Een vijand van
gewone woorden
PZC
Biografie A. Roland Holst
Geen mystieke symboliek
en doorgeroeste hermetiek
Vertellingen om van te smullen
Ethel Portnoy
26
Poëzie van Ingmar Heytze
donderdag 16 november 2000
Hij zal de literatuurhistorie
ingaan als een dichter die
een afkeer had van gewone
woorden. Poëzie was voor A.
Roland Holst bijna een geloof.
Een geloof in een andere wereld,
een eiland van gelukzaligen, een
Elysium. Dat rijk lag ergens
westwaarts, aan een nooit te be
reiken kust. Aan zee was hij nog
het dichtst bij het gedroomde
gebied. Vandaar dat hij in Ber
gen ging wonen. Vandaar ook
dat zijn werk rijk is aan dit soort
regels: 'Ik kon vannacht niet
slapen, zo heb ik gesmacht/ naar
de enige aardse stem die mij nog
kan verlossen:/ naar dat groot
aangaan van de zee bij de
Hondsbossche'.
De dichter is pas een kwart
eeuw dood. Er lopen nog heel
wat mensen rond (ikzelf inbe
grepen) die herinneringen aan
hem hebben. Zelfs bestaan er te
levisieopnamen van hem.
Desondanks zien vele poëzie
liefhebbers hem niet als een
tijdgenoot: hij lijkt eerder een
schim uit de negentiende eeuw
dan iemand voor wie nog plaats
is in de eenentwintigste eeuw.
We leven in een periode waarin
hoge ernst, gezochte mythen,
zware taal niet serieus worden
genomen. De aristocratische
uitstraling van werk en persoon
doet de rest. Het wekt dan ook
geen verbazing dat de prins der
Ie tterkundige
kroniek
dichters tegenwoordig slechts
door weinigen op een troon
wordt geplaatst. En toch, en
toch, ben ik geneigd te zeggen
na zijn verzamelde poëzie weer
eens van zolder te hebben ge
haald. Het valt niet te ontken
nen: er is veel galm in deze lite
ratuur en je krijgt daarvan in
honderdvoud echo's te horen,
hoogdravende symbolen wor
den zo vaak gebruikt dat ze in
vale clichés veranderen.
IJzig
Veelwijverij
n een brief omschreef A. Roland Holst
(1888-1976) zichzelf eens als'een
dichtend rijkelui's zoontje'. Voor vele
anderen gold hij als 'de prins der dichters'.
Titels genoeg dus, maar Jan van der Vegt
noemde de ruim zevenhonderd bladzijden
dikke biografie die op 18 november wordt
gepresenteerd eenvoudig A. Roland Holst.
Een naam die een begrip is gebleven, maar
wie leest zijn gedichten nog?
Die 'veelwijverij', zoals Van der
Vegt het soms noemt, is een sen
sationeel hoofdstuk van zij n be
staan en levert heel wat aardige
bladzijden in dit boek op. De
materiële omstandigheden
maakten het hem mogelijk
altijd een vrijblijvende en on
verantwoordelijke jongen te
blijven. Hij was een typisch rij
keluiskind. Zijn vader zorgde
Maar je vindt ook werk dat tot
het beste behoort wat in onze
taal is geschreven. Voor mij is
'Armzaligen' een van de sterk
ste gedichten van Roland Holst.
Hierin wordt de ijzige verhou
ding tussen twee geliefden
gepeild. Zij liggen vlak naast el
kaar, desondanks zijn ze onbe
reikbaar ver van elkaar verwij
derd: 'De dageraad/ was niet om
aan te denken, maar zij dach
ten/ eraan, en aan elkander, en
als haat/ kan doden, lagen daar,
die nacht der nachten,/ twee, zij
aan zij, in doodsgevaar.'
Jan van der Vegt noemt in zijn
belangwekkende biografie A.
Roland Holst dit vers niet. Hij
schijnt een voorkeur te hebben
voor het werk over wind en wa
ter. Maar uit 'Armzaligen' en
ook uit het evenmin vermelde
'Man en vrouw' kun je wellicht
een antwoord afleiden op de
vraag waarom de dichter zich
weigerde te binden aan een van
zijn vele minnaressen. De lusten
van de liefde wilde hij wel, de
lasten in geen geval. Of eigenlijk
kun je, afgaande op zijn gedich
ten, in dat laatste geval niet eens
meer van liefde spreken. Het
heet in 'Man en vrouw' dat wan
neer de liefde is gesleten het ge
wezen paradijs ontoegankelijk
is geworden: 'Het was voor eeu
wig,/ als binnen een kristal, aan
hen ontnomen'. Je zou zeggen
dat Roland Holst een verschrik
kelijke angst had dat de bijzon
dere nacht bedorven zou wor
den door de ochtend nadien.
Volstrekte onthouding was een
oplossing geweest, maar het
was niet zijn oplossing. Integen
deel, hij lijkt met zijn doorgaans
kortstondige én ingewikkelde
erotische betrekkingen alle re
cords te breken.
A. Roland Holst in 1976.
foto George Verkuil
voor een gegarandeerd inko
men, betaalde voorreizen, liet
een huis bouwen. Zelfs toen
zoonlief vijftig was, werden
sommige van z'n rekeningen
door vader Roland Holst vol
daan. De vrouwen vielen deson
danks voor hem, de biograaf
verklaart: „Knap van gezicht,
slank, met een nonchalante chic
maar nooit onverzorgd gekleed,
afstandelijk en dromerig van al
lure, zal hij bewust of onbewust
menig hoofd op hol gebracht
hebben."
Maar al die vrouwen werden dus
vlug weer voor andere inge
ruild. Slechts in enkele gevallen
was de relatie iets bestendiger.
Een geliefde die hem voorstelde
te trouwen kreeg een afwijzend
antwoord. Hij verwees bij die
gelegenheid naar zijn werk:
„Als ik er niet in zou slagen mijn
creativiteit, oud wordend, in
stand te houden, zou het leven
voor mij alle zin verliezen." Met
andere woorden: de meisjes
Roland Holst met Pop Werumeus Buning, één van zijn vriendinnen, circa
1927.
Eten onze schrijvers eigenlijk wel? Wordt
er door onze dichters ooit gedronken?
Wanneer je de vaderlandse literatuur over
ziet, lijken spijs en drank - toch een van de
heerlijke bijzaken van het leven - bijna ver-
boden onderwerpen te zijn. Een paar jaar
geleden werd er een bloemlezing gepubli
ceerd met Nederlandstalige gedichten over
eten en drinken. Zelden zo'n schraal boekje
gezien! Wat vreugdeloze bespiegelingen
over koning alcohol, rundvee dat wacht op
de slager, brood uit de diepvries, maar nau
welijks een woord over de verrukking die
een grandioze schotel of een bijzonder glas
je kunnen brengen, De prozaïsten hebben
iets meer trek, gelet op vrolijke titels als Het
hemelse gerecht van Renate Dorrestein en
De dag dat de mayonaise mislukte van Mar
jan Berk.
Door sommige schrijvers wordt er niet al
leen lekker gegeten maar ook goed gekookt.
De dichter J. W. F. Werumeus Buning was
lang geleden beroemd vanwege zijn Avon
turen met een pollepel. Louis-Paul Boon
kwam met het heerlijke Eten op zijn Vlaams
en Josepha Mendels verwende de lezers met
het kookboek Bon Appétit. Desondanks
mochten komen en gaan, als de
Muze maar altijd bleef. Van der
Vegt heeft zich grote moeite ge
troost om het liefdeleven van de
prins der dichters in kaart te
brengen, die overigens niet voor
alle vrouwen een prins in bed
schijnt te zijn geweest. De bio
graaf consulteerde zelfs een
specialist voor voorlichting
over een geslachtsziekte.
Toch is zijn boek eerder op het
werk dan op het leven gericht.
Kenmerkend is hoe vlot de kin
derjaren worden afgewerkt: al
na veertien bladzijden is de
hoofdpersoon twaalf jaar oud.
Het was een juiste keus de na
druk op het oeuvre te leggen. A.
Roland Holst is immers uitslui
tend A. Roland Holst vanwege
zijn poëzie. Er wordt diep inge
gaan op wat hij schreef én op
wat hij las. De gedichten van Ye
ats bijvoorbeeld, zijn 'literaire
neef'. Van der Vegt deelt met de
dichter de belangstelling voor
Ierse mythologie en Keltische
sagen, vandaar dat we bijzon
der adequaat over deze belang
rijke bron van zijn werk worden
geïnformeerd. Met onverholen
bewondering gaat hij in op
Deirdre en de zonen van
Usnach.
Hij is echter niet van alles wat
Roland Holst heeft gedaan on
der de indruk. Je ziet hem haast
het hoofd verbaasd schudden
als hij het heeft over de periode
dat deze een soort Dichter des
Vaderlands was geworden en
nogal belachelijke gelegen
heidsteksten afleverde. In 1955
vroeg én kreeg hij het toen zeer
grote bedrag van drieduizend
gulden voor het ronkende proza
op het nationale oorlogsmonu
ment in Amsterdam. Voor W.F.
Hermans destijds aanleiding tot
een sarcastisch commentaar on
der de kop: 'Zou de zeeslang
hebben gesproken?'
Ondergang
In feite was dit het ogenblik dat
de dichter aan status begint in te
boeten. In A. Roland Holst vol
gen we z'n langzame opkomst
en geleidelijke ondergang. We
zijn er getuige van hoe hij als
achttienjarige de poëzie ont
dekt. 'Dat kan ik ook!bedenkt
hij bij het lezen van een bundel
van zijn tante Henriëtte. We le
zen hoe hij faalt als student in
Oxford. We gaan mee op z'n rei
zen. We zien hoe verbazend ge
makkelijk hij zich beweegt in de
artistiek-mondaine kringen
van Parijs, tussen prinsen en
hertogen. We worden ingewijd
in zijn vriendschap met prinses
Beatrix en prins Claus. We ver
nemen alles over zijn rol in het
Nederlandse literaire leven.
In een van de interessantste on
derdelen van het boek wordt in
gegaan op 'Voor West-Europa',
een gedicht uit begin 1939
waarin hij fel protesteert tegen
wat er in Hitler-Duitsland ge
beurt. Hij wil het snel publice
ren, maar trekt het even snel
weer terug wanneer er voor re
presailles tegen het bedrijf van
zijn familie wordt gevreesd. La
ter probeert men hem te dwin
gen zich bij de Kultuurkamer
aan te sluiten. Hij reageert met
een uiterst provocerende ver
klaring: „Tot het laatst toe ben
ik op het standpunt gebleven,
onder geen beding mij uit vrijen
wil voor de N.K.K. te melden.
Thans blijkt mij dat ik niet
met een Nederlandsche Cul
tuurmaatregel te maken heb,
doch met een Duitsche Politie
maatregel. Waar ik mij naar de
politiemaatregelen van de be
zettende macht schik, ga ik er
dus bij dezen toe over, mij voor
een Cultuurkamer te melden,
die haar vorming door dergelij
ke maatregelen laat waarbor
gen. Naar men mij verzekert, is
het aan de leiding dezer Cul
tuurkamer te beslissen, of ik al
dan niet als lid zal worden goed
gekeurd. Het moet mij van het
hart, U te verzekeren, dat Uw
afkeuring door mij op hoogen
prijs zal worden gesteld." Voor
de eerste en voor de laatste keer
vergat hij zijn vijandschap voor
gewone woorden.
Hans Warren
Jan van der Vegt: A. Roland Holst.
Biografie - 738 pag. plus een katern
met illustraties gebonden 75,-,
Uitgeverij de Prom, Baarn.
Een gedicht mag nergens over
gaan, vinden veel poëzie-
commentatoren. Een gedicht
moet alleen een wereld van taal
zijn en hoort los te staan van de
werkelijkheid. Zou het echt?
Zou er heus in de kunst absoluut
niet naar het leven mogen wor
den verwezen? Mag een gedicht
inderdaad niet óók een bepaal
de gedachte overbrengen? Ik ge
loof er niets van, want op poëzie
waarin het enkel om poëzie
draait ben je snel uitgekeken.
Dichters die zich aan deze voor
schriften houden, bewegen in
steeds kleiner wordende cirkels
rond tot hun woorden uiteinde
lijk in het volmaakte niets ver
dwijnen.
Heel wat beginnende auteurs
weigeren te kiezen voor de ar
metierige autonomie, voor het
schrale wit en de strenge talig
heid. Him werk bruist juist van
leven, het is toegankelijk, en tot
het publiek in plaats van tot de
commentatoren gericht. Ingmar
Heytze is een van de begaafdste
jonge dichters. Hij voelt niets
voor de poëzie van, zoals hij het
noemt, 'diep mystieke symbo
liek/ en doorgeroeste herme
tiek/ met cryptofiele onderla
gen'. Hij begon zijn dichterlijke
loopbaan, net als zijn mede
standers, op het podium. In
1989, toen was hij pas negentien
jaar, debuteerde hij in druk met
de bundel Alleen mijn kat ap
plaudisseert. Achterop dit
boekje riep men hem uit tot 'de
Milky Way onder de dichters',
en de vergelijking met de luchti
ge reep die je eetlust niet zou be
derven werd nog verder uitge
werkt met de opmerking: 'light
verse, dat kan er altijd tussen
door'.
Trouw
Ruim tien jaar en een aantal
bundels later, blijkt Heytze
zichzelf trouw te zijn gebleveh.
De inhoud van zijn poëzie mag
soms zwaarmoedig zijn, de
vorm ervan is nog altijd licht.
We zien hem in de loop van de
tijd een steeds betere dichter
worden. In De allesvrezer en in
Sta op en wankel stonden al
mooie gedichten, het meest
overtuigt hij echter in zijn nieu
we boek Aan de bruid. Zelfs op
papier wil hij, net als indertijd
Tom Lanoye met In de piste, een
worden kouder/ en je vrienden
worden ouder - en je spiegel
beeld." Er is spijt, er zijn verlo
ren dromen en vooral blijkt bij
hem de liefde steevast 'voorbij
voorgoed voorbij'. Het klinkt
enigszins of hij een erfgenaam is
van de dichters uit de jaren der
tig en veertig. Maar het is goed
dat er nog poëzie geschreven
wordt die ergens over gaat. Poë
zie die geen kil labyrint is maar
podiumdichter zijn. In ieder ge
val opent de bundel theatraal:
„Het doek stort neer: daar ben ik
dan,/ minister van onverrichte
zaken,/ ontmaskerde held uit de
sokkenla,/ ridder tjokvol vrees
en blaam,/ aangenaam."
Hoe verstaanbaar ook, argeloos
is deze poëzie bepaald niet.
Heytze citeert en varieert be
hoorlijk virtuoos. Er is een
grappig gedicht a la Van Ostaij-
en ('Dichter groet 's morgens de
dingen') en een vers a la Vasalis
('Ik droomde dat ik pijlsnel leef
de'). Hij doet betrekkelijk dik
wijls aan poëtische plaatsbepa
ling: „Hoeveel manieren van
dichten/ kent de wereld, of hoe
weinig maar.Zijn eigen manier
komt heel bescheiden over:
„van de taal een werkplaats ma
ken,/ verzen hup in haken han
gen,/ kloppen aan ritme en vij
len aan klank,/ iets fluiten tegen
verzwegen pijn,/ zo nu en dan
gelukkig zijn."
Hier en daar komt de in Utrecht
geboren en getogen maker van
liedjesachtige gedichten ietwat
vroegoud over: „De kroegen
worden duurder/ en de vrouwen
waarin warm leven stroomt.
Poëzie die desondanks even ge
makkelijk te verteren is als een
Milky Way.
H.W.
Ingmar Heytze: Aan de bruid 52 pag.
24,90 Uitgeverij PodiumAm
sterdam
Prijsvraag
voor dichters
Maak de volgende slagzinnen
zo origineel mogelijk af
in maximaal honderd jaar:
Het firmament is groot en leeg,
omdat
De liefde is een dode mus,
maar ach
De dood is niets dan ijzig zwart,
daarom
De poëzie biedt schrale troost,
kortom
proza
Theo StokkinkAanvechtingen
(In de Knipscheer, 319 blz.,
39,50). Na ruim twintig jaar
verstandshuwelijk, een misluk
te relatie met een man en een
vervroegd pensioen gaat een
voormalig top-ambtenaar als
nog op zoek naar zijn grote lief
de, een Indonesische student,
tot wie hij zich lang geleden on
weerstaanbaar aangetrokken
voelde. Romandebuut van ra
dio- en tv-presentator en kunst
programmamaker Theo Stok
kink.
Sipko Melissen: De huid van
Michelangelo (Querido, 281
blz., ƒ39,90). Tweede roman
van Sipko Melissen. Voor zijn
debuutroman Jonge mannen
aan zee ontving hij in 1998 de
Anton Wachterprijs. De huid
van Michelangelo is een roman
over de vergankelijkheid van de
jeugd, de deugd van de breekba
re vriendschap en de goddelijke
schoonheid.
Herman Koch: Eten met Emma
(Meulenhoff, 190 blz., 29,90).
Het verlangen naar literair star
dom en het ontkennen van am
bities staan centraal in de nieu
we roman van Herman Koch.
Koch (1953) kreeg grote be
kendheid als televisiemaker van
het programma Jiskefet en is
auteur van de romans Red ons,
Maria Montanelli en Eindelijk
oorlog.
Daphne Buter: Alle vogels van
de wereld (Thomas Rap, 204
blz., 34,90). Behalve dat alle
mannen en vrouwen in deze ver
halenbundel het menselijke
nulpunt hebben bereikt, hebben
ze nog iets gemeen: ze zijn alle
maal op zoek naar een of andere
vorm van liefde, zonder te weten
waar die te vinden is. Daphe Bu
ter (1957) is schrijfster, illustra
trice en grafisch ontwerpster.
Vorig jaar verscheen haar de
buutroman De blauwe prins.
A. Moonen: Verbanning (Veen,
95 blz., 24,90). Nieuwe - auto
biografische - verhalen. A.
Moonen op zoek naar liefde,
warmte en genegenheid. Zijn
wereld is beklemmend, maar
zijn humor relativeert veel: 'De
dood is de mooiste vakantie en
boven elk weerbeeld verheven,
nog gratis ook.'
Anil Ramdas: Het geheugen van
de stad (Balans, 192 blz.,
ƒ37,50). De helft van de bijna
zeshonderdduizend inwoners
van Rotterdam is er geboren, de
andere helft komt van elders uit
Nederland of van ver weg. Het
geheugen van de stad bevat de
belevenissen, herinneringen,
passies en teleurstellingen van
tien Rotterdamse families met
wortels in verre streken. Dit fa
miliealbum van Rottei'dam ver
schijnt naar aanleiding van de
tentoonstelling De Rotterdam
mers, tot 2010 te zien in het We
reldmuseum in Rotterdam.
Nol de Jong: Joods labyrint (De
Geus, 317 blz.,geb., 45,-). Psy
choloog Nol de Jong (1947)
groeide op in een joods milieu.
Op zijn naam staan tientallen
publicaties in binnen- en bui
tenland. Joods labyrint, zijn li
teraire debuut, is het verhaal
van directeur Otto Kant van de
Eerste Joodse Verzekerings
bank die in zijn huis wordtgear-
resteerd. Hij is ervan overtuigd
dat het om een misverstand
gaat, maar als hij in een myste
rieus gebouw wordt opgesloten
en ondervraagd, dringt de ernst
van de situatie tot hem door.
Kant wordt gebrek aan loyali
teit met de joodse denkbeelden
verweten. Zijn tegenstanden
zijn erop uit hem te breken maar
Otto Kant weigert zich over te
geven.
poezie
Henk Spaan: Maldini heeft een
zus (Veen, 63 blz., 19,90).
Nieuwe gedichten. Maldini
heeft een zus is het vervolg op
De zoon van Johan Cruiff en an
dere gedichten, een portretten
galerij van voetballers.
Candani: Een zoetwaterlied (In
de Knipscheer, 64 blz., 29,50).
Poëtische verbeelding van de
geschiedenis van de slavernij,
immigratie, het leven in de dis
tricten, de trek naar de stad en
naar Nederland. Candani (Suri
name,1965) woont sinds 1990 in
Nederland.
vertaald
Hong Ying: K (Meulenhoff, 207
blz., 42,95, vertaald doorMar-
tine Torfs). Het verhaal van de
onmogelijke liefde tussen Ju
lian Bell, een jong lid van de
Londense Bloomsbury group,
en de Chinese dichteres Lin.
Hun sensuele liefdesaffaire
speelt zich af tegen de achter
grond van het China van de ja
ren 1935-1937, aan de voor
avond van de Japanse invasie.
Van de Chinese schrijfster Hong
Ying (1962) verschenen eerder
de roman Zomer van verraad en
de autobiografie Hongerdoch-
ter in vertaling.
Ethel Portnoy is een schrijfster die kan proeven en daar smakelijk over weet te verhalen.
foto K
blijft in onze letteren de stemming er voor
namelijk één van Een moeilijke eter en an
dere verhalen, zoals Tom Pauka eens een
bundel noemde. Maar ze zijn er nog wel: de
schrijvers die kunnen proeven en daar sma-
kelijk over weten te vertellen. Ethel Portnoy
(geb. 1927), de uit Amerika afkomstige es-
sayiste die al meer dan dertig jaar in Neder
land woont, is een van hen.
Zielespijs en wat verder ter tafel komt heet
haar nieuwste boek. De bundel is vanaf
bladzijde één tot en met bladzijde laatst aan
eten gewijd. De stukken die erin verzameld
werden, zijn een wat merkwaardige menge
ling van actueel en ouderwets. De dioxine
schandalen en de gekke-koeienziekte ko
men ter sprake, maar het gaat ook over Sjef
van Oekel, de televisieheld van jaren her. Er
wordt verwezen naar een Margriet uit 1976
en een Viva uit 1974. De lekkerste maaltij
den eet je wellicht in je herinnering, en dat
geldt ook voor Ethel Portnoy. Met veel en
thousiasme schrijft ze over de 'gefilte fisch'
en de 'kreplach' van haar moeder: „De weg
van de joodse religie liep door onze maag".
Ze betoont zich een pleitbezorgster van de
Amerikaanse keuken, waarover anderen uit
on wetendhei d zo laatdunkend doen.,Het is
een vergissing te denken dat in Amerika
niets anders te krijgen is dan hamburgers in
zelfbedieningsrestaurants", merkt ze op,
waarna ze aan een opsomming van streek-
gerechten begint die je het water in de mond
doet lopen.
Zielespijs is geen restaurantgids of een
kookboek, maar een literair werk dat toe
vallig over voedsel gaat. Ethel Portnoy is in
haar proza dikwijls een soort antropologe
van het dagelijks leven, en eten valt daar na
tuurlijk onder. Zoals anderen de gewoonten
van een ver volk bestuderen, vex'diept zij
zich onder meer in de snacks die de Neder
landers nuttigen. De kroket wordt met we
tenschappelijke verbazing beschreven:
„Een langwerpig rond kokertje met een dik
pantser van gebakken broodkruimels, dat
een slappe massa omsluit, een grijze brij met
roze spikkeltjes die vlees moeten voorstel
len." Ze gaat in op gerechten die liefde op
zouden wekken, op de gastronomische
scheiding van man en vrouw, op voedselta-
boes in verschillende culturen, op de ver
schrikkelijke plaag van het in eenzaamheid
moeten eten, op de futuristische keuken die
in het culinaire pelgrimsoord 'El Bulli' (met
specialiteiten als aardappel met koffiesaus
en sorbet van maïs) realiteit wordt. Hoogst
onsmakelijke onderwerpen worden niet ge
schuwd: er is een onthutsend stuk oVer kan-
n i balisme. Maar dat neemt niet weg dat Zie
lespijs een boek is om van te smullen.
H.W.
Ethel Portnoy: Zielespijs en wat verder ter tafel
komt. Essays. Vertalingen Tineke van Ameron-
gen, Hepzibah Kousbroek, Rudy Kousbroek en
LoekieSchwartz-160pag. f 26,50, Meulenhoff,
Amsterdam.