Landschapsstijl als mode Wachten op het Thoolse bos PZC buitengebied Struinroutes in historisch land 'tTUUNBOS 25 woensdag 5 juli 2000 door Gerard W. Smallegange De mode spreekt een woordje mee, zelfs in de Zeeuwse boerentuin. De klassieke kruisvorm van die tuinen werd voor een deel verdrongen door de formele baroktuin (ook renaissance-tuin genoemd). Dat kwam in een vorig artikel aan de orde. Maar zoals dat gaat, was ergens iemand niet zo tevreden met die laatste tuin en bedacht iets anders. Ditmaal begon de verandering niet in Italië, maar in Engeland. Daar waren ze nooit zo erg in hun sas geweest met de formele tuin. Die vonden ze eigenlijk maar continentale en kunstmatige aanstellerij. „Nee", zeiden ze in Engeland zo aan het einde van de 18de eeuw: „Je moet uitgaan van de natuur, dat is het mooiste. Je mag alleen de natuur wat verbeteren en verfraaien." Zo ontstonden, eerst rond de paleizen en landgoederen, allerlei landschapsparken die er heel natuurlijk uitzagen. Een heuveltje hier, een vijvertje daar, op precies de goede plaatsen een boom of een groepje bomen, en overal grote glooiende weides en gazons, stroompjes, en paden die als het ware vanzelf zo mooi mogelijk het landschap stoffeerden In werkelijkheid werd er met honderden mensen gewerkt om een zo fraai en harmonisch mogelijk landschap rond een landgoed aan te leggen. Meren werden gegraven en heuvels opgeworpen, bomen geplant en kronkelende wegjes aangelegd. Een gigantisch karwei maar het resultaat oogde - na jaren wel redelijk 'natuurlijk'. En mooi waren en zijn die aldus 'natuurlijk' aangelegde tuinen en parken zeer zeker. Ze waren (zijn) even mooi als de aanleg duur was. Vestingsteden De mode van de landschapstuinen in Engeland sloeg aan en waaide over naar Europa. Zeker naar Nederland en Duitsland. In veel mindere mate naar Frankrijk en Italië. De landschapstuinen in Nederland werden onder invloed van grote tuinarchitecten als Springer en Zocher overal bij kastelen en landgoederen aangelegd. Ook de vestingsteden die in de 19de eeuw hun poorten en andere verdedigingsgordels, waaronder de wallen en vesten, nogal eens afbraken en er een andere bestemming voor zochten, veranderden die wallen en waterpartijen vaak in parken a la Springer. Zo bv. de steden Middelburg en Goes. Aan het einde van de 19de eeuw, met honderd jaar vertraging dus, bereikte de landschapsstijl ook de Nederlandse boerentuin. In Groningen, op de zeer grote akkerbouwbedrijven waar toen veel welvaart was en status erg meetelde, werden de meeste landschapstuinen aangelegd. Dat was een kostbare zaak. Je moest een tuinarchitect in de arm nemen, het hele erf moest op de schop, vijvers gegraven (meestal in niervorm), heuveltjes opgeworpen, overal slingerende paden in de tuin en op het erf. Veel ronde perken, nergens symetrische vormen. Heel veel exotische, niet-inheemse bomen en struiken, overal gras en gazon. Alles bij elkaar op die grote erven niet alleen een forse investering, maar daarna was ook veel tijd nodig voor onderhoud. In de praktijk betekende dat de aanstelling van een tuinman. Vanwege die enorme kosten kon men eigenlijk alleen op de grootste en welvarende bedrijven een complete landschapstuin aanleggen. In Groningen, vooral in het Oldambt en het Hoogeland gebeurde dat nogal massaal. Elders in het land werden ze af en toe aangelegd bij boerderijen, bv. op de welvarende bedrijven langs de grote rivieren.. In de Betuwe, op de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden. Bij de mooie hoeve Dijkwel aan de rand van Kapelle werd een nieuw huis gebouwd rond het einde van de 19 de eeuwen en passant werd vóór het huis ook een tuin in landschapsstijl aangelegd. Compleet met exotische bomen als magnolia's, tamme kastanjes en prieëlen. De tuinen die ervoor die tijd al waren, (het is een oude hoeve) werden gewoon gehandhaafd. En zo zie je dan vöör het huis van Dijkwel een tuin in landschapsstijl, dan de hofbaan, en daarnaast de oude tuin in kruisvorm, een aparte siertuin met prieel en een aparte nutstuin. Achter die laatste tuin staan bij het huis nog een viertal kolommen van taxus. Oude vormsnoeifiguren daterend uit de formele renaissance-tuintijd. Mix Op deze wijze zijn drie tijdperken, drie tuinmodes in één geheel van boerentuinen bij een hoeve verenigd. Heel veel van onze boerentuinen zin in feite een mix van stijlen. In Zeeland treffen we vooral nog heel veel elementen van de landschapsstijl in boerentuinen aan. Er mogen dan bijna geen complete boerentuinen in landschapsstijl te vinden zijn (die waren voor onze voorouders toch wat al te kostbaar, en terecht denk ik) maar in heel veel boerentuinen zijn in de loop der tijd grote of kleine elementen van de landschapsstijl terug te vinden. In de vorm van een exotische boom: een pinus-soort, een treures, een vederesdoorn, een rode beuk, een acacia, grote magnolia's, af en toe een araucaria (een apeboom, of in het Engels 'monkey's trouble'), een vleugelnoot, een paulownia etc. Aan de landschapsstijl hebben we ook de binnenkomst in onze boerentuin te danken van veel nieuwe heesters, als weigelia, sneeuwbes, rhodondendron en mahonie. Tenslotte heeft de landschapsstijl in Zeeland ook weer geleid tot de (her)invoering van het ronde perk (gras, met vaak daarin nog een aparte cirkel voor éénjarigen of vaste planten) vöör het boerenhuis. Ging de landschapsstijl uit van de schoonheid van de cirkel en de bekoring die daarbij hoort van rondlopende paden, bij ons was die cirkel voor het huis altijd al geweest vanwege het oude volksgeloof dat je niet rechtstreeks naar de voordeur mag lopen. Dan kan de duivel, de boze, de satan of hoe hij ook werd aangeduid, mee naar binnen lopen. Bij een rond perk en een rondlopend pad schoot die duivel de voordeur voorbij Uiterst merkwaardig is, dat hetzelfde bijgeloof tegenwoordig in trendy woonbladen wordt gepropageerd. Nu als logische redenering van de Chinese yin- yang denkers.. Als Feng Shui- theorie krijgt zodoende ons eigen Zeeuwse bijgeloof nieuwe aanhangers. De wet behoud van onzin is blijkbaar universeel en van alle tijden. Het karakteristieke Marktveld in Kloetinge is een van de plekken, waai de wandelaar via de Wandelgids voor Zuid-Beveland langs wordt ge leid. foto Willem Mieras Een boerderij op Zuid-Beveland met tuin, die in landschapsstijl is opgetrokken. foto Dirk-Jan Gjeltema door Michelle Koek Wandelliefhebbers kunnen sinds kort bij de VW Zuid-Beveland en Tholen terecht voor de wandelgids Zuid-Beveland. Een handzaam gidsje waarin maar liefst elf wandelroutes in Zuid-Beveland staan beschreven. Het is een boekje voor beginners en doorgewinterde wandelaars vol korte (5 km) en lange (46 km) wandelingen. Struinroutes langs monumenten en historische landschappen die alles over de ontstaansgeschiedenis van het eiland vertellen. Startpunt: de kerk van Kloetinge. Afstand: vijf kilometer. Eindpunt: de kerk van Kloetinge. De kerk van Kloetinge aan het Geertesplein is een fraai voorbeeld van de laatmiddeleeuwse Scheldegothiek; een statig streng en monumentaal bouwwerk. Tegenover de kerk aan het Marktveld ligt in het midden van de dorpsbrink een zogenaamde vaete. In deze vierkante vijver werden vroeger paarden en wagens gewassen. De vaete werd ook gebruikt als watervoorraad. Nu is het een mooie vijver omringd door bomen. Links van de dorpsvijver begint het Noordeinde. Halverwege deze klinkerweg wordt het cirkelvormig wegenpatroon rond Kloetinge zichtbaar. Geschiedkundigen nemen aan dat dit patroon duidt op een vroegmiddeleeuwse ringwalburg die rond Kloetinge heeft gelegen. Het Noordeinde kronkelt langs oude boerenhuizen met prachtig aangelegde tuinen. Als de sportvelden worden bereikt moet de wandelaar rechtsaf slaan. Dit punt is moeilijk herkenbaar omdat de sportvelden niet in het oog springen. Zodra het bord Wesselopark wordt bereikt moet men rechts gaan en het bordje eigen weg negeren. Dan volgt een ware rambo-tocht. Als het schietterrein is gepasseerd verdwijnt de wandelaar op weelderig overgroeide schelpenpaadjes. Doorkijkjes door Marcel Modde Boswachter op Tholen, dat moet haast wel een 'mooi' baantje zijn. Uitgestrekte polders, hier en daar een plukje uitgeschoten groen, maar een echt bos is er in geen velden of wegen te bekennen. Het eiland draagt uiterlijk alle kenmerken van een primair agrarische cultuur. En dat moet vooral zo blijven, laat het merendeel van de inwoners uit de meest Brabantse Zeeuwse gemeente bij gelegenheid niet na te beklemtonen. Toch doet de aanwezigheid van Staatsbosbeheer zich stukje bij beetje gelden. Naast de Natuurvereniging Tholen is de overheidsinstantie de enige officiële natuurbeheerder die actief is op het eiland. „Anderen hebben er geen bemoeienissen, voor zover ik weet. Dus mogen de mensen ook wat van ons verwachten", vindt Dirk Fluijt. Hel bekt best wel lekker: Thoolse Bos. Maar voordat het zich ook als zodanig laat herkennen, duurt nog wel een jaar of tien. Er is weieens enigszins smalend opgemerkt dat de boswachter zijn taak op Tholen noodgedwongen wel erg letterlijk moet nemen. „Dat doet hij ook echt", bekent Fluijt zonder enige schroom. „Er is hier wat dat betreft weinig ontwikkeld, juist omdat het gebied bij uitstek dienst doet als agrarische zone. Nog niet zo heel lang geleden is een traject ingezet om daar een beetje meer variatie in aan te brengen. In het kader van vier ruilverkavelingsprojecten zijn er bij Stavenisse en Sint Annaland dorpsbosjes aangeplant. Over tien jaar moet je daar toch wel aardig kunnen wandelen." Gevoelig Fluijt beseft terdege dat de aanleg van bos op gewezen agrarische percelen op Tholen als nergens anders gevoelig ligt. Reden ook waarom de opzet met gemengde gevoelens is ontvangen. Daar staat volgens hem tegenover dat het de leefbaarheid op het platteland ten goede komt, verwijst hij naar de malaise in de landbouwsector en de goede prijzen die zo toch nog voor de doorgaans mindere kwaliteit grond wordt betaald. Wie goed om zich heenkijkt, ziet dat Tholen gaandeweg begint te veranderen. Monotoon lange rijen hoge populieren worden gekapt en vervangen door inheemse eiken, walnoten, essen en lindes. Lokken Verademend zijn bovenal de bloemdijken die het eiland rijk is. Daar waar de wilde Marjolein stoeit met de wind en het aardaker met z'n verleidelijke rood de bijtjes probeert te lokken. In totaal vier hectare van dit moois heeft Staatsbosbeheer er onder haar hoede. Allerminst de meest eenvoudige opdracht, stelt Fluijt, en zeker ook niet de goedkoopste manier van natuurbeheer. „Om bloemdijken optimaal te krijgen en te houden moet je maaien en afvoeren. Daardoor verschraalt de bodem en stimuleer je een enorme variatie. Wat bovendien belangrijk is, is dat je zo vegetatie krijgt die van oorsprong ook op die betreffende dijken thuishoort. Kunstmest is er uit den boze, dat zorgt er alleen maar voor dat gras overblijft. Kijk buiten maar eens goed om je heen. Overal gras tegenwoordig. Er is op deze aarde bijna geen oerplekje meer te vinden zonder die zooi." De boswachter prijst zich gelukkig met de samenwerking met de plaatselijke natuurvereniging en schaapskuddes, die helpen bij het instandhouden van de florerende waterkeringen in het polderlandschap. Net als hij blij is met acute bijstand die de lokale jachtopzienders en de politie geven in geval van calamiteiten in de Thoolse natuur. „Ze houden een extra oogje in het zeil. Zeer geruststellend. Tholen hoort helemaal bij ons beheersgebied en dat wordt dagelijks bestierd vanuit de Schouwse westhoek. Dus totdat mijn collega's ter plekke zijn, gaat daar zeker een half uur overheen. Ik woon zelf in Sirjansland, dus dat is goed aan te rijden. Het centrum van de wereld..." Dirk Fluijt (49) is als boswachter bij Staatsbosbeheer verantwoorde lijk voor Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint-Philipsland. Zijn werk gebied omvat een oppervlakte van in totaal drieduizend hectare natuur. In deze rubriek doet hij wekelijks verslag van zijn werk en wedervaren. De bloesems van bramenstruiken vliegen door de lucht en menig overhangende tak moet worden ontweken. Maar leuk is het wel: tussen bomen en struiken ontdek je pittoreske doorkijkjes op appelboomgaarden en weilanden met paarden en schapen. Aan het einde van de overgroeide paden bereikt de wandelaar de Ringweg en moet linksaf worden geslagen. Even verderop ligt de Daniëlweg en daar moet men rechtsaf. Tip; wees voorbereid op boerderijhond Vlekkie. Hij komt luid grommend op je af maar bijt niet. Eenmaal op de Daniëlweg bevindt de natuurliefhebber zich in een wijds landschap. Links en rechts wuift het groen van graan-, aardappel-, en maisvelden. De wandelaar loopt met het geluid van landbouwmachines in de rug de toren van de kerk van Kapelle tegemoet. Langs de paden groeit volop kamille (om een rustgevende thee van te trekken) en weegbree (om muggebulten en blaren mee in te wrijven). En met een beetje geluk tref j e vogels en konij nen op j e pad Aan het einde van de Daniëlweg wordt de Bredeweg bereikt en hier gaat men rechts. Let op: nergens staat aangeven dat je op de Bredeweg bent beland. Zodra je een kruisende weg bereikt, moet je rechts. De Bredeweg loopt in een halve cirkel richting Kloetinge. Aan het einde van de Bredeweg loopt men links de Tervatenseweg in, die uitkomt op de Kapelseweg. Langs de Tervatenseweg staan kapitale oude boerderijen maar ook naoorlogse huisjes die aandoen als ouderwetse koloniehuisjes. En ook hier vallen de prachtig aangelegde tuinen op. Aan de Kapelseweg treft de wandelaar een witte molen. Wanneer het trotse witte bouwwerk is gepasseerd is men terug in Kloetinge. In de bebouwde kom loopt men rechts de Jachthuisstraat in en aan het einde van de straat is de wandelaar weer bij het startpunt van de route. De Wandelgids is bedoeld voor mensen die naast wandelen ook iets willen opsteken over de ontstaansgeschiedenis van de omgeving. In het boekwerkje staan naast de juiste wandelrichting ook allerlei wetenswaardigheden geschreven die de wandelroutes extra elan geven. Het boekje is bij alle VW's in Zuid-Beveland verkrijgbaar.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 25