Mijn visie paste nooit in de tijd PZC Rouwende werknemer krijgt weinig tijd voor verwerking Psychiater Frank van Ree beleefde twee oorlogen reportage 29 zaterdag 15 april 2000 Frank van Ree: „Patiënten hebben kenmerken die ik ook heb." Weer zo'n fout die ik pas achteraf besefte. Ik ben een paar keer in korte leertherapie- en geweest. Als psychiater zat ik in de groep met patiënten. Ik heb onder bege leiding van collega's kunstmatig met LSD en mescaline opgeroepen psychoses door gemaakt. Maar in al die therapeutische bijeenkomsten werd niet één keer over de oorlog gesproken. Eén van de therapeu ten die mij begeleidde was joods en die sprak niet over de oorlog, terwijl dat denk ik toch een van de belangrijkste oorzaken van mijn problemen was. Ouders Meer en meer ben ik erachter gekomen dat ik in mijn jeugd in twee oorlogen heb geleefd. Buiten woedde de Tweede We reldoorlog, waarin ik weliswaar geen per soonlijk geweld ondervond maar wel heb gezien hoe een vriend werd doodgescho ten en een joodse man door een Duitse mi litair werd doodgeslagen. Binnen leefde ik in de oorlog tussen mijn vader en moe der. Mijn ouders hadden een ritssluiting huwelijk, ze konden niet zonder elkaar, Goed of fout, zwart of wit, iets anders be stond niet. Door gesprekken met patiën ten, ook toen ikzelf In die groep zat, ben ik er langzaam maar zeker achter gekomen. Ik leerde zien waarom ik mensen uit schold voor SS'ers als ze in mijn ogen an dere mensen iets aandeden. Ik heb geluk kig nooit iets erg gewelddadigs gedaan, maar het was wel een emotionele stoornis waarmee ik anderen verdriet deed en waarmee ik jarenlang getobd heb. Ik zat met veel angst en veel agressieve patro nen, het was heel verwarrend. Je begrijpt dat die gesprekken met mijn vrouw en kinderen vooral daarover ge gaan zijn, want die hebben nogal wat voor hun kiezen gehad. De ellende is er nu uit. Mij n genezing of herstel komt grotendeels door mijn vrouw. Ze is bij mij gebleven en heeft me steeds gesteund. Zij zegt zelf dat ik heel erg veranderd ben. Mijn eigen ervaringen als patiënt passen in mijn beeld over de psychiatrie. Je moet de waarden en normen van een patiënt kennen als je hem of haar wilt begeleiden. Je kunt de mens en zijn stoornissen net zo maar ook niet met elkaar en hadden de vreselijkste ruzies. Heel vreemd dat men sen die in wezen zo veel van elkaar hiel den, elkaar altijd zo'n pijn hebben ge daan. Mijn moeder was van oorsprong gerefor meerd, maar werd door de dominee in Baambrugge uit de kerk gezet. Ze had als jong meisje acuut reuma gekregen en kon daardoor maandenlang niet naar de kerk. Op de eerste warmere lentedag, toen ze zich weer wat beter voelde, was ze met haar verloofde even naar buiten gegaan. Uitgerekend op een zondag. Iemand had hen gezien en heeft het aan de dominee verteld, die vanaf de kansel in woede ont stak en haar 'als rot lid' de kerk uitzette. Maar in haar hart is ze altijd zeer gelovig gebleven. Ze las mij voor uit de kinderbij bel en ik vond dat leuke, vriendelijke ver halen. Als mijn vader thuis kwam en hij merkte dat, ontstak hij in woede. Hij was een hef tige atheïst en vaak een ware than. Hij had verschrikkelijke donderbuien. Ik nam zijn neigingen over. Ik ben opgevoed in een wereld van heftige tegenstellingen. min los zien van zijn verleden en zijn levenservaringen als van zijn levensbe schouwing. Ik ben altijd een pleitbezor ger geweest van de empathische, invoe lende psychologie. Je kunt niet behande len als je je niet inleeft in de emoties van de patiënt. Mijn vader was chirurg en die zei wel eens: ik ga nog even naar het ziekenhuis, kijken naar die galblaas. Dan zei ik: „Je bedoelt dat je naar die patiënt, gaat kijken, want die galblaas heb je er al uitgehaald." Dat vond hij sentimenteel gepraat. Je kunt een patiënt zien als een geval, als een ding, maar dan schiet j e te kort. Zeker in de psy chiatrie is bij de behandeling de genezing ook daar van afhankelijk. Ik heb heel wat rare mensen ontmoet, maar altijd speelden him belevenissen en ervaringen een rol bij hun stoornissen. Vooral in de dertig jaar dat ik in het psy chiatrisch ziekenhuis Vogelenzang in Bennebroek werkte, heb ik ervaren dat patiënten geen objecten zijn, en. dat ze geen kenmerken hebben die mij volko men vreemd zijn. Neem hallucineren. Het overkomt ieder- Nu de bloedvaten het laten afweten is Frank van Ree (73) bezig afscheid van het leven te nemen. De psychiater voerde indringende gesprekken met zijn vrouw en twee zoons over zijn vroegere agressieve stoornissen. In mei verschijnt een boek van hem over levensbeschouwing en psychiatrie. Van Ree maakte naam met zijn felle verzet tegen shocktherapie, was vertrouwensarts van de RAF-terroristen en belandde na zijn pensionering zelf in therapie. „Patiënten hebben kenmerken die ik ook heb." een wel eens dat ie op straat loopt of in het bos en Ineens zijn naam hoort roepen. Dan kijkt hij even om en ziet niemand. Dan denk je: „Hé, wat raar, ik dacht toch echt dat ik mijn naam hoorde roepen." Dan corrigeer je jezelf direct, maar je hebt dan toch even 'stemmen gehoord'. Ik denk dat alle psychische stoornissen wel eens bij iedereen kunnen voorkomen, al is het dan meestal in minder uitgesproken vorm en minder langdurig. Zo herkende ik dingen die ik bij patiënten waarnam ook bij mij zelf. In de tijd dat ik vertrouwensarts was van de RAF-terroristen, herkende ik in som migen ook de enorme afkeer van de nazi's. Ze waren opgevoed met het besef dat zij de jonge generatie, moesten zorgen dat zoiets vreselijks nooit meer zou gebeuren. Eén van de jongens die ik bezocht, Gerd Schneider, was daar door zijn ouders heel erg in opgevoed. Ze hadden hem foto's la ten zien van de stapels lijken in de vernie tigingskampen. Toen ik hem bezocht na dat hij in hongerstaking was gegaan en de botten bijna uit zijn lijf staken, vroeg ik: „Waarom doe je dit in godsnaam?". Waar op hij antwoordde: „Als ik naar mezelf kijk, dan zie ik de opgestapelde lijken in de kampen en dan weet ik dat dat nooit meer mag gebeuren." Dat herkende ik. Alleen, hij zag in de werkgevers de nieuwe nazi's en hij gooide wel met bommen. Dus op dat vlak was hij doorgeschoten. Ik was destijds een bewonderaar van Jan Foudraine. Zijn boek 'Wie is van hout?' vond ik geniaal. Hij had een grote empa thie, ook voor psychotische mensen. Maar hij zette de hersenfuncties volstrekt aan de kant als niet ter zake doende. Dat heb ik van het begin af aan bestreden. Als u een hapje LSD neemt, wordt u een tijdje gestoord, en als u thuiskomt en er zou on verwacht iets naars zijn gebeurd, wordt u verdrietig. Chemie en ervaringen spelen altijd allebei mee. Dus moet je ook medi cijnen toepassen als ze de psychiatrische behandeling kunnen ondersteunen en nooit alleen medicijnen geven zonder ge- sprekshulp. Psychiatrische patiënten in nood naar huis sturen omdat ze dat zelf willen, zon der enige begeleiding is ook onzin en vaak levensgevaarlijk. Dan kun je situaties krijgen zoals kort geleden in Amsterdam, waar een ontslagen patiënt drie mensen neerstak. Helaas paste ik met mijn visies nooit in de tijd. In plaats van de empathie zie ik veel verzakelijking en verharding om me heen. Vakidiotie, functionaliteit en routine. Dat valt mij overigens ook in veel journalis tiek op. Die is ook veel harder geworden. foto CeesZorn Zondagochtend kijk ik vaak naar Buiten hof, een goed programma. Maar ik schrik de laatste tijd van de manier waarop gas ten soms worden ondervraagd. Dat gaat met een verbetenheid waar ik bang van word. De gasten worden in de rede geval len en soms bijna afgesnauwd. Het is uit stekend dat interviewer en geïnterviewde gelijkwaardige gesprekspartners zijn ge worden en dat je als journalist niet steeds dank u wel hoeft te zeggen tegen de geïn terviewde, maar dit slaat door naar de an dere kant. In de zorg lijkt het soms of we niet meer willen voelen wat voor gevolgen de be handeling heeft voor de patiënt. Ik zeg niet dat de mensen hun werk slecht doen of met slechte bedoelingen, absoluut niet. Maar velen worden steeds meer gejaagde techneuten. Bij agressieve patiënten is het van levensbelang dat ze serieus geno men worden. En men moet echt proberen te begrijpen. Als iemand zegt zelfmoord te willen plegen, wat bedoelt die dan? Waar om verlangt hij of zij naar de dood? En waarnaar verlangt zo iemand? Naar zijn overleden kinderen? Naar zijn overleden moeder? Ziet iemand de dood als verdien de straf? Wat zijn de motieven? Als je niet weet hoe het geloofsleven van de patiënt eruit ziet, kun je niet goed be handelen. Ik ben agnost. Ik geloof in de grens van mijn kennis. Agnostisch bete kent: het gaat mijn kennisvermogen te boven. Geen dogmatiek, geen eeuwige waarheden. Patiënten hebben mij vaak gevraagd wat volgens mij de zin van het leven is. Ik kan niet zeggen wat voor ande ren de zin is. Hooguitkan ik zeggen wat ik als de zin van mijn leven ervaar: de zorg voor en de erkenning van anderen, vooral mijn vrouw, mijn twee zoons en mijn vier kleinkinderen. Lelijke neus Mijn kleindochter van vijf was pas op mijn schoot in slaap gevallen, en toen ze wakker werd keek ze van onderen tegen mijn gezicht aan. Ik heb een grote neus, dus die zag ze heel duidelijk. Zegt ze: „Opa, jij hebt een lelijke neus." Zeg ik: „Ach wat vind ik dat nou jammer, want ik vind hem juist zo mooi." Zegt zij: „Nou ja, hij is ook wel mooi, maar het is eigenlijk een heksenneus." Prachtig hoe zo'n kind probeert om iets goed te maken, maar te gelijk toch niet wil liegen. Ik ben niet bang voor de dood, maar soms als ik mijn vrouw, de kinderen en klein kinderen zie denk ik: „Straks zie ik ze niet meer, en dat is dan wel een triest gevoel." Dick Hofland Van Ree: „Ik loop nu twee keer een half uur per dag, maar moet vaak uitrus ten. Na een paar honderd meter ben ik moe en krijg pijn in mijn borst. Ik heb een etalagehart. Als je op straat mensen ziet die voor elke etalage stil staan, dan be staat de kans dat ze hartproblemen heb ben, maar zich ervoor schamen. Dan zijn ze moe, maar doen net alsof ze even in de etalage kijken. Ik zit er niet zo mee, al is het wel wennen, want ik was een erg enthousiaste wande laar. Nog maar een paar maanden geleden draaide ik mijn hand niet om voor vijftig kilometer. De Vierdaagse heb ik dei*tien keer gelopen. En nu, op mijn 73e, moet ik telkens even stilstaan. Het kan nog jaren duren, maar ik houd er rekening mee dat ik morgen ineens dood kan neervallen. Ik kreeg enkele weken ge leden een hartinfarct. Alsof een tank over mijn borst reed, zo'n gevoel, een paar uur lang. Er waren een paar bloedvaten ver nauwd, waarvan een grotere is gedotterd. Een andere vernauwing was minder ern stig en daar is niets aan gedaan. Ik heb er nog wel last van, ik voel een lichte pijn, maar als het goed is moet dat over een paar weken weg zijn. Het zit in de familie. Mijn vader overleed er aan toen hij 67 was, en een broer van hem die amper 50 was. Het is vervelend, maar niet zo tragisch. De dood is een verdwijning. Ik ben er niet bang voor, wel voor het sterven. Ik hoop dat ik niet te veel pijn zal lij den. En ik vind het naar voor mijn vrouw en kinderen. Ik zit niet in een rouwfase, ik zit in een af- scheidsfase. Ik ben bezig afscheid te ne men van het leven. Ik heb mijn praktijk afgebouwd en de financiële zaken met mijn vrouw en twee zoons geregeld, zodat niemand zich daarover straks zorgen hoeft te maken. We hebben in de loop van ons leven ook wat kunstvoorwerpen verzameld - stel je daar overigens niet te veel van voor - en tegen de jongens gezegd: kijk eens goed wat je straks wilt hebben. Dat hebben we voorzover nodig laten taxeren, zodat alles eerlijk verdeeld kon worden. Het meeste staat nu bij hen thuis. Of mijn vrouw en ik begraven of gecremeerd worden hangt af van degenen die achterblijven. De jon gens bepalen met de langst levende wat er gebeurt. Driftbuien Het is een proces waarin ik me bevrij d van alle bindingen. Ik heb persoonlijke pro blemen gehad in mijn leven, die ook mijn kinderen en mijn vrouw hebben geraakt. Daar heb ik een paar rustige, indringende gesprekken met ze over gehad. Ieder mens maakt fouten in het leven die je pas her kent nadat je ze gemaakt hebt. Ik was een periode verbaal erg agressief. Ik had flinke driftbuien, vooral als ik wat drank op had. Ik zat flink in de knoop, had allerlei stoornissen. Dat begon al met de manier waarop ik soms collega's uit schold wanneer zij in mijn ogen hun pati ënten verkeerd behandelden. Zo werd ik soms woedend over de manier waarop ze toen, de jaren zestig en zeventig, shocktherapie toepasten. Ik noemde ze dan 'vuile SS-ers'. Later heb ik er wel mijn excuses voor aan geboden. Zo fanatiek en agressief, dat kan natuurlijk niet, dat is niet normaal. Ik beschuldigde ze zo van misdaden die ze nooit hadden begaan. Dat was het gevolg van mijn ziekte, mijn oorlogsneurose. Thuis ging ik soms ook zo tekeer tegen mijn vrouw en kinderen. In die jaren dronk ik soms ook te veel, en vooral dan ging ik erg tekeer en schold ik hen soms ook uit voor nazi 's, voor Hitier en zoEn ik had nog een probleem. Ik fantaseerde en vertelde dat ik in de oorlog verzetsdaden had gepleegd die ik nooit had gedaan. Ik ben beslist geen verzetsheld geweest, maar ik zei bijvoorbeeld dat ik een hand granaat op een Duitse militaire vracht wagen had gegooid, die daardoor in brand was gevlogen. Louter leugens en fantasie. Tot ik besefte: zo kan ik toch niet verder. Daarom heb ik toen aan mijn vrouw, onze zoons en een aantal vrienden de waarheid verteld. Dat was tegelijkertijd een neder laag en een overwinning voor mij. De ne derlaag om te moeten bekennen, en een overwinning omdat ik het lef had. Later zei onze oudste zoon:,Wij hadden een va der waar we ontzettend trots op waren, maar daarvan werd toen driekwart weg geslagen." Ik had mijzelf dus wel ontlast, maar tegelijk de anderen een last op de schouders gelegd. Daar had ik in mijn op gewonden toestand niet aan gedacht. Werkgevers gaan niet goed om met mensen die in een periode van rouw zitten. Vaak haken die werknemers af. Veel werkgevers hebben geen geduld met in rouw gedompelde personeels leden. Het arbeidsverzuim van de nabe staanden kost geld, hun werk stagneert. Bij de Landelijke Stichting Rouwbege leiding (LSR) in Utrecht zijn genoeg ver halen bekend van mensen die naast een dierbare ook nog hun werk verloren. Ook Arbo-artsen maken dagelijks mee dat de behoefte van de rouwenden botst met de belangen van hun werkgever. Zestig procent van de rouwende werkne mers is minstens een maand afwezig, blijkt uit een onderzoek onder driehon derd bedrijven en bedrijfsgezondheids diensten. Wanneer de dood is veroor zaakt door een ongeval, geweld of zelfmoord, is de afwezigheid langer dan bij een natuurlijke dood. Elfry Baartmans van Nazorg Zuidoost- Nederland in Nijmegen: „Ik had een cli ënt, die binnen enkele weken zowel haar vader als haar moeder verloor. Ik zat er bij toen haar werkgever belde met de vraag of ze de zaterdag na de begrafenis weer wilde komen werken. 'Want dat leidt zo lekker af', voegde hij er allesbe halve begripvol aan toe." Schrijnend noemt ze zo'n benadering. „En ook nog eens heel impertinent. Want een rouwende kan zelf wel bepalen of en wanneer hij behoefte heeft aan afleiding. Hier droop het eigenbelang van de werk gever ondubbelzinnig van af." Maar gelukkig kan het ook anders, weet Baartmans uit eivaring. „Ik kom ook heel positieve opstellingen van werkge vers tegen. Vooral jonge mannen die ach terblijven met kinderen krijgen meestal alle ruimte om het verlies van hun part ner in te vullen. Zowel praktisch als emotioneel." Toch is er weinig inzicht in de manier waarop organisaties met rouwende per soneelsleden omgaan. „We hebben de in druk dat er niet veel gebeurt. Een ziek melding en dat is het", zegt Annemiek van der Sterren van de Landelijke Stich ting Rouwbegeleiding. „Slechts vijftien procent van de bedrijven heeft een speci fiek beleid. Maar dat gaat dan nog meestal alleen om het aantal dagen bui tengewoon verlof waarop iemand recht heeft." Onbegrip De LSR krijgt geregeld brieven en e- mails van mensen die op hun werk op on begrip stuiten. „Vlak voordat een jaar geleden mijn dochter overleed, ontving ik een brief van mijn directeur. Of ik op korte termijn maar een blijvende oplos sing wilde vinden voor mijn probleemIk had al teveel verzuimd", citeert Van der Sterren een navrant voorbeeld. De stichting houdt op 26 april met de Stichting Ideële Reclame (Sire) een sym posium over 'Werken met verlies'. Van der Sterren: „Wij zijn blij als de bedrij ven na het symposium de rouw als het probleem zien, en niet de rouwende. Rouw kan mensen in hun hele bestaan aantasten. Het is niet een gevoel dat je om negen uur aflegt en om vijf uur weer oppakt." Toch is het niet alleen kommer en kwel, relativeert Elfry Baartmans, die op treedt namens uitvaartondernemers. „Er zijn ook bedrijven die een stuk socia le veiligheid hebben ingebouwd om te kunnen rouwen. Die beseffen gelukkig dat het overlijden van een geliefd per soon één van de grootste gebeurtenissen is in het leven van de achterblijvende partner." Enkele jaren Over de duur van het rouwproces is wei nig zinnigs te zeggen. Je kunt er geen meetlat langs leggen. Bij het verlies van een dierbare uit de directe omgeving duurt het vaak enkele jaren. Veel mensen verwachten dat een rouwende er na vier tot zes maanden wel overheen is, maar het gemis wordt meestal juist dan ster ker. Een verlies is pas verwerkt als iemand er nog wel af en toe aan denkt, maar het verdriet zijn leven niet langer beheerst. De wetenschap heeft lang beweerd dat rouwverwerking volgens bepaalde re gels verloopt, maar dat idee is inmiddels verlaten. Mensen reageren nu eenmaal verschillend en niet iedereen heeft even veel tijd nodig voor de verwerking van het verlies. „Ik heb meegemaakt dat één van mijn cliënten meende weer aan het werk te kunnen. Hij was directeur van een grote onderneming en dacht dat zijn werk hem de nodige afleiding zou bezorgen", zegt Baartmans. „Maar hij kon zich nog geen vijf minuten concentreren. Hij kon nog geen brief lezen, zo overvol was hij nog van de grootsheid van wat hem had ge troffen." Haar directeur Jan Wopereis: „Mensen worden als het ware verpletterd. Vooral als het om een plotselinge dood gaat. Dat geeft zo'n complexe rouw. Wij adviseren niet te snel aan het werk te gaan. Kort na zo 'n verlies krij g j e nog volop belangstel ling, maar na enkele weken heerst angst vallige stilte om je heen en realiseer je je pas in volle omvang wat je is overkomen. Vaak zie je dat ze dan finaal kopje-onder gaan in de emotionele chaos die him le ven beheerst." Rob Hirdes Het Historisch Museum Apeldoorn houdt van 13 mei tot 3 september de tentoonstelling 'Le ven met de dood', over tradities rond de dood en de uitvaart in het verleden en over gebrui ken uit het heden. De expositie vertelt hoe mensen rouwen en het mysterie van de dood een plek in het leven krijgt: in stilte of uitbun dig rouwend, als individu of als deel van een gemeenschap, als christen, moslim of niet- kerkelijke, als arme of rijke.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 29