Schoon weertje gewist ee? PZC b unengeoisc Geen spijt dat het nooit Burg werd ^K\ Burgh 27 woensdag 5 juli 2000 luchtfoto Aero Lin Photo Ontstaan: vermoedelijk in de 8ste eeuw Aantal inwoners: circa 1100 Ligging: in het zuidwesten van Schouwen Monumenten: Hervormde kerk, woonhuizen Voorzieningen: bakker, slager, groenteman, supermarkt, horecazaken, enz. door Huib Uil In het zuidwesten van Schouwen ligt Burgh- Burgh is oud, stokoud zelfs. De naam is ontleend aan de Karolingische burg, die op de foto goed te zien is. Dit imposante verdedigingswerk, dat dateert uit het eind van de 9de eeuw werd gebruikt wanneer de Noormannen binnenvielen. De bevolking kon zich in zo'n geval terugtrekken op deze burg en zich verdedigen tegen de aanvallers. Ook Middelburg, Souburg, Domburg, Oostburg en Aardenburg vinden hun oorsprong in zo'n burg. Omdat het de enige burg op Schouwen is, was hier geen behoefte iets voor de naam te plakken. Ooit is overwogen de plaatsnaam Burgh te veranderen in Burg. Het plan vond geen doorgang en niemand had daar spijt om. Het dorp Burgh werd aan de rand van de Karolingische burg gebouwd. Daar verrees ook de kerk, die de oudste is van Schouwen en wellicht al in 776 bestond. Nieuwbouw op de plaats van de oude kerk volgde in 1670-1674. Daarmee heeft Burgh het oudste kerkgebouw van Schouwen-Duiveland, dat voor de protestantse eredienst werd gebouwd. Een zware brand en een bombardement op het eind van de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten grote schade. Maar herstel volgde en sindsdien is geen moeite te veel om de kerk in oude luister te herstellen. Bijzonder zijn de epitafen, herdenkingsmonumenten gewijd aan de hier begraven leden van de familie De Huybert. De belangrijkste onder hen was mr. Pieter de Huybert, die raadspensionaris was en dankzij zijn positie ervoor zorgde dat deze kerk gebouwd kon worden. Ook fraai is het in 1999 in oude luister herstelde gebrandschilderde raam. Rivaal Rivaliteit is er van oudsher geweest met Haamstede, dat groter werd dan Burgh. Om die reden voelden die van Haamstede zich altijd iets meer dan de Burghenaren. Het gevolg was dat Burgh zich al of niet terecht wel eens achtergesteld voelde. Even dreigde het spook dat beide gemeenten zouden worden samengevoegd. Maar noch die van Haamstede, noch die van Burgh hadden daaraan behoefte. Toen in 1853 fusie opnieuw dreigde, gebruikte het gemeentebestuur van Burgh subtiele taal om aan te geven dat het beter was daar niet aan te beginnen. De gemeente schreef aan het provinciaal bestuur onder meer: 'zoo zouden wij echter voor botsingen tusschen de ingezetenen der gemeenten onderling niet durven instaan'. De wenk was voldoende. Burgh bleef zelfstandig. De laatste burgervader was jhr. A. van Citters, die in 1960 de deur van het gemeentehuis voorgoed achter zich dicht moest trekken. Burgh ging toen op in de gemeente Westerschouwen, die inmiddels ook al weer verleden tijd is. Nu zijn Burgh en Haamstede zo met elkaar vergroeid, dat op tal van terreinen niet meer sprake is van het afzonderlijke dorp Burgh. Het is een schrale troost dat in die combinatie de naam voorop gaat: Burgh-Haamstede. Voor zover dat nog mogelijk is, worden de gevoelens van de Burghenaren zoveel mogelijk ontzien en daar hebben ze dan ook alle recht op. Burgh wordt meegezogen in de toeristische stroom, die vooral vanaf de jaren zestig Schouwen ieder jaar overspoelt. Maar ondanks dat heeft Burgh zijn eigen charme weten te behouden. Iets daarvan is te proeven in het museum De Burghse Schole, dat een bezoek meer dan waard is. Tenslotte de Burghse tradities. Op het dorp zijn perebomen geplant. Vanaf de 19de eeuw worden die ieder jaar in het openbaar verkocht. Een vveel jongere traditie is die van de Burghse dag wanneer het dorp gonst van de activiteiten voor jong en oud. Het valt daarom goed te begrijpen dat na zo'n geslaagde dag het glas omhoog gaat en het zo vertrouwde 'Burghje boven' weerklinkt. door Rinus Willemsen Zes eenden aan de overkant van de Vaart zitten gezellig bij mekaar te genieten van de ondergaande zon. De dag is bijna voorbij. De windvanen op het Belfort staan strak in oostelijke richting te pronken in de volle avondzon. Sluis, na sluitingstijd van de winkels. Dat is een ander beeld dan overdag. Met de volle straten en de gedekte tafeltjes op de terrassen. Of het één familie is, zoals bij die ganzen aan de waterkant, kunnen we niet zeggen, maar het is wel één hechte club. De zwemmers stappen uit de auto's, lopen langs de ganzen het plankier op en duiken één voor één het water in. Een wat dikkere man geeft het tempo aan en net als een moedereend die met d'r jonge nakomelingschap op pad gaat, zwemt de zwemfamilie rustig langs de Stenen Beer naar het bruggetje, dat zeven jaar geleden door een plaatselijk bank aan de gemeenschap ten geschenke is gegeven voor het een of ander jubileum. Over het Jaagpad komt langzaam een auto aangereden, die stopt in de buurt van onze bank. Een potige vent stapt over het niet al te lage heggetje, gaat naar de waterkant en staart met een blik van een kenner in het water. „Iere gaon 7c viss'n", mompelt hij en gaat naar zijn auto. Hij komt terug met een hengel, die hij in mekaar steekt op het voetpad. Weer kruipt hij over de heg en nog een keer. De drie hengels worden in gereedheid gebracht. Het aas verdwijnt in het troebelige water. En dan belt hij naar huis, dat de stokk'n in 't waoter ligg'n en dat 't noe mao wacht'n is op de vis. Of tie will'n biit'n? Da Ligt 'r an ee. 't Is noe nog a licht, mao strekjes, dan zunn'n ze we biit'n ee? Nêê, de panne moej nog nii op 't vier zett'n. Jao, dat 'enk a gemork'n, m'n bier lig nog in de koelkasse. Dan komt onze visser terug met een groot dienk. Astie 't open klapt, is 't êês zoo groot. Beljao, 'n leefnette. Dao kgn tie dan madêêm de vissen in doen. Dan moej daorom ook we braonie 'en, zeg. Als hij nog eens terugkomt van zijn auto, dan heeft hij een soort ligbed bij zich. Maar het is net iets comfortabeler. Een stoel, met" voetsteunen. En dat alles staat zeer stabiel op het voetpad, waar in de verte twee wandelaars aankomen. Maar onze visser heeft er geen ogen voor. Hij zet op alle hengels een soort alarm. Als de vis aan het aas komt, dan gaat het alarm af. Drie verschillende tonen en het gelujd komt uit zijn mobieltje. Hij probeert het - en inderdaad, het werkt. Hij raakt nog maar even de topjes van de hengels aan en jawel, het storend geluid, dat je zowel in de trein, op de boot en vooral overal op straat kan horen, verstoort hier onze rust langs de Vaart naar Brugge. „Das raok ee", zegt een andere bezoeker van ons bankje, „die gao viss'n en moe glad nii mêêr op z'n dobber lett'n. A je zöö gao viss'n is de leute d'r gauwe af. En trouwes, 't is nog mao de vraoge of a t'r 'iere vee vis zit. D'r wor altied vee mêêr an d'andere kant gevang'n. Da weete hie ook we? Da was a zöö in de biebel. Toen most'n de de disciepelsook udder nett'n an d'andere kant uutgööi'n. Jao, jao, dao bie die zwaonen." Stoomboot Een man met vlezige billen en een stevig rood hoofd op een massieve nek, komt hoorbaar puffend aangesjokt. Het geluid doet me denken aan de stoomboot, die in vroegere dagen een lijndienst onderhield van Sluis naar Brugge. Niet alleen het geluid, maar ook het stampen past goed bij dat vroegere beeld. „Noe zunn'n de viss'n we vlugge vertrokk'n ziin, a t'r zöö'n buffel verbie komt."Ik meende nog te moeten zeggen dat dit gestamp eigenlijk niet zoveel kwaad kan, want de vissen zouden toch immers aan de andere kant zitten, 't Was maar beter m'n mond te houden. De jogger komt voorbij kijkt niet links of rechts. Hij heeft alleen maar zijn ogen gericht op de weg, op de lange, lange weg die hij zelf gekozen heeft. In schril contrast staat daarbij de vrijetijdsbesteding van onze visser, die nog steeds lekker op zijn stoel ligt, de voeten lekker in de steunen en zijn hoofd achterover op een zacht kussentje. f 'J~H v'.X Zicht op de Kaai en het Belfort van Sluis. apsiii foto Peter Nicolai Maar, hij heeft nog geen visje gehoord of gezien. Een man met een klein hondje komt langs de Kaai in onze richting gelopen. Of het beestje nu een of andere ziekte heeft, maar de achterpoten staan niet precies achter de voorpoten. Dien 'ond lóópt raor. Die loopt bienao overdwès. Dao zou 'k toch maor 's wat an laot'n doen, gelóóf 'k. Das toch gêên zicht. Das net as bie 'n ouwe karre. Die lóópt ook nii in de speur'n. Mee zöö'n 'ond lóóp je toch glad voo schandaol. Nêê, da zou d'nmiin nii ziin, 'óór. Plotseling gaat het moblieltje af. „Die ei beete", zegt m'n buurman, die nog altijd vol verbazing naar het hondje kijkt dat nu komt aanlopen met een groene bal in zijn bek. Onze visser springt op van zijn bed, alsof hij van een trampoline wordt gelanceerd. „Das nog een rappen", zegt m'n buurman, „dat 'aon 'k 'm anders nii toegegev'n.Met grote stappen loopt hij met zijn mobieltje in z'n hand naar de derde stok, geeft een ruk aan de draad en blijft staan kijken naar het topje. Maar dat blijft rustig en verwiegelt niet. „Die eit d'n verkêêrden te pakken", zegt mijn buurman, „kiek mao, t'is den dezen. Die stok an onze kant, dao zit vis an. Kiek mao nao 't topèndje, da gaot ielken kêêr op^en neer. Ziej't ook?" Kenners De man met de hond blijft ook staan. Het beestje houdt nog steeds de groene bal in zijn bek. Een man en een vrouw die eerder op de avond voorbij waren gekomen, komen van de andere kant langs de vaart naar ons toegelopen. Dat waren kenners, want als ze langs de andere kant over het bruggetje van de jarige bank waren gelopen, dan hadden ze een veel minder mooi gezicht gehad op Sluis bij ondergaande zon. Onze visser heeft ondertussen ook in de gaten dat de linker stok een prijshengel aan het worden is. Hij verandert de code op zijn mobieltje. Zeer waarschijnlijk had hij de stokken of de codes verkeerd ingetoetst. In elk geval schijnt hij op tijd zijn fout ontdekt te hebben en 'n méns is ook maor 'n méns en nóóit t'oud om te lèêr'n, zegt mijn buurman, die onze visser geen minuut uit het oog verliest, 't Is maar een klein palinkje, dat niet in het leefnet verdwijnt, maar in een linnen zakje, dat onze visser uit zijn kofferruimte heeft getoverd. Nêêjoeng'n, da kan nii in't leefnette, dao zitt'n vee te grovve maoz'n in. Mao dien palienk maokende daorom toch flienk van z'n neuze. Mao jao, da 's mêêstenpart zóó mee dienjoenge bucht. De hengel wordt weer ingelegd. De zwemmers zijn intussen terug bij het plankier en spelen nog even met een bal, voordat ze achter de auto's zich omkleden. De wandelaars spoeden zich naar huis, naar de buis, waar straks een herhaling van de Tour te zien is. De visser blij ft roerloos achter. Om het kwartier speelt het carillon van het Belfoi-t en Van Dale kijkt over zijn leeg geworden plein met de lange schaduwen. Zo sluit Sluis de dag af. „Schóón weertje gewist ee?", zegt m'n buurman, „maor of 't visweer is, da betwuufel ik daorom toch 'óór. Dan moej toch mêêr maone 'én, da 's zeker. Reacties op deze rubriek zijn welkom. Indien u wilt reageren, of wanneer u een tip voor ons heeft, kunt u schrijven of faxen naar de PZC, Postbus 18, 4380 AA Vlissingen, fax 0118- 470102, onder vermelding van streektaal.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 27