Schouws dialect in de negentiende eeuw
PZC
buitengebied"** f
Een nieuwe kerk,
een nieuwe toren
A
Ouwerkerk
to
31
woensdag 31 mei 2000
foto Aero Lin Photo
door Huib Uil
Ligging: in het zuiden van Duiveland, ten zuidoosten van Zierikzee
Ontstaan: vermoedelijk in de 11de eeuw
Inwonertal: 673
Openbaar vervoer: busverbindingen om het half uur met Zierikzee en Rotterdam
(de halte ligt circa 3 km. ten noorden van het dorp); buurtbus om de twee uur op werkdagen
Monumenten: woonhuizen, caissons uit 1953
Voorzieningen: bakker annex postkantoor, horecazaken, autobedrijf.
In het zuiden van Duiveland ligt Ouwerkerk. Een rustig
dorp waar landbouw en recreatie de belangrijkste
bestaansmiddelen zijn. Ongetwijfeld zou Ouwerkerk niet
meer dan een naam zijn geweest in de lange reeks van dorpen.
Maar de watersnoodramp van 1953 bracht dit Zeeuwse dorp
internationale bekendheid. Nog altijd zijn de gevolgen van
die verschrikkelijke overstroming tastbaar.
De naam geeft het al aan. Ouwerkerk heeft de oudste kerk
van Duiveland en daarmee is het ook de oudste plaats van dit
voormalige eiland. Ouwerkerk dankt ook zijn naam aan het
ontstaan van het jongere Nieuwerkerk want toen daar een
kerk gebouwd werd, moesten beide dorpen afzonderlijke
namen krijgen.
Vermoedelijk heeft de kerk oorspronkelijk toebehoord aan
de abdij van Nijvel in Belgisch Brabant. Dat verklaart
waarom de heilige Gertrudis de patroonheilige van
Ouwerkerk werd. Gertrudis was ook de patrones van Nijvel.
Op het eind van de 11de eeuw of in de vroege 12de eeuw
schonk de bisschop de kerk aan het Utrechtse kapittel van
Oud Munster. Dit kapittel werd ook aangeduid als St.
Salvator Heiland). Daarom heet de torenklok Salvator. De
machtspositie, die Ouwerkerk op Duiveland innam, heeft het
dorp al snel moeten afstaan aan Nieuwerkerk, dat groter
werd dan de oudere broer en bovendien veel centraler
gelegen was. Ouwerkerk en Nieuwerkerk vormden met
Kapelle en Botland de vier bannen of rechtsgebieden van
Duiveland.
Ouwerkerk vormt een vreemde eend in de Duivelandse
kerkelijke bijt. In tegenstelling tot de meeste andere dorpen
wordt hier alleen een Hervormde kerk gevonden, die
bovendien niet behoudend en traditioneel kan worden
genoemd. De omslag heeft pas in de 19de eeuw
plaatsgevonden.
Dit afwijkende karakter was in de jaren '50 tijdens de
gemeentelijke herindeling aanleiding voor vier van de zeven
raadsleden om te pleiten voor het voegen van Ouwerkerk bij
Zierikzee. Daarom hadden velen gemengde gevoelens toen
Ouwerkerk in 1961 werd samengevoegd met Nieuwerkerk en
Oosterland tot de nieuwe gemeente Duiveland. Maar ook die
gemeente is sinds 1997 verleden tijd.
De watersnoodramp van 1 februari 1953 is van diep
ingrijpende betekenis geweest. Tachtig inwoners verloren
het leven, dat is een op de zes inwoners. Nog altijd maakt 'de
ramp' bij velen grote emoties los, vooral rond de
hèrdenkingsdatum. Het is ook bij Ouwerkerk geweest dat het
laatste dijkgat werd gedicht in de nacht van 6 op 7 november.
In een van de indertijd gebruikte caissons wordt nu een
watersnoodmuseum ingericht. Het water trok diepe sporen
in het landschap. De toen ontstane kreken tussen het dorp en
de zeedijk bleken een prachtig natuurgebied op te leveren.
Bij deze kreken en het dorp kwamen recreatieve
voorzieningen en aan de oostzijde werd een park aangelegd
met tweede woningen. Ook het aanzien van Ouwerkerk zelf
veranderde. De toren was op het eind van de Tweede
Wereldoorlog opgeblazen. Ook de kerk zelf werd zwaar
beschadigd. Daarom volgde afbraak. Ouwerkerk kreeg kort
na de ramp een nieuwe kerk en een nieuwe toren. Gevolg is
wel dat de naam van het dorp niet meer klopt. Maar daar
maken de Ouwerkerkers zich niet druk om. Hun hart klopt
voor het dorp zoals nu rond het 500-jarig jubileum van de
dorpsldok.
door Marco Evenhuis
De Kroniek van het land van de
zeemeermin, het jaarboek
van de Schouwse heemkundige
vereniging Stad en lande, besteedt
doorgaans veel aandacht aan
dialect. Vooral geschreven
Schouws uit vroeger tijd geniet de
voorkeur van de auteurs. In deze
rubriek gingen we bijvoorbeeld al
eens in op de ontmaskering van de
Schouwse columnist Kees
Koilenaer door Joop van Loo in
een van de recentste jaarboeken.
Gelukkig voor de auteurs van het
jaarboek kan het Schouws bogen
op een relatieve rijke
schrijftraditie. Dat zal onder meer
te maken hebben met de tamelijk
eigenzinnige en onafhankelijke
houding van het eiland tegenover
'Middelburg'. En zeker niet in de
laatste plaats zal dat te danken
zijn aan de belangrijke rol van de
eigen, eilandelijke pers op
Schouwen-Duiveland. De
Zierikzeesche Nieuwsbode heeft
altijd veel aandacht besteed aan
verhalen, gedichten, columns en
andere stukken in dialect.
Streektaalschrijver
Die aandacht was er al heel vroeg
en bleef continu voortduren, tot
enkele jaren geleden toen de krant
in de PZC opging. Dat Schouwen
de afgelopen anderhalve eeuw
haast elk decennium wel een
streektaalschrijver van formaat
kende, blijkt bijvoorbeeld ook uit
het woord vooraf van Adriaan de
Vin in het jubileumboek van Stad
en Lande 'Veraelen van 't eiland
Schouwen-Duveland: van Burgh
totBru' uit 1989. In die bundel
dialectverhalen somt De Vin een
imposant rijtje namen op: Kees
Koilenaer, Joös van Jaone
(oud-hoofdredacteur van de
Zierikzeesche Nieuwsbode M. J.
Kosten), Arjaon (Ad Leijdekkers),
Piet van Joppa, Bêênekluver
(pseudoniem van J. G. Jonker),
W. P. L. Bakker, Schiereilandman
(M. J. Bij de Vaate; ook al een oud
hoofdredacteur van de
'Zierikzeesche'), Jaokob (J.
Hubregtse), Maotje (E. M. Slager),
LVH (L. Veltman-Hack), Greet je
Koppert-de Rijke, Johan
Vijverberg, L. A. Capelle (die in de
jaren '60 ook voor de PZC een
dialectenrubriek verzorgde),
Wullum (W. van Gilst) en A.
Wiebrens-Beekman
Onderbelicht
Wat opvalt is dat daar geen
negentiende-eeuwse schrijvers
tussen zitten. Dat moet haast wel
een bewuste keuze van de
samensteller zijn, want ook aan
het eind van die eeuw werd er op
Schouwen-Duiveland veel en met
succes in de streektaal
geschreven. Naar verhouding tot
de aandacht voor schrijvers uit de
twintigste eeuw, blijven
schrijvers van een eeuw eerder
toch al onderbelicht in de
verschillende publicaties over
Zeeuwse streektaalschrijverij.
In de Kroniek van het land van de
zeemeermin van 1991 vinden we
gelukkig een artikel van Joop van
Loo over dit onderwerp. In dat
artikel, 'Streektaalschrijvers aan
het einde van de negentiende
eeuw', wijst Van Loo op het grote
belang van de pennenvruchten
van die auteurs, zowel voor wat
betreft de historische
ontwikkeling van de
(streek-)taal als de feitelijke
veranderingen in het dagelijks
leven op Schouwen-Duiveland.
Joop van Loo laat in zijn artikel
een aantal interessante auteurs de
revue passeren. Hij maakt in een
nawoord zelf al een tweedeling
voor wat betreft het karakter van
het werk van de auteurs. Een
aantal 'ouwe Schouwse
schrievers' schrijft over de
plezierige, feestelijke kanten van
het leven. „Het zijn alledaagse
observaties, die juist doordat ze in
de streektaal geschreven zijn een
duidelijk beeld oproepen van het
leven op Schouwen-Duiveland
van een eeuw geleden", schrijft
Van Loo. Hij noemt als
voorbeelden Piet van Sterjalland
en Stoffel. In een ingezonden brief
van de eerste uit de Zierikzeesche
Nieuwsbode van 18 mei 1889 staat
bijvoorbeeld de volgende passage
over de viering van het
veertigjarig regeringsjubileum
van koning Willem III:
'De hinders kregeop schole
sukeloade?nelk, krentekoekjes, 'n
appelsiene en een mooi pertret van
de Konink. De meester most van
ielk kind ééne cent ao, en daevoo
wier 'n telefoon telegraman de
Konink gestierd om Um te
filsiteeren; die telefoon ao de
meester op de schole 'ehange, dan
kon ieder 't leze. Jam, m'n ivuuf,
zei: dienkje da de Konink da ziet?
Kun je begriepeMerwa-blie, dae
komt werachtig een telefoon van
de Konink verom. Dat de meester
dat ook te lezen ieng, begriepje.
De schoolkinders waere ook nog
nae de burgemeester egae, om um
te bedanken; noe die man eit 't wè
verdiend, wan ie ao er veel voor
over. 's Middags goeng den optogt
nae Oosterland; 't was aorig; 2
vlaggedraegers vooruut, dan 15
jongens te paerde en dan 6 groen
gemaekte waegens. Op den eesten
waeren mensen mee schrepels,
sekels, enz., dat was de landbouw;
op de tweede waegen aolles van de
meeë (meekrapteelt); op den
derden de ambachten en op de drie
aore waere knipsters (vrouwen en
meisjes die papieren roosjes
hadden geknipt om het dorp mee
te versieren), groenders (die het
dorp hadden opgevrolijkt met
groene takken en meien) en
schoolkinders, kiek, 'k ao d'r
klucht van zoo aorig.
Duidelijk tot een andere categorie
schrijvers behoren Stoffel Bieze
en Jilles Krukel. Zij verzorgden
een reeks 'saimenspraiken' (ai als
in populair) over
maatschappelijke en politieke
zaken. Joop van Loo merkt over
hen fijntjes op: „Niet zelden wordt
er een duidelijk politiek
standpunt gepropageerd, geheel
in de lijn van de redactie van het
blad. Het lijkt niet vergezocht om
te veronderstellen dat de auteur
van de 'saimenspraiken' de
streektaal gebruikte om daarmee
het vertrouwen van de kiezers te
JillesJa Stoffel, meneer Ate zeit,
dat ie vooral de kiezers anspoorde
om overal 'n liberalen te kiezen,
dan zal de spoorwaigen gauw van
Zurkzee uutrie. Ja, die meneer eit
oak nog ezeit, dat m'n dan
waarschienlik onbelaste suuker,
zeepe en zout zulle kriege, in dat
de rieke lui dan 'n bitje meer zulle
motte betaile voor de erme zielen.
Stoffel: Noe weet ik beter as de
vorige keer wie ik stemme mot. Ik
oope, dat geen mens buutenjoe
weet, dat de vorige keer mien
briefje zoo verkeerd eweest eit.
Jilles: Ja, dair eit die meneer
Smeenge het oak nog over aod, dat
de anti-liberalen de vorige
verlciezeinge zoo elogen om de
liberalen d'r onder te kriegen, ie
zei oak nog dat de heer
Schaepman laiter dat. verweeten
is, in dat die davrop antwoordde:
Noe ja, in verkiezingsdaigen doet
ieder zoa iets dat niet in den aik is.
Stoffel: Ik bin blie da'k is an
ekomme bin, noe gai'k nair uus in
direct m'n briefje invulle mit den
naim van J. J. van Kerkwijk.
Er mag dan tegenwoordig veel in
en over de streektaal geschreven
worden en niet iedereen zal zich
kunnen vinden in de toegenomen
aandacht voor de streektaal, de
taal wordt in elk geval niet meer zo
misbruikt als hoe StofEle en Jilles
dat deden.
Bronnen: diverse auteurs, Veraelen
van 't eiland Schouwen-Duveland:
van Burgh tot Bru, Zierikzee: Stad
Lande, 1989
Streektaalschrijvers aan het einde van
de negentende eeuiu. Joop van Loo in:
Kroniek van het land van de
zeemeermin 1991, p. 117-132.
winnen. Dat het de bedoeling van
de schrijver was de lezers van zijn
standpunt te overtuigen, blijkt
ook uit de keuze voor de
dialoogvorm. Het verleent zijn
bijdrage een schijnbare
objectiviteit,"
In het volgende fragment uit de
Zierikzeesche Nieuwsbode van 6
juni 1891, vraagt Stoffel Bieze
Jilles Krukel om een stemadvies
voor de Tweede
Kamerverkiezingen van drie
dagen later. Jilles blijkt een
duidelijke politieke voorkeur voor
de liberaal J. J. van Kerkwijk te
hebben en overtuigt natuurlijk
ook Stoffel van zijn gelijk:
Reacties op deze rubriek zijn
welkom. Indien u wilt
reageren, of wanneer u een
tip voor ons heeft, kunt u
schrijven of faxen naar de
PZC, Postbus 18, 4380 AA
Vlissingen, fax 0118-
470102, onder vermelding
van streektaal.
De Zierikzeesche Courant, hier de eerste editie die da teert van 1809, en de Zierikzeesche Nieuwsbode zijn belangrijke bronnen wat betreft het leven
in de negentiende eeuw. foto Pieter Honhoff