De kruisvormige boerentuin
Van kiel tot schoorsteen tien dekken hoog
buitengebied®#
PZC t.'
Zeeland in de vorige eeuw
Bloem
bekent
kleur als
het uitkomt
30
woensdag 21 juni 2000
door Gerard W. Smallegange
rpegen iemand die zich het liefst
JL met andermans zaken
bemoeit, zeggen ze: „Ouw jie j'n
eigen 'ofje mè schööne"" Maar hoe
ziet dat eigen 'of, die eigen tuin
eruit? Bestaat er zoiets als een
Zeeuwse boerentuin? Dè Zeeuwse
boerentuin bestaat niet. Iedere
boerin, iedere boer gaat z'n eigen
gang, heeft haar of zijn
individuele wensen. Regels
hebben er, goddank, op dat gebied
nooit bestaan. Bovendien maakte
het nogal wat uit of je een
piepklein gedoetje had waar je
met z'n allen keihard moest
werken om een klein beetje rond te
komen, of dat je een royale
hofstede had, met veel grond en
personeel.
In het eerste geval kwam je
meestal nauwelijks aan een tuin
toe, in het laatste geval kon je zo af
en toe zelfs een beroep op het
personeel doen als dat net een paar
dagen weinig werk had, zo tussen
het bieten verdunnen en
schoffelen in. Maar binnen het
kader van al die verschillende
mogelijkheden kun je wel degelijk
een paar typen boerentuinen
onderscheiden. Vanouds is er de
klassieke boerentuin in Zeeland.
Die is kruisvormig, en in dit
artikel wordt daar verder op
ingegaan. Daarnaast vind je af en
toe tuinen in formele stijl. Dat
noemen we met een deftig woord
de renaissancetuin. Tenslotte
treffen we op het historische
boerenerf ook af en toe
landschapstuinen aan; die komen
een volgende keer aan de orde.
Alle drie de typen vinden we zowel
in Zeeland als in heel Nederland.
Maar we zouden geen Zeeuwen
zijn als we er niet af en toe iets
eigens - vooral iets zuidelijks - aan
toevoegden. Tenslotte moet bij die
driedeling ook nog opgemerkt
worden dat zo'n formele
driedeling meestal vooral op
papier voorkomt. In de praktijk
zie je de drie typen nogal eens een
beetje samengaan.
De klassieke boerentuin heeft de
vorm van een kruis. Het is een
rechthoek, soms een vierkant, in
het midden met paden doorkruist.
Hij is niet alleen terug te vinden in
vele (tienduizenden?)
boerentuinen in heel West-Europa
sinds de late Middeleeuwen; z'n
opzet is te herleiden tot de
kloosterhoven en kloostertuinen
in Nederland en heel Europa. Er is
een plattegrond bewaard
gebleven van een klooster uit
Sankt Gallen in Zwitserland,
waar dezelfde structuur van
kruisvorm al op ingetekend is,
compleet met bloemen en
groentebedden. Die kaart dateert
waarschijnlijk uit het jaar 826. In
het Perzische rijk van Darius in
Mesopotamië (dus in vóór-
Christelijke tijden) schijnt deze
kruisvorm voor tuinen ook al
gebruikelijk te zijn geweest. Sinds
het Christendom de kruisvorm
heeft aangenomen, verwijst die
naar het kruis van Christus. In
Mesopotamië was diezelfde vorm
waarschijnlijk symbool van de
kracht van het doorgaande
leven(op welke wijze dan ook).
Los van symbolen is een tuin met
een kruisvorm natuurlijk gewoon
erg handig. Je kunt overal komen
en met behulp van een paar
tijdelijke paadjes kun je ook
overal bedden aanleggen. Een
tuin in kruisvorm is vanouds en
ook in Zeeland een gemengde tuin
geweest met zowel sier- als
groentegewassen. Tussen 1750 en
1920 waren ze vrijwel overal
aanwezig op onze boerderij en, van
Cadzand en Hulst tot aan Anna
Jacobapolder en Renesse. Die
klassieke boerentuin is duidelijk
en zonder opsmuk beschreven
door Achille Sturm, boer in
Waterlandkerkje, in zijn boek Van
paarden naar paardekrachten Het
gaat in zijn beschrijving om een
boerentuin bij een grote boerderij
met nogal wat personeel.
„Voor het woonhuis lag d'n 'of, een
groente- annex bloementuin die
grotendeels door de vrouwen
verzorgd werd. Hij was ongeveer
40x50 meter en werd door een
kruispad van circa 1 meter breed
in 4 stukken verdeeld. In het
midden van het kruispad lag een
rozenperk. Naast de voetpaden
lagen bloemperken van ongeveer
75 cm. breed, omrand met korte
palm, buxus. Het is bijna niet te
schatten, maar ik denk dat er in
die perken toch wel honderd
verschillende bloemen en planten
stonden. Die waren wel
grotendeels wintervast, maar
vereisten toch ook het gehele jaar
door verzorging. In de winter werd
de tuin omgespit door de twee
butenèrrebeiers en in het voorjaar
kwam een hovenier, Alfred van de
Bunder uit Yzendijke, de tuin in 't
zaad doen. De zaaibedden werden
door hem keurig opgemaakt. Om
de late zomergroenten in te zaaien,
zoals stokbonen en postelein,
kwam hij later in het voorjaar nog
eens terug en dan werd alles nog
eens extra biegereven (bijge-
harkt). Nadat de tuin was
ingezaaid, kreeg hij geregeld een
onderhoudsbeurt. Als er in de
namiddag een uurtje vrijgemaakt
kon worden, werd er onkruid
gewied. Bijna elke zaterdag moest
de tuin bijgeharkt worden. Ik kan
me nog goed herinneren dat wij
als opgroeiende kinderen,
meehielpen. Dat deden we graag,
zo met z'n allen. De looppaden
werden ook geharkt, en als het
karwei klaar was, was er geen
vuiltje meer te bekennen. Ook de
laatste voetstap werd zorgvuldig
weggeharkt. Als er bezoek
gevraagd was, werd de tuin
natuurlijk extra netjes verzorgd,
aangezien er met de bezoekers
altijd een rondgang in gemaakt
werd. De moestuin moest een
grote verscheidenheid aan soorten
bevatten, want alle dagen werd er
groente gegeten. Er werd veel zorg
aan het telen van groentes
besteed, alsook aan de bewaring.
Op boerderijen werd er bijna nooit
groente of fruit gekocht. Zo'n
zelfvoorziening voor een geheel
jaar vroeg niet alleen veel arbeid,
maar ook vakmanschap en e^n
juiste planning"
Boerin
Het zal duidelijk zijn dat het hier
om een grote tuin ging: 2000 m2,
50 x 40 m. Ook dat er hier geld was
om hoveniers in te huren voor
allerlei zaaiwerkzaamheden. Dat
was in Zeeland een uitzondering.
Normaal gesproken deed het
boerengezin dat zelf .meestal
onder leiding van de boerin.
Boerentuinen waren voor 90 pet.
boerinnentuinen. Het rozenperk
in het midden van het kruispad
was zeker niet overal in zwang.
Veel vaker zag je in Zeeland op die
plek een zonnewijzer, omgeven
door lelietjes van dalen,
crocussen, lievevrouwebedstro, of
'naekte juffers' (herfststijloos).
Naast groenten en bloemen waren
er ook altijd veel kruiden in de tuin
te vinden. Deels om de gerechten
smakelijker te maken, deels
vanwege medicinale redenen.
Zoals het boerenwormkruid. Met
behulp daarvan werden kalveren
en kinderen ontwormd. Welke
bloemen er gekweekt werden,
weet Achille Sturm zelf blijkbaar
niet zo goedIn een volgend artikel
hoop ik nader op de soorten
bloemen en planten in te gaan.
Niet alle tuinen in kruisvorm die
we in Zeeland kennen hadden
zowel groenten als bloemen. Op
grote boerderijen waar boerin èn
boer veel zorg aan de tuin
besteden, kwam er na 1900 een
aparte moestuin, meestal ook in
kruisvorm. De oude gemengde
sier- en nutstuin werd dus
omgezet in een echte exclusieve
siertuin. Gelukkig beschikken we
tot de dag van vandaag nog over
een paar van die aparte siertuinen
in kruisvorm.
Weet u nog een mooie boerentuin in
kruisvorm, wilt u dat dan s.v.p.
doorgeven aan:
Mr G.W.Smallegange, Zuidweg 3,
4443AANisse.
7
Passagiers van de Oranje wachten geduldig, totdat het schip hen vanuit
Vlissingen naar het Middellandse-Zeegebied brengt.
De Oranje wordt voorzichtig de Vlissingse haven binnengeloodst. De Oranje wordt in elke haven die zij aandoet met bewonderende blikken gadegeslagen. Zo ook in Vlissingen. foto's archief PZC
door Lukas Fransen
Het was ongewoon druk in de omgeving van de
buitenhaven in Vlissingen op die zomerdag in
augustus 1960. Tientallen mensen stonden met de
verrekijker in de hand te kijken hoe sleepboten met
de grootste voorzichtigheid het grote passagierschip
Oranje van de Stoomvaartmaatschappij Nederland
de haven binnenloodsten. Eenmaal afgemeerd
verlieten gebruinde vakantiegangers uit het
Middellandse-Zeegebied de Oranje op zoek naar
familieleden op de drukke kade. Zo'n vierhonderd
nieuwe passagiers namen het schip weer in bezit om
op hun beurt te gaan genieten van de zuiderse zon.
De Oranje was ruim twintig jaar eerder, in september
1938, te water gelaten. Het schip moest een snelle
verbinding onderhouden tussen Europa en het Verre
Oosten. En snél was de Oranje. Met een topsnelheid
van 26,3 mijl per uur was het het snelste
motorkoopvaardijschip ter wereld. De roem snelde
de Oranje al snel vooruit en overal waar het machtige
schip aanmeerde, zorgde het voor een koortsachtige
drukte op de kades. Vele mensen grepen de kans aan
om de Oranje met eigen ogen te kunnen
aanschouwen, voordat het schip weer vertrok op een
van zijn verre reizen. De aanblik van de Oranje was
dan ook overweldigend. Van kiel tot schoorsteen was
het schip tien dekken hoog en met tweehonderd
meter lengte nam het in Vlissingen bijna de gehele
kademuur in beslag. Het schip bood plaats aan 713
passagiers en bijna 400 bemanningsleden.
In de Tweede Wereldoorlog is de Oranje als
hospitaalschip ingezet in de Oriënt. In 1946 kwam
aan dit dienstverband een einde en ging de Oranje
weer dienst doen als passagiersschip. Toen eind jaren
vijftig het aantal reizigers per schip naar het Verre
Oosten terugliep, werd de Oranje in de 's-zomers
ingezet op reizen naar het Middellandse-Zeegebied.
Op die reizen werd begin jaren zestig ook Vlissingen
aangedaan. In 1964 werd de Oranje verkocht aan een
Italiaanse rederij. Met de verkoop kwam tevens een
einde aan bijna een eeuw passagiersvaart tussen
Amsterdam en het Verre Oosten.
door Peter de Jaeger
Dat bloemen voorkomen
in ontelbaar vele
kleuren is meer dan louter
een speling van de natuur.
Bloemkleur is van betekenis
voor de bestuiving door
insecten. Maar het voordeel
van felle, opvallende
kleuren gaat alleen op voor
zeldzame planten. Dat
ontdekten Duitse
wetenschappers van de
Freie Universitat in Berlijn.
Volgens een veel gehoorde
theorie is bloemkleur een
garantie voor de plant om
bevrucht te worden door
stuifmeel van dezelfde
soort. Maar een bestuivend
insect als een bij mist een
duidelijke voorkeur voor
bloemen van een bepaalde
kleur. Het insect moet
daarom door de plant
worden verleid om de bloem
te bezoeken. Bioloog
Andreas Gumpert heeft dat
mysterie van de bloemetjes
en de bijtjes ontrafeld.
Vooral zeldzame planten,
waarvan er weinig in een
bloemenveld staan, hebben
minder kans om bestoven te
worden in de vrij e markt van
aanbieders van nectar. Om
die kans te verhogen zal de
plant zich onderscheiden
van zijn alledaagse buren
door een opvallende
bloemkleur, zo redeneert
Gumpert. Om dat idee te
toetsen deelde hij het
kleurenspectrum op in
kleuren zoals de bijen die
onderscheiden. Anders dan
mensen kunnen bijen
kleuren zien binnen het
ultraviolette spectrum. De
Duitsers deelden alle door
hen gevonden bloemkleuren
op in vier kleurcategorieën
zoals alleen bijen die
ervaren. Op die manier
brachten ze de mate van
kleurverschil in kaart
tussen veldbloemen die op
hetzelfde moment bloeien.
Het werkelijke
kleurpatroon werd
vergeleken met de
statistische kans op
afwijkende kleuren.
Hierbij vonden ze bij veel
voorkomende planten geen
onderling sterk afwijkende
kleurverschillen. Maar voor
zeldzamere planten
ontstaat een heel ander
plaatje. Natuurlijke selectie
is hier duidelijk aan het
werk geweest, oordeelt
Gumpert. „Er zijn grote
kleurverschillen waar te
nemen tussen de zeldzame
planten en hun gewone
buren. Die verschillen zijn
veel groter dan via
kansberekening verwacht
mag worden. Aan de andere
kant zijn er ook zeldzame
planten die in de loop van de
evolutie juist dezelfde kleur
hebben aangenomen als de
planten waar ze tussen
staan."
Dichtheid
Het minimale kleurverschil
tussen bloemen van
gangbare plantensoorten is
vrij eenvoudig te verklaren,
aldus Gumpert. „Deze
planten groeien in zo'n grote
dichtheid dat de kans op
bestuiving door de eigen
soort maximaal is. Kleur is
niet belangrijk voor hun
voortplantingssucces."
Voor de kleuren van planten
die minder vaak voorkomen
zijn er twee sterk
uiteenlopende
verklaringen. Het kan een
voordeel zijn om de kleuren
van belendende planten na
te apen, zodat de bijen hen
niet overslaan. Omgekeerd,
is het een pluspunt om op te
vallen in de massa,
waardoor bijen speciaal die
ene nectarbron eruit zullen
pikken. Gumpert en zijn
collega's hebben
aangetoond dat beide
evolutionaire paden zijn
bewandeld.
Een voorbeeld van een klassieke boerentuin in Kapelle.
foto Dirk-Jan Gjeltema