Oud wint het altijd van nieuw
Bob Dylan vastgelegd
voor de geschiedenis
Vanuit de lucht overtreft het Wad alle verwachtingen
Catharij necon vent
na verbouwing open
DTI"* kunst
ILv cultuur
Hoffotograaf
Daniel Kramer
Fred Ros op
honderd voet
16
Architect Hubert Jan Henketopde glazen loopbrug van hetvernieuwdeCatharijneconventin Utrecht.
foto Arno Broer
e verbouwing van museum het Catharijneconvent in Utrecht is
eind vorige week officieel 'opgeleverd' Tegelijkertijd opende de
expositie De ioeg der Wonderen, over de pelgrimsroute naar
Rome. De verbouwing zou een half jaar geleden al klaar zijn, èn worden
afgerond vóór de bijzondere ikonen-expositie destijds. De florissante
economie zorgde voor maanden vertraging: er waren niet genoeg
bouwvakkers beschikbaar om de papieren plannen uit daadwerkelijk te
Veel Utrechtse musea zitten
in gebouwen die voor een
ander doel werden gebouwd.
Kerken, kloosters, een
treinstation en zelfs een
watertoren dienen als
expositieruimte, en dat brengt
vaak praktische problemen met
zich mee.
Bij museum het
Catharijneconvent is de situatie
nog gekker: dat religieuze
museum huist in een
middeleeuws klooster en een
voormalig woonhuis die zich
meer dan honderd meter van
elkaar bevinden, in twee straten
die parallel lopen en met elkaar
verbonden zijn door twee
binnenhoven. Zie daar maar
eens een eenheid van te maken,
met een logische 'routing'. Als
de gemeente dan ook nog een
museumkwartier wil hebben en
eist dat de toegang van het
museurn verhuist naar precies
de andere kant van precies het
andere pand, dan heb je als
architect „een complexe
puzzel". En daar is architect
Hubert Jan Henket dol op. Zijn
bureau is gespecialiseerd in
combinaties van oud en nieuw,
en technische
probleemgevallen.
Wandelgebied
Maar deze puzzel ging zelfs hem
te ver. Want al snel bleek dat niet
alleen de toegang naar de kant
van de Lange Nieuwstraat (de
'culturele ader' waar andere
musea ook op uitkomen) moest
verhuizen. De binnenhoven
achter die ingang, moesten
openbaar wandelgebied
worden, in het kader van
datzelfde museumkwartier. En
'openbaar' botst nogal met de
beveiliging van waardevolle
museumstukken. Daar kwam
nog bij dat er niet verbouwd
mocht worden in het oude
klooster aan die kant, wat een
kassa plus entree daar
onmogelijk maakte.
Henket tornde anderhalf jaar
lang tevergeefs aan alle
randvoorwaarden en bedacht
vervolgens dat een toegang iets
anders is dan de ingang. De
toegang zit - zoals geëist - bij het
via een steeg door naar de
Nieuwegracht.
Door allerlei trucs probeert de
architect museumbezoekers
nog enige oriëntatie te bieden:
onderweg passeer je een grote
glazen wand met een
trappenhuis en een lift, je loopt
onder een glazen loopbrug door,
herkenbare plekken als je er
eenmaal binnen weer op stuit.
Maar ideaal is het niet.
Het was een opdracht met meer
van die beperkingen: een zware
oude eikenhouten trap die
voormalige klooster aan de
Lange Nieuwstraat, de ingang
(en kassa) bevinden zich bijna
100 meter verderop, aan de
achterkant van het vroegere
woonhuis. Dus moeten
bezoekers nu langs het oude
klooster lopen en twee
binnenplaatsen oversteken
voor ze een kaartje - in het daar
aangebouwde nieuwe
museumrestaurant - kunnen
kopen. Onlogisch. Onhandig.
Maar met dergelijke
tegenstrijdige eisen kon het niet
anders, bezweert de architect.
De gemeente kreeg haar zin:
wandelaars kunnen diezelfde
route volgen, maar laten het
restaurant links liggen, en lopen
Henket wilde afbreken, mocht
pas na lang soebatten worden
aangepakt. Het mondde uit in
een compromis. De nieuwe trap
werd gemaakt van het oude
eikenhout.
Henket moest het doen met een
budget van 7 miljoen gulden.
Het leverde een glazen
loopbrug, een nieuw
museumrestaurant, een nieuw
trappenhuis met lift, en veel
ramen in voorheen blinde
muren op. Ook werd de
klimaatbeheersing
gemoderniseerd, maar daar zie
je niks van. De loopbrug zorgt
voor een verbinding tussen twee
vroeger doodlopende gangen
van het kloostergebouw. Henket
wilde graag nóg een luchtbrug,
om de twee gebouwen niet
alleen via de kelder, maar ook
zichtbaar bovengronds met
elkaar te verbinden. Helaas:
geen geld. De kans is nu nog
steeds groot dat bezoekers de
verdiepingen boven het
restaurant vergeten. Het zit hem
niet lekker, geeft de architect
toe. „Je moet toch 'verlicht' uit
een museum komen, niet met
het idee dat je wel eens wat
gemisf zou kunnen hebben."
Henket heeft een
indrukwekkende reputatie, ook
op het gebied van nieuwe
aanbouwen bij oude
monumenten. De architect uit
het Brabantse Esch 'deed' het
nieuwe paviljoen bij museum
Boymans van Beuningen in
Rotterdam, ontwierp de
prachtige serre met uitzicht op
de Rijn bij het Museum voor
Moderne Kunst in Arnhem,
maakte de eigentijdse
uitbreiding van het oudste
museum van Nederland,
(Teylers in Haarlem) en sinds
kort kan dus ook het
Catharijneconvent aan dat
lijstje worden toegevoegd.
Het zijn stuk voor stuk
prachtige paviljoens en
uitbreidingen die de gebouwen
spannender maken dan ze
waren. Tegen een lelijke
bakstenen aanbouw uit de jaren
zeventig, staat in het
Catharijneconvent nu het
prachtige museumrestaurant
met luifel. Die toevoeging van
glas en staal en zware
eikenhouten balken, maakt de
saaie muur met steunberen
erachter, ineens interessant. De
combinatie oud-nieuw levert
vaak iets spannends op als de
architect zich bescheiden
opstelt, luidt de visie van
Henket. Want: „De oude
gebouwen winnen altijd. Daar
hoeft onze architectuur niet
tegenaan te schreeuwen."
Dus staat er nu weliswaar een
hightech glazen loopbrug tegen
de Middeleeuwse bakstenen
muren van de Catharijnekerk,
die buis heeft een nauwelijks
zichtbare vorm, zó subtiel en
luchtig is het allemaal. Dat alles
een beetje scheef loopt maakt
het nog intrigerender. Zelfs de
bouwhistorici van de
gemeentelijke afdeling
monumenten waren direct
enthousiast: wat 20 jaar geleden
nog een rel van formaat zou
hebben opgeleverd
('stalen bouten door een
kloostermuur! wordt nu in
brede kring geaccepteerd en
gewaardeerd.
Henket is nog niet klaar met het
Catharijneconvent. Er ligt nog
een plan voor een glazen
kapelletje dat als meditatief
'richtingbord' op de stoep van
het museum zou komen. Maar
ook hier gold: geld op. De Raad
voor Cultuur heeft nu
geadviseerd het
Catharijneconvent 10 miljoen
gulden te willen geven om de
exposities te moderniseren en
een breder publiek aan te
spreken. Dan moet er ook geld
komen om al die nieuwe
bezoekers écht prettig door het
gebouw te leiden. Het begin is er.
Anka van Voorthuijsen
De Amsterdamse galerie
Torch vertoont momenteel
een bijzondere verzameling fo
to's van Bob Dylan in zijn jonge
jaren, op weg naar wereldroem.
Ze zijn geschoten door Daniel
Kramer, hoffotograaf van de
protestzanger in de jaren zestig
en vernieuwer in de popfotogra
fie. „Ik vond dat ik Dylan moest
vastleggen voor de geschiede
nis."
Daniel Kramer wijst naar een
van zijn platen aan de muur van
de galerie Torch. Bob Dylan,
eenzaam in de donkerte op het
podium, met als gezelschap
slechts een gitaar en een spot
light. En Daniel Kramer. „Ik
stond ook op het podium toen ik
die foto nam. Liep ik gewoon op
achter hem langs. Zoiets als se
curity bestond nog niet eens. Ik
kon het zonder problemen doen:
Bob stond alles toe."
Eén keer werd Kramer verteld
dat hij alleen mocht schieten
vanuit de perskamer. „Dat was
bij een concert in het Lincoln-
center in New York, omdat dat
nou eenmaal de regels van het
huis waren. Ik zei tegen Bob dat
ik dan niet kon werken zoals ik
graag wilde. Toen heeft hij de
manager opgebeld en gezegd
dat als ik niet mocht doen wat ik
wilde, hij niet zou opti-eden. En
dat terwijl de zaal volledig,uit
verkocht was. Ik voelde me nog
al verlegen met de situatie, had
het gevoel dat ik een hoop herrie
schopte. Maar Dylan waardeer
de gewoon hoe ik werkte, dus re
gelde hij dat."
Duizenden foto's heeft Kramer
(Brooklyn, 1932) gemaakt van
Bob Dylan. In de jaren zestig
maakte hij van dichtbij mee hoe
de zanger het schopte van lokale
folkheld tot internationale
rockster. Kramer heeft het alle
maal met zijn camera gedocu
menteerd. Hoe de jongensachti
ge Dylan steeds grotere zalen
wist te betoveren met zijn pro
testsongs, hoe hij al improvise
rend zijn platen opnam, hoe hij
dolde in de kleedkamer met
beatdichter Alan Ginsburg, hoe
hij werd uitgejouwd bij zijn eer
ste concert met een elektrische
gitaar.
,Ik wist nog helemaal niets over
Bob Dylan," vertelt Kramer nu
over dat moment, „maar ik
hoorde dat nummer en ik was
meteen betoverd. Ik was enorm
onder de indruk dat iemand zo
krachtig zaken aan de orde stel
de als moraliteit en rechtvaar
digheid in een songtekst. Ik
vond Dylan een briljant poëet,
een Shelley van onze tijd. Ik
voelde dat het mijn taak was om
hem te fotograferen, om hem
vast te leggen als onderdeel van
onze geschiedenis."
Kramer maakt zijn platen docu
mentair en realistisch, snap
shots uit het leven van Bob Dy
lan. Poseren is er niet bij, hoog
uit roept Kramer eens: doemaar
wat. De camera wordt gebruikt
om iets te vertellen over Dylan,
over de man, zijn tijd, zijn mo
ment. Geen glitter en glamour,
maar Dylan die in de auto lied
jes schrijft, in het café schaak
speelt, in een hotel nieuwe sna-
ren opzet, of in een leeg stadion
soundcheckt.
„We zijn vrienden geworden,
Bob en ik," zegt Kramer. „Ik
ging naar Woodstock en schoot
die eerste keer heel veel plaat
jes. Twee weken later liet ik Bob
de foto's zienHij keek er naar en
zei: ik heb volgende week een
concert in Philadelphia.. Wil je
mee? Ik antwoordde: lijkt me
geweldig, maar hoe kom ik
daar? Zei hij: geef je adres maar,
ik haal je wel op. Is ook gebeurd,
ik heb nog verschillende foto's
gemaakt tijdens de autorit naar
Philadelphia. Zo begon het."
Kramer had met zijn werk een
gevoelige snaar geraakt bij Dy
lan. Dylan zag zich op de foto's
zoals hij zichzelf graag zag. Een
serieuze, wat zwaarmoedig
ogende jongeman, verweven
met zijn maatschappijkritische
songs en teksten. Geen nep, geen
pose, geen commercie, gewoon
Bob Dylan. Aanvankelijk kan
hij bewust zichzelf een bepaal
de houding hebben aangemeten
voor de camera, maar na ver-
loop van tijd moet die door de
veelvuldige en vertrouwde aan
wezigheid van Kramers lens
zijn vervallen. Dylan was zelfs
zo verguld met het werk van
Kramer dat hij zijn foto's ge
bruikte voor verschillende van
zijn platenhoezen. De eerste
was 'Bringing it all Back Home'
(in Europa ook uitgebracht als
'Subterranian Homesick Blues'
in 1965. Dylan zit in onge
dwongen pose met een dame
voor de open haard, op een foto
die door vertekeningen het idee
geeft door de bodem van een
drinkglas te zijn genomen.
„Ik vind het prettig om te den
ken dat ik met deze hoes de toon
heb gezet om beroemdheden op
een andere manier te fotografe
ren," zegt Kramer. „Voordat ïl?
dit deed waren albumcovers
heel statisch, heel direct, vaak
een portret van een uitvoerende
artiest. Na 'Bringing it all Back
Home' begonnen fotografen
meer kunstjes toe te passen,
meer toe te voegen aan het
beeld. Twee j aar laten kwam die
fameuze cover van 'Sgt. Peppers
Lonely Hearts Clubband'."
Na Bob Dylan heeft Kramer -
nog altijd fotograaf en inmid
dels ook filmmaker - nog vele
beroemdheden geportretteerd.
Paul Newman, Janis Joplin,
Norman Mailer, Jacques Brei,
ook hen heeft hij maandenlang
dicht op de huid gezeten om een
van alle opsmuk ontdaan beeld
te kunnen geven. „Allemaal
mensen die ik fascinerend vond.
Ik ben een professional, ik kan
iedereen fotograferen, maar ik
kan alleen zes maanden door
brengen met iemand om wie ik
geef."
Maar de naam van Kramer zal
altijd zijn verbonden met die
van Dylan, met wie hij nog
steeds bevriend is en over wie hij
weer een nieuw fotoboek in de
planning heeft. Maar een fan
van Dylan mag je hem niet noe
men. „Een bewonderaar is een
beter woord. Ik heb hem gefoto
grafeerd omdat ik denk dat zijn
beeld belangrijk genoeg is om te
bewaren voor toekomstige ge
neraties. Zijn woorden heeft hij
zelf al gegeven; ik geef de per
soon achter de woorden."
Marc Floor
Expositie: Foto's van Bob Dylan ge
maakt door Daniel Kramer - t/m 10
juni te zien in galerie Torch (Lau
riergracht 94) te Amsterdam.
Daniel Kramer: „Ik heb Bob Dylan gefotografeerd omdat ik denk dat zijn beeld belangrijk genoeg is om te bewaren
voor latere generaties." foto Jeroen Poortvliet
Op 20 oktober vorig jaar hing beeldend
kunstenaar Fred Ros uit het Noord-
Hollandse Berkhout onder aan een helikop
ter, ruim 30 meter boven de begane grond.
Zo maakte hij twee keer een reis van Harlin-
gen naar Terschelling. Met de piloot was de
vlucht tot in alle details doorgesproken. De
ideale tijd was 's middags rond half een, de
ideale hoogte honderd voet, elke zestig gra
den werden er foto's gemaakt. Het resultaat
van die trip, zeven heel bijzondere opna
men, is van 5 juni tot 3 september te zien in
de terminal van Rederij Doeksen inHarlin-
gen, op het Groene Strand en op de hoogste
plek van het eiland, beide bij West-Ter
schelling. De tentoonstelling heet 'Honderd
voet boven het Wad'.
Ros heeft iets met het Wad. „Ik vaar er al ja
ren met mijn boot rond. En dan zie ik hoe het
dagelijks verandert. Het is een steeds wijzi
gende structuur door toedoen van licht, wa
ter, luchtdruk, zand en wind. Op het wad er
vaar ik onafheid en oneindigheid. Hoe kun
je dat nu fotograferen, heb ik mij lange tijd
afgevraagd. Ik heb er uren, denkend en kij
kend, in een rubberbootje rondgedobberd.
Ik heb er vastgezeten op zandplaten, waar
een reddingsboot me dan weer vandaan
moest halen, omdat ik de motor niet meer
aan de praat kreeg."
Een gesprek in de kroeg bracht Ros uitein
delijk op het idee om het landschap van bo
venaf vast te leggen, vanuit een helikopter.
Geen gemakkelijke opgave voor iemand die
volgens eigen zeggen al last van hoogtevrees
krijgt als hij op een zaterdagkrant staat.
„Maar je hebt een idee en dat wil je uitvoe
ren. En als het moment gekomen is om aan
cle heli te hangen, dan verkeer je in een soort
trance. Het gekke is dat ik in mijn broek pis
te, letterlijk, toen ik 20 meter boven het Wad
vloog maar dat die angst verdween op 200
meter hoogte."
Terschellinger kroegbaas Jan Welter was zo
enthousiast over Ros' plannen dat hij de he-
likopter betaalde. Aanvankelijk leek ook
Oerolbaas Joop Mulder belangstelling te
hebben. In 1997 maakte Ros namelijk voor
Oerol al eens reusachtige foto's die aan de
Brandaris werden opgehangen. „We wer
den het echter niet eens. Het project zou te
veel kosten."
Toen is Ros zelf op zoek gegaan naar een
partner. Hij kwam terecht bij het Wereldna-
tuurfonds (WNF). „Voor hen was het de eer
ste keer dat ze met een beeldend kunstenaar
in zee gingen. Ze waren direct enorm en
thousiast. Zij vonden dat mijn werk recht
deed aan de wonderbaarlijke schoonheid
van het Wad." Daarom maakt de tentoon
stelling nu deel uit van de WNF-campagne
'Ontdek de jungles van Europa'.
Het heeft twee maanden hard werken ge
kost om van het vanuit de lucht geschoten
materiaal tot kunstwerken te transforme
ren. Samen met Ronald Tervoort van het be
drijf Creative Images heeft Ros de opnamen
onzichtbaar aan elkaar gemonteerd. „Hij is
mijn rechterhand. Ik heb met hem ook een
weekeinde op Terschelling rondgelopen om
hem te laten voelen wat ik bedoel." Het re
sultaat overtreft Ros' stoutste verwachtin
gen.
Het hele project heeft zo'n 250.000 gulden
gekost, schat de kunstenaar: Het grootste
deel daarvan komt uit de beurzen van Crea
tive Images en Souverein/Project in Am
sterdam. Die zorgen er namelijk voor dat
metersgrote projecten op een soort geplasti
ficeerd canvas worden geprint dat tegen al
le weersinvloeden bestand is en tegelijk
niets afdoet aan de kwaliteit van de beel
den. In de terminal van Doeksen in Harlin-
gen komen er zeven te hangen van 4 bij 4 me
ter die de hele reis weergeven. De laatste
twee zijn uitvergroot nog eens op Terschel
ling te zien en vormen ongetwijfeld het
klapstuk van de tentoonstelling. De opna
me van het Groene Strand, van 12 bij 12
meter, wordt exact op de juiste plaats opge
steld. Bij eb is het kunstwerk volledig zicht
baar; bij vloed verdwijnt de helft in zee,
maar krijg je door de reflectie van het water
toch weer een compleet beeld.
De 'foto' van het hoogste punt van het ei
land, 5 bij 5, komt precies op die plek te
staan en wordt bij donker zodanig belicht,
dat het net lijkt alsof er een nieuwe planeet
op West-Terschelling neerziet.
Ros is al lange tijd geobsedeerd door ruimte
en de weergave daarvan op een plat vlak. De
studie van het landschap, zoals bijvoor
beeld de Hollandse meesters uit de zeven
tiende eeuw zich die eigen maakten, blijft
om pioniers vragen, vindt hij. „De blik, de
technologie en de geest zijn door de tijden
heen geëvolueerd, maar minutieus waarne
men, technische beheersing en een contem
platieve geest horen ook bij de kunstenaars
van vandaag de dag."
Als het aan hem ligt gaat hij de komende ja
ren nog meer unieke natuurgebieden, han
gend onder een heliin beeld brengen. Daar
voor zijn pecunia nodig, dus heeft Ros een
fonds opgericht. Het eerste geld daarin
moet komen van de verkoop van zijn in een
beperkte oplage beschikbare '100 voet bo
ven het Wad'.
Wim Vervoort
Expositie: Honderd voet boven het Wad - van 5 ju-
iii tot 3 september te zien in de terminal van Rede
rij Doeksen in Harlingen, op het Groene Strand
en op de hoogste plek van het eiland, beide bij
West-Terschelling.
fotografie Fred Ros
I
vrijdag 26 mei 2000