Roofwants en sluipwesp
gaan de bladluis te lijf
Wasstraat helpt poetsers van treinstellen
Fortenmaand
op herhaling
PZC
buitengebied
Zeeland in de vorige eeuw
door Mireille Beentjes
Niet met gifspuiten de
bladluizen te lijf, maar met
een flink aantal vriendelijk
ogende lieveheersbeestjes. In de
Nederlandse kassen is het
bestrijden van plaaginsecten met
natuurlijke vijanden de
gewoonste zaak van de wereld.
Voor particulieren is het nog
lastig, maar het kan soms wel. Het
familiebedrijf Koppert B.V. loopt
zowel nationaal als internationaal
voorop in de biologische
bestrijding. Ze hebben 35 luis-,
trips-, spint- en ander ongedierte
verslindende beestjes in
productie.
Krioelende torretjes in bakjes
popcorn, netjes uitgeteld door een
vulmachine, strips met
sluipwespeneitjes keurig verpakt
in doosjes, flessen vol roofmijten
die met het blote oog maar net
zichtbaar zijn. Bij Koppert B.V. in
Berkel en Rodenrijs ligt het
wriemelende insectenspul te
wachten op de transport.
Pallets vol dozen met kleine
beestjes, met hier en daar een kast
hommels voor de natuurlijke
bestuiving, staan klaar voor
transport. Ze gaan de hele wereld
over. Koppert is marktleider in
Nederland - „meer dan vijftig
procent, wij zijn een
familiebedrijf, dus preciezer kan
ik niet zijn", aldus woordvoerder
Maurice Wubben. De
kweekkassen zijn verboden
terrein voor onbevoegden. Want
hoe de plaagbestrijders worden
gekweekt is bedrijfsgeheim.
Het bedrijf werd in 1967 uit nood
geboren. De inmiddels overleden
vader Koppert was
komkommerteler. Hij kreeg
hoofdpijn van de chemische
bestrijdingsmiddelen tegen spint
in zijn gewassen. Bovendien
raakte de spint resistent.
„Milieuoverwegingen speelden
toen nog geen enkele rol in het
zoeken naar een alternatief",
vertelt Wubben.
Koppert kwam op het spoor van
een roofmijtkweker in
Zwitserland. Samen met zijn zoon
haalde hij de beestjes met de trein
op en zette ze uit in zijn kassen. De
mijten hielden zich in stand, de
spint werd opgegeten. Van
komkommerteler ontwikkelde
Koppert zich tot roofmijtkweker.
In 1975 nam het bedrijf de
sluipwesp erbij, inzetbaar tegen
witte vlieg. Het assortiment breidt
zich nog altijd uit.
Biologische kwekers vormen
slechts twee procent van het
klantenbestand. De bulk bestaat
uit 'gewone'telers. Wubben: „Alle
Nederlandse paprika's,
komkommers, tomaten en
aubergines zijn geteeld met
behulp van biologische methoden,
zoals plaagbestrijding met
natuurlijke vijanden. Tomaten-
en paprikakwekers bestuiven
daarbij hun planten met hommels.
De consument weet dat meestal
niet. Die denkt dat alleen
biologische telers zo werken."
Naast biologische bestrijding
gebruiken gewone telers ook nog
wat chemische bestrijding. Het is
natuurlijk niet de bedoeling dat de
natuurlijke plaagbestrijders
daarbij het loodje leggen.
Naast de beestjes kopen kwekers
daarom bij Koppert ook advies en
begeleiding. Koppert stimuleert
geleide chemische bestrijding.
Dat wil zeggen: niet standaard om
de zoveel tijd spuiten, maar pas als
er inderdaad een plaag is
geconstateerd en biologische
bestrijding niet mogelijk is.
Evenwicht
Werken met natuurlijke vijanden
van plaaginsecten vereist veel
kennis. Het is de kunst een
evenwicht te vinden tussen plaag
en vijand zodat de schade aan de
gewassen minimaal blijft en de
vijand zich in stand kan houden.
Verder moet een teler precies
weten welke vijand hij op welk
moment moet inzetten,
afhankelijk van de omvang van de
plaag en de
voortplantingssnelheid van de
bestrijder.
Volgens Wubben is het voordeel
van chemisch spuiten dat de
plaaginsecten meteen dood zijn.
Nadelen zijn dat spuiten
vervelend en vies werk is. Het
ongedierte zit aan de onderkant
van het blad en dat is moeilijk te
raken. Ook remmen chemische
middelen tijdelijk de groei van de
gewassen.
De natuurlijke vijanden
elimineren elk afzonderlijk
plaaginsect. Medewerkers werken
in een schone omgeving en
biologische plaagbestrijding is
goedkoper. Voor de sierteelt
(planten en bloemen) gaat dat
laatste argument niet op: omdat
het blad puntgaaf moet zijn, mag
er geen enkel plaaginsect
aanwezig zijn. Daardoor kan er
ook geen balans ontstaan tussen
plaag en de natuurlijke vijand. Er
moeten dus steeds weer nieuwe
sluipwespen, roofwanten en
dergelijke worden aangerukt en
dat is kostbaar.
Een ander probleem is dat nog niet
voor ieder plaaginsect een goede
vijand is gevonden. Tegen veel
rupsensoorten valt nog weinig te
beginnen. Ook tegen ziekten in
gewassen zijn nog weinig
biologische oplossingen voor
handen Vandaar dat er
voortdurend onderzoek wordt
gedaan naar nieuwe beestjes.
De meeste natuurlijke vijanden
die Koppert levert, houden van
lekkere, warme en vochtige
kassen. Voor de particuliere tuin
zijn ze dus minder geschikt, maar
in de zomermaanden kan de
particulier dfe dat wil,
bijvoorbeeld de luizenplaag in
zijn rozenstruiken op een
natuurlijke wijze aanpakken.
Bij veel tuincentra kan een
Ecostylekaart worden
aangeschaft waarmee beestjes
kunnen worden besteld.
Ook gemeentelijke
plantsoendiensten doen aan
biologische bestrijding. Zo
werden onlangs nog 23.000
lieveheersbeestjes ingezet tegen
een luizenplaag in een
Amsterdamse straat. „Dat is al
zo'n drie jaar een hype. Sommige
gemeenten komen er weer van
terug. Dan zijn ze na een
onweersbui alle beestjes kwijt.
Kan gebeuren, dat is pech. Maar
het werkt wel, en het kost bijna
niks."
Groeimarkt
Koppert heeft vestigingen en
agenten over de hele wereld.
Nederland loopt voorop in de
biologische plagenbestrijding,
gevolgd door Engeland, waar
bijna alle telers biologisch
bestrijden. In Frankrijk is het
percentage zeventig procent.
Spanje staat in de
kinderschoenen. „Dat is onze
groeimarkt. Op een nieuwe markt
beginnen we met hommels voor de
bestuiving. Dat is een fantastisch
alternatief, want de hommels
bestuiven veel beter dan de
voorheen gebruikte trilstok. Er is
minder werk en een hogere
opbrengst doordat de hommels
alle bloemetjes op de juiste tijd
bezoeken. De teler moet bij zijn
chemische bestrijding al rekening
houden met de hommels en dan
wil hij ook wel iets proberen met
biologische gewasbescherming."
De namen van de ingezette
plaagbestrijders klinken
gevaarlijk: sluipwesp, roofmijt.
Maar dat zijn ze niet. 'Kunnen die
beesten zelf geen plaag worden?',
is een veel gehoorde vraag bij
Koppert „Dat zouden we
natuurlijk nooit op ons geweten
willen hebben. Wij maken echter
geen 'killerbee's' of monsters.
Onze insecten doen wat ze van
nature doen. Als de
omstandigheden niet ideaal zijn,
als er niet genoeg luizen, spint of
ander ongedierte is, planten ze
zich niet voort. Maar misschien
dat er door ons nu meer hommels
en lieveheersbeestjes zijn, dat
wel."
Staatsbosbeheer brengt na
het succes van vorig jaar
september als
Fortenmaand op herhaling
De bedoeling is dat over het
hele land verspreid de
komende maand forten, in
beheer van
natuurorganisaties, te
bezichtigen zijn. In Zeeland
legt Staatsbosbeheer in
samenwerking met het
stedelijk Museum Vlissingen
een accent op het Fort
Rammekens bij Ritthem.
Behalve de gebruikelijke
excursies door het
natuurgebied Rammekens en
het fort op zondagen is er
verspreid over september een
aantal andere activiteiten in
en rond het fort
georganiseerd.
Zondag 3 september
14 en 15.30 uur: rondleidingen
door Rammekens en het fort.
14 uur: de opening van een
expositie Homerus Odysae,
mens mythe, een verhaal in
keramiek en schilderingen.
15 uur: een voordracht door
acteur Joop Keesmaat uit de
Metamorphosen van Ovidius.
Zaterdag 9 september
Rondleidingen in het kader
van de landelijke
monumentendag om 11, 12,
13,14 en 15 uur
Zondag 24 september
vanaf 13 uur: familiedag in
maritieme sfeer met een
piratenkapitein, een
kruidenmagiër en andere
figuren uit vervlogen tijden
Kinderen kunnen zich
professioneel laten
schminken.
Zaterdag 30 september
15 uur: afsluiting van de
Zeeuwse fortenmaand met een
optreden van het zangduo
Flagman Ahead, met onder
meer Ierse traditionele
liederen.
Fort Rammekens bij Ritthem is het Zeeuwse 'speerpunt' tijdens de
fortenmaand, die Staatsbosbeheer in september organiseert in sa
menwerking met het Stedelijk Museum Vlissingen.
foto Ruben Oreel
woensdag 30 augustus 2000
Deze roofwants Possius Maculiventris staat op het punt een rupsje te verschalken. Hij prikt haar aan zijn zuigsnuit, spuit gif in en zuigt haar leeg.
door HansTabbers
Wanneer de laatste trein tot
rust komt in Vlissingen,
komt de poetsploeg in actie. Met
bezems, stofzakken, dweilen en
slangen gaan de schoonmakers in
de weer. Zij verzamelen per
treinstel twee zakken vuil en
papier van vijf kilo. Daarnaast
moet water worden aangevuld
(400 liter per treinstel), toiletten
worden gereinigd en ramen
gezeemd.
DeNS hebben anno 19611andelijk
ongeveer 500 van deze
rijtuigenpoetsers in dienst. Het
zijn er te weinig. Vacatures
kunnen niet worden vervuld.
Arbeidsbeurzen worden
platgelopen, eisen naar beneden
bijgesteld. Losse arbeiders
worden in dienst genomen. Op
vele plaatsen in het land worden
wervingsavonden gehouden. Het
levert allemaal weinig op.
Mechanisatie lijkt de oplossing, is
althans het toverwoord.
In Amsterdam, Leidschendam en
Eindhoven worden wasstraten
aangeschaft, zoals ook bij garages
voor auto's in gebruik zijn. Met
een slakkegangetje van drie
kilometer per uur loopt het
treinstel door een installatie van
borstels, die de zijkanten met een
overvloed van water en zeep in
enkele minuten reinigen. Ook
worden op sommige stations
krachtige stofzuigers
aangeschaft.
Personeelsgebrek
In Vlissingen, eveneens een
eindstation, is nog geen sprake
van personeelsgebrek. De
poetsploeg is daar compleet, met
zeven man die per toerbeurt een
weekje nachtdienst voor hun
Ook de buitenkant van de trein wordt 's nachts in Vlissingen danig onder handen genomen, foto archief PZC
rekening nemen. Het
emplacement leent zich echter
uitstekend voor een automatische
rijtuigenwasser, omdat het
langgerekt is, waardoor vóór en
achter de installatie voldoende
spoorlengte beschikbaar is
Veertien jaar later, november
1975, krijgt Vlissingen ook een
wasstraat.
De nieuwste aanwinst van de NS
kampt echter met kinderziektes,
zoals wordt omschreven. Er
mankeert iets aan het
hydraulische systeem van de lier
Die moet een soort slee
aandrijven, waarop het treinstel
over de rails langs de borstels
wordt getrokken. Bovendien
worden de borstels vrijwel
onmiddellijk naar de knoppen
geholpen, vermoedelijk door een
openstaande deur. Nee, de
schoonmaak loopt niet als een
trein. Het kost enkele maanden,
voor het euvel uit de wereld is
geholpen.
Een van de eerste karweitjes na het vertrek van de laatste treinreizigers
is vegen. foto archief PZC