Een ongebruikelijk kaal erf PZC Wandelen met hoofd vol ideeën Metamorfose van een naaldbos buitengebied 't TUUNBOS 29 woensdag 30 augustus 2000 Harry Mulisch is een van de denkers, die men wandelend door de filoso fie van de lage landen kan tegenkomen. foto Anne Marie Kamp Boerenwoning met tuin bij Buttinge op Walcheren. foto Dirk-Jan Gjeltema door Gerard W. Smalleqanqe Ik weet een boerenerf in de buurt waar geen enkele bloem te bekennen is. Geen eenjarige, geen vaste plant, geen klimmers, geen rozen. Dat erf is zeer opvallend. Zoiets zie je eigenlijk nooit in Zeeland. Vandaar dat ik weieens stop bij dat erf. Met jeukende handen. Want het zou in principe zo mooi kunnen zijn. Een aardige zwart-witte schuur met geteerde planken aan de voorkant; de eindgevels zijn nu van steen. Een losstaand huis in traditionele stijl met drie ramen en een deur. Een middelmatig groot erf, voor de helft door sloten omgeven. Geheel kaal aan alle kanten. Da's raar, da's hoogst ongebruikelijk in Zeeland. Uit het voorgaande volgt tevens dat normaliter een erf bij ons veel bloemen en planten heeft. Om te beginnen zou zo'n erf tot de jaren veertig omringd zijn geweest door bomen en heggen. De bomen waren olmen met wat essen ertussen. En verder populieren en wilgen. Die hielden met z'n allen de wind buiten De heggen rond het erf, en misschien een aparte heg rond de moestuin, waren meidoorn geweest met af en toe een struik liguster erdoor, een vlier, koebraam, sleedoorn. Vogelnesten In het voorjaar bloeiden en geurden die heggen geweldig. Ze zaten vol met vogelnesten. Meikevers (meulenaers) zaten er ook in. Vóór het huis was de siertuin vol met ouderwetse bloemen en op de hoeken vaak rozen en heesters. Voor de schuur was er gras dat het jongvee kort hield. De straatjes voor de mendeuren waren geplaveid met hobbelige, harde kinderkopjes. Die hele voorkant van het erf voor de schuur was voor de rest nogal open. Er moest ruimte zijn om te rijden met de wagen, te draaien en te parkeren. Het erf was natuurlijk wel afgesloten met een heg, op regelmatige afstanden onderbroken door enkele notenbomen. Daar kon het vee onder schuilen. Het damhek was dicht. Naast de dam stonden een paar forse kastanjes. Achter de schuur lag de mestvaalt. Op de vruchten van die laatste at je nooit - daar zorgden de spreeuwen en de merels wel voor. Terzijde van het huuis lag 't 'of, de moestuin. Daar weer naast een verwilderd stukje gras met houtopslag de musterdklampe; er stonden konijnenhokken en er was een schuurtje voor het opbergen van de ruiters. Een kippenhok was er ook te vinden met een stuk of twintig kippen, vergezeld van een parmantige haan. Aan de andere kant van het erf, terzijde van schuur, lag de pit, de vaete, geflankeerd door een hokje voor de eenden. Verderop stond de wagenschuur. Dwars op de mestvaalt tenslotte, aan de kant van het huis, was het varkenshok. Bakkruudjes hoek geflankeerd door enkele kleine kromgewaaide mispelbomen. Daarachter lag de oude boomweide. De koeien liepen er in de zomer, en de paarden 's avonds en 's nachts. De fruitbomen waren oud en groot. De appels en de peren die niet op tijd geplukt werden, vielen naar beneden en werden genuttigd dor het vee. Op de hoeken van de boomweide stonden kromme, zelden gesnoeide, dus warrige kroosjespruimen. Die bloeiden prachtig in het voorjaar. Net zoals de kersenbomen. Maar de De hond zat aan z'n ketting voor z'n fraaie hok voor op het erf, tussen huis en schuur. Tussen de bakkeet en het huis was de welle. Ernaast was het boenhok met de taeltuun (emmer- of teilenrek)De regenbak stond tegen het huis, en aan weerszijden van de regenbak stonden half verwilderde bakkruudjes (primula's) Vroeger, had de huidige boerin gehoord, werden die vaak gebruikt om cake's en taarten mee te garneren. De bloemetjes werden gesuikerd, en konden gewoon mee opgegeten worden; ze smaakten flauw-zoet. Net zo'n beetje als de bloemen van de oost- indische kers. Zo af en toe in de zomer garneerde de boerin daar nog wel eens een bak sla mee. Vooral als er visite bleef eten. Die bloemetjes lagen zo feestelijk tussen de groene sla. En als je er dan ook wat blauwe bloemetjes van de bernagie (borage, komkommerkruid) tussendoor strooide, was het helemaal mooi. Over eten gesproken: langs de rand van het pad in de moestuin groeiden ook een paar pollen engelwortel. Die bloeiden niet alleen mooi, je kon de stengels ook nog koken in een suikerstroopje. Het Kwam er niet vaak meer van, maar vroeger drapeerde haar moeder vaak een paar geconfeite stengels bovenop een cake. Bij de pollen van de engelwortel (angelica) stonden ook een paar bossen met zoethout. De wortels daarvan waren een geliefde kinderlekkernij, vooral als ze vers waren opgegraven, even afgspoeld, en met een mesje schoongeschraapt. Maar met al het snoepgoed dat tegenwoordig in de winkels verkocht werd, raakte de zoethoutwortel in het vergeetboek. Toch ruimde ze de zoethoutbossen nog niet op, want ze wilde ook nog wel eens die anijslikeur maken die haar opoe vroeger schonk. Daar had ze een eigen recept voor wat nogal ingewikkeld was, maar zoethout kwam er in ieder geval in voor. Ze moest nu echt eens gaan zoeken in de spulletjes van opoe die onlangs overleden was. Ergens tussen de boekjes en de foto's moest nog het recept liggen voor haver en hooi, dat oude, straffe anijsdrankje. Houdsblommen Verderop in de moestuin stonden, vooral tussen de groenten door, een aantal bloeiende planten Houdsblommen (goudsbloemen) bloeiden volop in de hoek tussen de heggen. Daar hoefde je niets aan te doen, die kwamen vanzelf ieder jaar weer terug. Je moest ze alleen een beetje in die hoek houden. Met wat wieden en verplanten ging dat gemakkelijk Vroeger werden die goudsbloemen als basis gebruikt voor een ontsmettende zalf. Netjes op rijtjes tussen de peentjes en de krootjes in, stonden een paar rjitjes met strobloemen. Aan het einde van de zomer werden die verzameld en dan vulde men er een paar appeltjes mee (sierlijke koperen waterketels). Op die manier had je boeketten voor de winter. Aan het begin van de moestuin was een grote hoek gevuld met dahlia's. Dat waren de bloemen voor in huis in de zomer en in de herfst. Hoe meer je er plukte, hoe meer ze bloeiden. Als je op visite ging, was het ook leuk om een bos dahlia's mee te nemen. Je moest alleen de bloemen wel vooraf goed schudden, anders had je kans dat er oorwurmen uitkropen en op onderzoekingstocht gingen over je blote armen Het makkelijke van dahlia's was dat de knollen ieder jaar fors uitbreidden. Als je ze splitste kon je altijd met buren en familie ruiltjebuur spelen...Makkelijk was ook dat ze met een griep (riek) uitgespreid konden worden. In een hoekje van de koeienstal (daar wordt het nooit koud als de koeien er staan) overleefden ze met gemak de winter. Hetzelfde gebeurde met de gladiolen. Die stonden nu in een rijtje bij de postelein en de raapjes. Nooit in de buurt van sperciebonen. Want gladiolen en sperciebonen verdragen elkaar niet. Een bos bloeiende gladiolen was best mooi en fleurig, ook al bleven het lange, stijve stokken. En dan nog al die andere bloemen en planten op het erf en in de bloementuin. Goed voor een volgend verhaal. door Jan-Hendrik Bakker Filosoferen, dat gestructureerde denken over het leven, is voor velen een zware en niet bijster fijne opgave. Wandelen daarentegen doet zo'n beetje iedereen. Erno Eskens kwam op het - op zichzelf niet bijster originele - idee beide te combineren. Wél uitzonderlijk is het resultaat: iedereen leest het boek op eigen wijze. Sint Augustinus wist het al. ons geheugen is een ruimte. In de Middeleeuwen werd de 'ars memoriae', de kunst van het zich herinneren, opgevat als het zich kunnen oriënteren in een soort innerlijk archief, vol laatjes, kastjes, kamers en zijgangen. Ook in de moderne kennispsychologie treft men voorbeelden aan van mensen met een fenomenaal geheugen. Die blijken dat te hebben opgebouwd rond innerlijke plaatjes en voorstellingen, en soms komen er zelfs hele landkaarten aan te pas, waarvan elk plekje is gekoppeld aan een herinnering. Zo kan de man of vrouw in kwestie 'simpelweg' die innerlijke kaart aflopen om zich te herinneren. Het idee om het verhaal van de geschiedenis te vertellen aan de hand van een wandeling is al oud. Er bestaan nogal wat literaire reisgidsen en er wordt gewerkt aan een poëtische kaart van Nederland. Maar wat Erno Eskens heeft gedaan met zijn 'Filosofische reisgids' is toch wel erg origineel. Eskens geeft in zijn boek een staalkaart van de geschiedenis van het denken in de Lage Landen van Julius Caesar tot Harry Mulisch. Daarvoor heeft hij ongelooflijk veel werk moeten verzetten. Zijn boek is voorzien van talloze plaatjes, kaartjes, wandelroutes, etcetera. Filosofisch Eskens' idee om het eens langs deze weg aan te pakken is daarom zo aardig, omdat in de geschiedenis van het denken eigenlijk alleen maar overzichten bestaan die een ontwikkeling in de tijd beschrijven. De meer encyclopedische werken hebben het nadeel dat de onderlinge samenhang niet goed duidelijk wordt. Deze 'Filosofische reisgids' maakt het mogelijk om lukraak ergens te beginnen, bijvoorbeeld bij de eigen woonplaats, en dan verder een weg te zoeken. Zo zal ieder dit toegenkelijke boek op eigen wijze lezen. door Marcel Modde Het hele jaar door waken de mensen van Staatsbosbeheer nauwgezet over de ontwikkeling van de hen toevertrouwde natuurgebieden. Takkensnijders en eikelrapers worden pardoes in de kraag gegrepen, indien ze aanstalten maken met bovenmatige hoeveelheden het bos te verlaten. Er is slechts één uitzondering: aan het eind van het seizoen mag de houlboer komen. Hele hordes dennen moeten er dan aan geloven. De stevigste exemplaren worden verzaagd tot balken. Het wat minder dikke spul vormt een dankbare afnemer in de spaanplaat- en bekistingshoutindustrie. Het kappen van de Corsicanen en Oostenrijkers vormt een onderdeel van het productiedoelstelling van Staatsbosbeheer. Tal van Nederlandse 'wouden' zijn niet alleen 0111 in te lopen, zet moeten uiteindelijk ook wat opbrengen. Al wordt dat principe wel steeds minder gehuldigd, stelt Dirk Fluijt. Geleidelijk aan wordt aangestuurd op de ontwikkeling van weer meer natuurlijke bossen. „Dat betekent een vermenging van naald en loof, maar dat betekent ook dode bomen gewoon laten staan en omgevallen exemplaren rustig laten liggen. Dan ziet het er misschien wat slordiger uit, maar dat is nu net wat andere dieren en insektensoorten aantrekt." Ook de Boswachterij Westerschouwen ondergaat stapsgewijs een metamorfose. De in 1920 aangeplante dennen en hun zaailingen hebben al lang niet meer het rijk alleen op de zanderige gronden. Op een twintigtal plekken zijn zogeheten loofkernen aangeplant. Daarbij gaat het hoofdzakelijk om eiken. Met een beetje hulp van Vlaamse gaaien en eksters kan vanuit die kernen het hele bos van het zaad van de toekomst worden voorzien. Fluijt: „Die beesten verstoppen overal eikeltjes. Zó enorm veel, dat ze -gelukkig voor ons- vergeten waar. Daar kan dan weer een boom uit groeien. Da's toch mooi hè, die natuur!" Om de nieuwe aanwas een kans te geven tot overleven (eikenzaad heeft veel licht nodig om te kiemen), wordt het bestaande bos stelselmatig uitgedund. Die operatie wordt gecombineerd met de productiedoelstelling. „Het is dus niet zo dat we puur voor het geld een paar bomen laten kappen." De houtboer mag alleen die bomen omver halen die door medewerkers van Staatsbosbeheer vooraf van een merkteken (het blessen) zijn voorzien. Daarmee wordt voorkomen dat er onnodige kaalslag ontstaat. Fluijt schat dat de oogst dit jaar zo'n 2100 kubieke meter zal omvatten. „Dat is behoorlijk veel. De opbrengst wisselt per vak. Dit jaar zitten we wat dat betreft op één van de betere plekken van het bos." Het is overigens niet zo dat er straks enkel eiken groeien in Westerschouwen. De tweede generatie naaldbomen manifesteert zich reeds en de rest van het loof komt vanzelf aanwaaien, stelt Fluijt. Een gemiddeld naaldbos heeft een omloop van 150 jaar. In de Boswachterij zitten we nu dus al over de helft. Tegen de tijd dat de cyclus helemaal rond is, staat hier een prachtig gemengd bos. Dat is niet alleen veel fraaier om te zien, het zorgt ook voor de komst van typische bosvogels en een veel bredere schakering aan planten. Onze voorgangers hebben keihard gewerkt om op deze plek een goed naaldbos aan te leggen tegen het verstuiven van de duinen. Dat alleen al is een enorme klus geweest op dat kale zand. Wij zorgen er voor dat er een gemengd bos kan ontstaan. En wat de volgende generatie er mee doet, zal de tijd leren. Dat maken wij helaas niet meer mee. Mensen denken wel eens dat er zo weinig gebeurt in zo'n bos. Mooi wel dus. Zo'n bos gaat z'n gang. Dag in dag uit. Dirk Fluijt (49) is als boswachter bij Staatsbosbeheer verantwoorde lijk voorSchouwen-Duiveland,Tholen en Sint-Philipsland. Zijn werk gebied omvat een oppervlakte van in totaal drieduizend hectare natuur. In deze rubriek doet hij wekelijks verslag van zijn werk en wedervaren. Het is een echte hypertekst, maar dan zonder elektronische poespas. Zeer toegankelijk geschreven bovendien, met een uitgebreid register en een ruime bibliografie. Die bibliotheek op de achtergrond is via indexeringen verbonden met de tekst. Wie meer wil weten, komt dus vanzelf in de boeken terecht. Eskens schreef ook een korte inleiding over het karakter van de filosofie in Nederland en Vlaanderen. En zeker niet overbodig in een boek als dit, plaatste hij bovendien een chronologisch overzicht. Utopie Eskens heeft voor vrijwel alle grote steden, zeker als ze een rijke culturele en wetenschappelijke geschiedenis achter de rug hebben, zoals Leiden, Deventer, Den Bosch, Leuven, wandelingen uitgestippeld. Maar woont u bijvoorbeeld in Bussum, dan boft u net zo goed. Want in deze contreien stichtte Frederik van Eeden ooit zijn utopie Walden. De grond bleek er minder vruchtbaar dan de geest, schrijft Eskens. Want Walden ging aan een mislukte oogst te gronde, maar bewaart nog wel de herinnering aan de grote wiskundige Brouwer, uitvinder van de intuïtionische logica. In Walden ontstond ook wat Eskens heel treffend noemt het ecocalvinisme: zuinigheid uit naam van de natuur zelve. De Lage Landen, Vlaanderen en Holland, zijn op filosofische niveau uiteraard ook doorgangsgebied geweest, met uitzondering van de Gouden Eeuw, maar zelfs René Descartes en Spinoza waren toch allochtoon. Ze kwamen van buiten, omdat ze de vrijheid en openheid van ons land als humus nodig hadden voor wat ze aan zaaigoed hadden meegenomen. Blijkbaar heeft het veengebied aan de Noordzee altijd wel getrokken. Het wemelt in Eskens' boek van de grote namen. Wittgenstein, Husserl, Sartre, Camus, Foucault, Kant en Hegel: ze zijn er allemaal wel eens geweest en hebben er hun sporen nagelaten. Wie ontbreekt, is Heidegger; maar, zoals bekend, die kwam slechts hoogst zelden buiten het Zwarte Woud. Conclusie: Eskens heeft met deze filosofische reisgids niet alleen een onderhoudende intellecturele sightseeër van de Lage Landen geschreven, nee, men kan er ook mee wandelen, thuis in de leunstoel, of het als naslagwerk gebruiken. Sterk aanbevolen dus, dit multifunctionele boek. Erno Eskens. 'Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen'. Uitgever: Contact 69,90

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 29