonniers iets mee te maken hadden. Diezelfde kanonnen komen op een andere wijze weer terug in de veldnaam Batterij Die tref fen we op verschillende plaat sen in Zeeland aan. Het heeft met Napoleon te maken. Rond 1808 zijn de Engelsen geland op Walcheren en hebben een deel van het eiland enkele jaren be zet gehouden. De Engelse troe pen werden bevoorraad door de Britse Navy, die over de toen malige Zandkreek en een deel van de Westerschelde voer. Ui teraard deden de Britten dat erfgoedl met veel show en vlagvertoon. Bovendien schoten ze graag en veel naar het land en de dijken als zich daar krijgslieden in uni form vertoonden. Dit laatste ui teraard tot groot ongenoegen van Napoleon en z'n trawanten die zich gekleineerd en geringe loord voelden door het Britse machtsvertoon. Het gevolg was natuurlijk dat overal in Zeeland langs de zee kant waar de Engelsen zich vei*- toonden, Franse troepen met kanonnen (in vaktaal Batterij genoemd) gelegerd werden. Op verschillende plaatsen werden zelfs kanonnen in de dijk gegra ven. Voortaan werd er dus bij vertoon van de Engelse vloot ge vuurd door de Franse kanon nen. En die Engelse schepen schoten even hard terug. De stukken land waarop de Franse artillerie gelegerd was, heten ook nu 200 jaar later nog steeds batterij. De bekendste batterij ligt in Wolphaartsdijk in de Westkerkepolder tegen de dijk aan en net achter het Veerse Meer (de voormalige Zandkreek Er worden op die percelen grond nog steeds kogels van de Engelsen en van Napoleon op- geploegd. Het Zeeuwse gevoel voor humor is ook terug te vinden in de veld namen. Door heel Zeeland vind je de veldnaam Het Paradijs, Het Perdiesof een andere re gionale benaming van het para dijs. Zo ook Het Hemelrijk en De Goudmijn. Bijna zonder uitzon dering zijn al die percelen van bedenkelijk slecht allooi. Maar ja: 'als je jezelf niet kietelt, kan je ook niet lachen', merkte een boer tegen me op die met zo'n paradijs 'gezegend' was. De zelfde opvatting vinden we te rug bij De Meehoekd.w.z. een perceel grond waarop je meek rap teelt. Onveranderlijk zijn bijna alle 'meehoeken' en 'meestikken' percelen die laag gelegen zijn en van slechte kwa liteit. Met andere woorden: van ouds volstrekt ongeschikt om de kostbare meekrap te telen. Daar waren alleen de beste gronden goed genoeg voor. In Oost Zuid Beveland was een boer ooit somber en recht voor z'n raap. Hij benoemde zijn slechtste stuk land met de veelzeggende naam Het Verderf. In de Zak daarente gen was een boer die zijn land (en zijn boerderij) vanwege de grote vruchtbaarheid De Parel visserij noemde. Toch ging het ook hier op vermakelijke wijze fout: in de Gouden Gids werd hij gerangschikt onder het beroep: parelvisser. Heel vaak duiden veldnamen natuurlijk op bepaalde geogra fische omstandigheden. De Kromme Kreeke was op onze boerderij vroeger een stuk land dat omzoomd werd door een kronkelende watergang. De Geerhoek is een perceel dat taps of wigvormig toeloopt. De Nol, een naam die overal voorkomt, ligt aan de Noldijk, of aan een dijk waaraan een nol - buiten- gaatse dwarsdam - ligt. Arabië, Java, Deli, Loire daarentegen weer een soort fopnamen. Het zijn verbasteringen en /of aan duidingen die meestal een soort grond aangeven. Java schijnt altijd laaggelegen grond te zijn, maar niemand die het waarom van Java nog weet. Het Bus daarentegen is nog steeds dui delijk. Bus is oud Zeeuws (en oud West Vlaams tot in Duin- kerke toe) voor bos. Of eigenlijk voor bosjes kreupelhout. Bus geeft dus een stuk grond aan waar veel bosjes waren, of soms een boomgaard lag. In een bus groeiden ook bijna altijd 'wis sen' dat zijn wilgetenen. Wisse, of Wissebusje is dan ook een veldnaam die bijna overal in Zeeland opduikt. Een paar merkwaardige veld namen tot besluit. Ergens in de Zak van Zuid Beveland is een perceel dat Juffrouw Wolse heet. Dat stuk land gaat over in Kreu pele Voet om vervolgens bij Krijntje uit te komen. Het Olie bolletje en de Chocoladepot zijn vreemde maar smakelijke bena mingen voor goeie stukken land, verspreid door Zeeland. En de allermooiste vind ik het perceel met de naam: Den Ie:val. Ie:val is Zeeuws voor kou, ellen de en armoe. Zeg driemaal ach ter elkaar ie:vallig, en u weet hoe ie:vallig echt voelt. Het Zeeuws is een prachtige beel dende taele. Wat zullen de men sen die vaak op Den Ie:val moes ten werken - een armoedig, winderig stuk land - zich vaak ie:vallig gevoeld hebben. Gerard W.Smallegange Lezend in het jaarboek Land schapsarchitectuur en Ste- debouw in Nederland 1997- 1999 springen twee dingen in het oog. Zeeland bestaat niet voor de dames en heren archi tecten. Het randstedelijk den ken overheerst. Hoe bevlogen ze soms ook zijn, architecten sla gen er veelal niet in hun plannen helder en begrijpelijk onder woorden te brengen, met name wanneer het gaat om actuele thema's en discusiies. Gelukkig is er de tekentafel nog. Waarmee niet gezegd is dat de derde tweetalige editie van het jaarboek (Nederlands en Engels niet interessant is. De bijna 40 plannen die gepresenteerd wor den, geselecteerd door een spe ciale commissie, mogen er stuk voor stuk zijn. Duintuin, be graafplaats, parkwijk, tuin dorp, binnenstad, hortus en luchthaven passeren de revu. Het worden geacht voorbeeldi ge projecten te zijn, die een overzicht bieden van de jongste landschapsarchitectonische en stedebouwkundige plannen. De mager uitgevallen aandacht voor de regio.heeft volgens de selectiecommissie een reden. Er wordt weliswaar volop gepraat over regionale planvorming (het Zeeland debat-past daar ook in maar dat mondt tot nu toe niet uit in veel concrete, aanspre kende plannen, wel in veel con cepten. „In het traject van de definitieve planontwikkeling en besluitvorming halen (nog) weinigen de eindstreep", aldus de commissie. Opvallend is dat de lang verbeide Vijfde Nota op de Ruimtelijke Ontwikkeling van minister J. Pronk, veelscha duw vooruit werpt. Veel initia tieven en producten zijn op de een of andere manier gericht op het beïnvloeden van de zo be langrijk geachte nota. De bouw van nieuwe woonwij ken, de zogenaamde Vinex-lo- caties, stond in de periode die het jaarboek omvat volop in de schijnwerpers. Er is veel kritiek op de uitvoering van de nieuwe wijken, die volgens velen niet getuigt van visie en originali teit. De selectiecommissie vindt dat ze daar boven mag staan. „Het rumoer om de barre kwali teit van de grootse woning- bouwoperatie werd onderkoeld behandeld." Erkend wordt dat er vooral voor de stedebouw- kunde juist nu in de doorwer king van planconcept naar uitvoering, buitengewoon inte ressante ontwikkelingen zijn. Waarschijnlijk is de vormge ving van Vinex-locaties teveel onderhevig aan het poldermo del. Teveel compromissen ver pesten veel, is de teneur van een verhandeling van Riek Bakker (bekend van de Middelburgse kwaliteitsatlas). „Om de rijk dom aan verschillende ruimte lijke milieus in Nederland te be hoeden en te versterken is het dringend gewenst om los te ko men van de overheersende plan praktijk, die wordt gekenmerkt door compromissen en compen saties", stelt ze. Het is zaak hel dere en consequente keuzes te maken. Volgens Bakker is er dringend behoefte aan het uit zetten van grote lijnen, in plaats van bodembedekkende bestem mingsplannen. Dat vergt een omslag in het denken van de op drachtgever. In zijn essay over regionale plannen constateert Dirk Sijmons (die een landschapsvi sie voor Zeeland ontwerpt) dat er al sprake is van een verschui ving in het opdrachtgever schap. Zo spreekt de culturele hoek meer een woordje mee en krijgt omgevingsbeleid provin ciaal gestalte door beleid voor milieu, water en ruimte op el kaar af te stemmen. Sijmons is gecharmeerd van de aanpak van het nieuwe streekplan voor Noord-Brabant. Eerst een dis cussie met de bevolking met het Manifest Brabant 2050 als in zet. Vervolgens werkten vier bu reaus elk één regionaal verste- delijkingsscenario uit. De uitkomsten vormden een basis voor het streekplan. Dat bij het invullen van de ruimte het mi nisterie van VROM overvleu geld wordt door Verkeer en Wa terstaat en Landbouw, Natuur beheer en Visserij, is een klacht die minister Pronk deelt met de architecten. Ook Peter Paul Witsen waarschuwt dat de Vijf de Nota geen bloedeloos en vi sieloos compromis mag worden. Er is een breuk nodig met de diepgewortelde traditie van sturen op woningenbouw en open ruimte. Brengt de Vijfde Nota die niet, dan dreigt de na tionale ruimtelijke ordening zichzelf buitenspel te zetten. Het spel tussen markt, regio's en belangenorganisaties (een mo dern landje pik) kan dan begin nen. Rinus Antonisse Landschapsarchitectuur en Stede- bouw in Nederland 1997-1999. Au teurs Riek Bakker. Erik Pasveer, Anna Vos, Peter Pail Witsen, en an deren. Uitgevrij THOTH, Bussum, in samenwerking met de stichting Jaarboek landschapsarchitectuur en stedebouw. Prijs 85 gulden. De opnamen in april 1977 voor het TROS-kinderprogramma Ren je rot. Het dolfinarium was gehuisvest op enkele schepen in de werkhaven West Re- De dolfijnen tonen hun capriolen tijdens de openingsshow. foto's archief PZC part aan de Brouwersdam bij Scharendijke. Als echte tv-sterren toonden de dolfijnen van Dolfirodam in Scharendijke hun capriolen voor de camera. De opnamen in april 1977 waren be doeld voor uitzending in het TROS- kinderprogramma Ren je rot. De pre sentatoren Martin Brozius en Lars Boom maakten er een dolle boel van en deden allerlei trucs met de dieren. Tot Marleen verdere medewerking weigerde, waarop presentator Lars in het water tuimelde. De dolfijn, een tuimelaar, deed haar naam alle eer aan. Lang heeft het niet mogen duren, dit vrolijke gespartel en gestunt ter ver maak van de recreant in Zeeland. Aan bezoekers was geen gebrek. De voor stellingen trokken meer belangstel ling dan in de Leuvenhaven te Rotter dam, waar men kampte met gebrek aan parkeerruimte. Met name daarom werd in 1973 besloten tot verhuizing naar de werkhaven West Repart van Rijkswaterstaat aan het Grevelingen- meer, bij de Brouwersdam. Op 6 mei werd de laatste voorstelling in Rotterdam gegeven. De weken daarop volgde de verhuizing naar Scharendijke. Het schip met het bas sin, waarin tien miljoen liter water voor de dolfijnen, was ruim negentig meter lang, met een overkapping van 12 meter hoog. De tribunes waren gebouwd op twee helften van een door midden gedeeld schip, elk 36 meter lang en een maxi male hoogte van 16 meter, met in to taal duizend zitplaatsen. Op kleinere schepen waren een restaurant en en kele winkeltjes gebouwd. De dolfijnen Marleen en Dolf ver richtten op 1 juni de officiële opening door met hun staart tegen twee ballen te slaan, waarmee de Zeeuwse vlag werd ontrold. Na vijf weken kon de honderdduizendste bezoeker worden ontvangen. Zes jaar later werden plannen voor een vertrek naar Stein in Zuid-Lim burg bekend. Daar konden nieuw- bouwplannen worden gerealiseerd, die in Scharendijk niet haalbaar wa ren. De dolfijnen, zeeleeuwen en zee beren vertrokken in juni 1981De tienjarige zeeleeuw Dieco overleefde de reis niet. De schepen werden in Vlissingen gesloopt. Het heringerichte Spui in Amsterdam. foto uit het jaarboek dolfirodam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 34