In de visserij maak je lange dagen
Voor Canisvliet luidde noodklok op tijd
PZC
buitengebied'*^
VISSERIJ
28
woensdag 28 juni 2000
Netten boeten of reparareren is een van de vakken op de opleiding voor
vissers in Vlissingen.
foto Peter Nicolai
door Kim Toering
Het Regionaal
Opleidingencentrum (ROC)
in Vlissingen biedt een opleiding
voor vissers aan, Stuurman
Werktuigkundige Zeevaart. Per
jaar studeren er ongeveer twintig
jongens af. Er zijn drie
opleidingsniveaus, afhankelijk
van de grootte van het schip en het
gebied waarin gevaren wordt.
Tevens heeft het ROC de
beschikking over een oefenschip,
de Koningin Juliana. De
scholieren gaan hiermee de zee op
om de lesstof in praktijk te
brengen. Het laatste studiejaar
bestaat geheel uit een stage.
„Er worden vakken gegeven als
wis-en natuurkunde, netten
boeten, het in elkaar steken van
netten en sleeptuig. De jongens
moeten de vaardigheid hebben om
eventuele kapotte netten te
repareren op zee. De opleiding is
vrij technisch", legt
opleidingsmanager J.
Vanhommerig uit. Navigatie,
zeemanschap en
scheepswerktuigkunde ziin
belangrijke vakken; zeeroutes
bepalen, leren hoe een schip in
elkaar zit, het omgaan met de
motoren en de apparatuur aan
boord.
Docent visserijkunde P. Marijs
leert de vissers in spe hoe ze vis
fileren en netten repareren.
Fileren gebeurt in de vismijn,
ongeveer vijf keer per jaar, zes uur
per les. Het boeten van de netten
vindt plaats in het oude boothuis
in het Kanaal door Walcheren. Dat
beslaat zo'n acht uur in de week,
met vier verschillende klassen.
Fileren
De vis, daar draait het om in de
visserij. „De studenten moeten
leren de vis te verwerken; fileren
en koelen. Eigenlijk het
totaalplaatje van wat er met de vis
gebeurt", zegt Vanhommerig.
Verschillende malen tijdens de
opleiding gaan de studenten een of
twee weken de zee op met het
oefenschip, de ms Koningin
Juhana, eigendom van de
Vakopleiding Transport en
Logistiek. Er wordt gevaren en
gevist. Ondertussen krijgen de
leerlingen uitleg. Het ms Koningin
Juliana heeft een capaciteit van
tweeëntwintig leerlingen, een
tweetal begeleiders en achttien
bemanningsleden. Het schip is
ongeveer achtenveertig meter
lang en tien meter breed.
De visserij opleiding kent drie
niveaus: 'SW (Stuurman
Werktuigkundige) 6' leidt op voor
kustvisserijde instroomeis is
minstens twee jaar voortgezet
onderwijs. De afdeling telt vijftien
studenten. 'SW 5' is voor schepen
tot vijfenveertig meter, met de
gehele Noordzee als vaargebied.
Deze tak heeft drieëntwintig
leerlingen. Het bezit van een vbo-
of mavo-diploma is noodzakelijk.
SW 6 en Sw 5 duren twee jaar. 'SW
4' is het hoogste niveau, voor de
grote zeegaande schepen. De
'verre visserij', dus. Er zijn maar
twee of drie leerlingen die deze
opleiding volgen. Leerlingen
moeten een mavo-diploma
hebben of vbo met minstens drie
vakken op C-niveau. De duur is
drie jaar. Voor de gehele school
zijn de vakken wis-en of
natuurkunde gewenst. Bij ieder
opleidingsniveau moet een jaar
stage opgeteld worden. De
leerlingen monsteren aan op een
schip en houden een stageboek bij
waarin ze ingaan op drie
onderwerpen: zeevaart,
wertuigkunde en visserij
De opleiding kent alleen
mannelijke studenten. Eén van de
redenen daarvoor is dat alleen
jongens in de visserij willen.
Volgens Vanhommerig is het
beroep van visser heel zwaar.
„Aan boord van visserijschepen
gebeuren regelmatig ongelukken.
Er worden lange dagen gemaakt,
mensen worden moe en minder
geconcentreerd. Het kan glad aan
dek zijn. Ledematen raken
bekneld, soms zijn er zelfs
dodelijke ongelukken. We
proberen de leerlingen hierop voor
te bereiden."
Zwaar
Marijs beaamt dat het beroep van
visser gevaarlijk en zwaar is. De
jongens die kiezen voor de
visserij opleiding weten echter
precies wat het beroep inhoudt.
„Ze hebben familieleden of
kennissen die vissen en ze gaan
vaak in schoolvakanties mee op
vissersboten. Dat doen ze geheel
op eigen initiatief. Het is jammer
dat er geen meisjes zijn die kiezen
voor het vak van visser. Aan de
andere kant is het niet te doen voor
een meisje, omdat vissen
lichamelijk veel te zwaar is. Er
zijn op school zelfs jongens die
afhaken omdat ze het te zwaar
vinden."
Ruben van de Velde (20) is net
afgestudeerd. Hij had driekwart
jaar gevist en vond toen dat hij
maar een diploma moest halen.
„Ik denk dat het in de toekomst
moeilijk wordt, zonder diploma.
Dan ben je wat ouder en nemen ze
je niet zo snel meer aan hè.Ruben
had eerst een tijdje in de bouw
gewerkt, maar hij kon niet tegen
het stof. „Een neef van me voer
destijds en zei dat ik een keer mee
ZEEUWSE KREKEN
Naam: Canisvlietse Kreek
Ligging: Anderhalve kilometer ten
zuidwesten van Westdorpe.
Ontstaan: Na de definitieve bedijking van de
Sint-Anthoniepolder in 1787.
Oppervlak: Natuurreservaat zo'n 140 hectare
groot, kreek meet ruim twintig
hectare.
Bijzonderheden: Na Verdronken Land van
Saeftinge rijkste natuurgebied
van Zeeuws-Vlaanderen.
Recentelijk fors uitgebreid in
kader van natuurherstelplan.
moest gaan varen. Dat deed ik en
ik vond het leuk." Hij vindt dat het
wel meevalt met de risico's in het
vissers vak. „Ik heb nog nooit een
ongeluk meegemaakt. Zo eng vind
ik het niet. Zolang je maar zorgt
dat je genoeg slaapt."
Er moet in de opleiding een
onderscheid worden gemaakt
tusen twee soorten vissers. De
boomkoxwissers en de
mosselvissers. De eerste groep
heeft de zwaarste baan. Wanneer
ze op zee zijn, werken ze
vierentwintig uur per dag. De
netten komen boven, de vis wordt
uitgezocht, de rotzooi wordt uit de
netten gehaald, de vis moet
gefileerd worden. Marijs: „En net
als die mannen denken dat ze even
kunnen gaan zitten, komen de
netten weer boven. Dat gaat de
hele dag en nacht door. Ze kunnen
alleen slapen als ze afgewisseld
worden. Bij een grote bemanning
hebben de vissers meer rust. Maar
vijf uur slaap is het maximum."
Op maandag vaart een schip uit,
op donderdagavond komt het
terug. Dan is het wei'k nog niet
klaar: de netten worden
gerepareerd en het schip
gereedgemaakt om opnieuw uit te
varen.
De mosselvissers houden zich
vooral bezig met het opvissen en
uitzaaien van de mosselen. „Zij
hoeven geen vis te sorteren of
fileren. De netten op
mosselschepen zijn heel anders.
Ze gaan twee maanden mee en
daarna worden er nieuwe netten
gebruikt. Er hoeft weinig
gerepareerd te worden, het werk is
lichamelijk veel minder zwaar.
Bovendien zijn de mannen iedere
avond thuis", aldus Marijs.
Het salaris van vissers staat in
verhouding met de risico's van het
beroep. Het uitbetaalde geld is een
percentage van de hoeveelheid
gevangen vis en de kwaliteit
ex*van. In de loop van een
vissercarrière is bijna geen
loonsverhoging mogelijk. Dat kan
slechts bereikt worden door van
boot te veranderen: bij een betere
schipper die meer vis vangt, kan
het loonspercentage van een visser
stijgen. Marijs: „Het salaris van
een jongen van 17 die net begint in
de visserij is per jaar gemiddeld
twee keer modaal. Daarom rijden
die jochies al snel in dure auto's!
door Conny van Gremberqhe
Het Canisvlietgebied, ten
zuiden van Westdorpe,
vlakbij de Belgische grens, was
jarenlang het domein van
tientallen vogelsoorten èn van
Johan van der Steen, de vrijwillige
conservator van het reservaat. Hij
hield alles in het oog. Hield
nauwgezet bij welke vogels er
langs de grote kreek vertoefden,
welke er verdwenen, wat hun
leefomstandigheden waren en of
het ecosysteem weer eens
bedreigd werd door landbouwgif
of overbemesting. Jaarlijks legde
Van der Steen zijn bevindingen in
Canisvliet neer in een uitgebreid
verslag. Het ene jaar was een voor
natuurliefhebbers prettig nieuws
te melden, had hij weer nieuwe
soorten gesignaleerd of bleek het
aantal winter-en zomergasten
fors te zijn gestegen.
Eind jaren tachtig, begin jaren
negentig waren Van der Steens
verslagen niet al te positief. Hij
vreesde voor een teloorgang van
flora en fauna en riep overheden
op tot actie. Hij drong aan op een
betere bescherming van het
reservaat. Het luiden van de
noodklok werd gehoord, maar
helaas voor de conservator
maakte hij niet meer mee dat met
een gezamenlijke actie van
overheden en Staatsbosbeheer het
gebied niet alleen fors werd
schoongemaakt maar ook nog
eens flink werd uitgebreid. Het
reservaat was in de tijd van Van
der Steen 42 hectare gi'oot.
Sinds vorig jaar is het oppervlak
ruimschoots verdrievoudigd,
omdat voormalige
landbouwgronden aan het
reservaat werden toegevoegd en
deels werden ingeplant met jong
groen. De kreek werd
uitgebaggerd, de brei aan
sedimenten verwijderd en de
visstand opgeschoond. Karpers en
brasems werden vervangen door
snoeken en voorntjes. De kosten
van de complete
natuurhersteloperatie en
uitbreiding waren hoog, tien
milj oen gulden, maar toch zijn alle
betrokken instanties er het over
eens dat het de moeite waard was.
Uit de laatste tellingen is gebleken
dat de herinrichting van het
gebied bij vogels goed is gevallen.
Sinds 1954 werden er nooit meer
zoveel vogelsoorten in het
Canisvlietgebied waargenomen
als vorig jaar. Toen bleef de teller
staan op 135 soorten. Zelfs de
kluut, die tijdenlang het reservaat
gemeden had, beleefde een
glorieuze come-back, zo ook de
grutto.
Het heeft er alle schijn van dat de
strijd voor kreek en reservaat
gestreden is. Dat het gebied nu.
redelijk onbekommerd de
toekomst kan afwachten. Hoe
anders was dat dertig jaar terug
toen de leden van de werkgroep
Behoud canisvliet nog
zandzakken moesten vullen om de
uit België leidende watergang
Reigerskil af te dammen. Vervuild
rioolwater uit Zelzate liep via de
watergang de kreek in en de
actiegroep zorgde ervoor dat daar
- tijdelijk weliswaar - een eind aan
kwam.
De acties zijn niet voor niets
geweest. Vandaag de dag ligt pal
bij de Belgische grens een fraai
krekengebied met een grote
vogelrijkdom (driekwart van alle
in Nederland voorkomende vogels
zijn er aan te treffen). Het gebied is
gdeeltelijk te betreden.
Staatsbosbeheer organiseert
regelmatig excursies in het
reservaat.
foto Peter Nicolai