Vierkant op de dragers Spring maar achterop mijn eenzame bicycle PZC Zilvermeeuwen weer in kolonie buitengebied TER IKKE 30 woensdag 29 maart 2000 Johan Melse, Ploegende paarden. door Gerard W. Smallegange Eén van de eerste herinneringen aan de Zeeuwse trekpaarden en hun kracht was een gebeurtenis op onze mispitstraete. Als kleine jongen stond ik daar samen met een neefje te kijken naar m'n opa die de paarden uitmestte, 't Was winter, de paarden stonden al een paar maanden op stal en ze waren ongedurig. Mijn opa liep heen en weer achter de paarden met z'n mestgriep, af en toe in de stalopening komend om met een grote zwaai een riek vol mest op de mestput te gooien. Een half oog op de paarden en een half oog op zijn niet al te brave kleinzoontjes. Plotseling hoorden we lawaai, en onmiddellijk daarna kwam opa op horizontale wijze de staldeur uit; hij vloog sierlijk over de mestputstraat heen en maakte een paar meter verder een zachte landing op de mestvaalt, temidden van stro en paardestront. Heel kalm kwam hij overeind, stapte op de mestputstraat, klopte zijn broek en hemdrok een beetje schoon, keek vervolgens uitvoerig naar de lucht en sprak bedachtzaam: ,,Ik denk dat er regen komt." Na die woorden zakte hij langzaam in elkaar en zei tegen één van de mannen die aangelopen kwamen; ,,'k Zou toch maar een dokter roepen." Zes weken moest hij daarna het bed houden met o.a. een menigte afgebroken en gekneusde ribben. Een speelse trap van een ongedurig paard dat te lang geen beweging had gehad, kon zodoende nogal ingrijpend zijn. En legio zijn de verhalen in Zeeland over soortgelijke en ernstiger meppen die de makke, zachtaardige koudbloeden af en toe uitdeelden; al dan niet met opzet, al dan niet kwaadaardig. Wat een kracht er in die poten zat (voeten hebben we pas later leren zeggen via het onderwijs) zag je pas goed als de paarden boos of in paniek waren. In de stravalje (hoefstal) bij de smid bijvoorbeeld. Bij onze smid kwam af en toe een paard van een afgelegen hoeve dat Satan genoemd werd. Niet ten onrechte, als je zag wat een kabaal dat beest maakte als hij de stravalje in moest, waar hij een bloedhekel aan had. En wat een enorme doodsklappen hij uitdeelde met z'n hoeven zolang hij nog op vier benen stond. Maar heel merkwaardig, zodra Satan - en bijna ieder ander paard - op drie benen stond met het vierde opgetrokken en vastgesnoerd aan de hoefstal, dan legde hij en vrijwel elk ander Zeeuws paard zich gewillig bij de situatie neer. Ook als het gloeiend hete hoefijzer op het hoorn van de hoef werd gelegd en vastgenageld. De geur en de sissende walm van het hete ijzer op de hoornen hoef van het paard blijven je trouwens je hele leven bijHet lijkt een beetje op een brandende kaaskorst, maar dan pregnanter. Vele eeuwen is het paard de onmisbare hulp van de mens geweest op de Zeeuwse boerderijen. Het werk kon in feite alleen geklaard worden door mannen en paarden samen. Tot een goeie honderd jaar geleden werden er ook wel eens ossen gebruikt op de boerderij, vooral voor de wagens. Soms ook een paard met een os samen, maar ideaal waren die runderachtigen niet, als trekkracht tenminste. Al heel lang heeft het Zeeuwse trekpaard een grote reputatie. Bisschoppen uit Frankrijk in de elfde eeuw roemden de reputatie van de 'zware Zeeuwen'. De paarden van de eerste kruistochten - u weet wel, van Frederik Barbarossa en Godfried van Bouillon - schijnen grote Zeeuwse koudbloeden geweest te zijn. Die West-Europese ridders wilden indruk maken op hun Muzelmanse tegenstanders. Bovendien waren onze trekpaarden beter bestand tegen het gewicht van de loodzware harnassen. Toch bleken de 'Zeeuwen'niet te voldoen. Het zijn paarden van de gematigde klimaatzone. Voor ze in Palestina aankwamen waren 'onze' paarden al bezweken aan de moordende zomerhitte van Klein-Azië of Egypte. Van de 11e eeuw naar de 19e eeuw is een grote sprong. Na een tamelijk gecontroleerde fokkerij met de Zeeuwse trekpaarden in de 17e eeuw, is er in de 18e en begin van de 19e eeuw weinig aan systematische fokkerij gedaan. Halverwege de 19e eeuw, toen 'ons paard' een tamelijk slechte reputatie had, is iemand op het onzalige idee gekomen om het Zeeuwse ras te gaan vermengen met lichtere rassen - Oldenburgers, Geldersen etc. Koning Willem III heeft een keer in een vorstelijk gebaar een schitterende warmbloedhengst aan de Zeeuwse commissie voor de Landbouw, de voorloper van de ZLM, geschonken. Dat prachtige dier werd binnen een jaar weliswaar tot paardenbiefstuk en rookvlees verwerkt, maar het verkeerde voorbeeld was gegeven en velen gingen 'vreemd' met hengsten van allerlei rassen. Pas aan het einde van de 19e eeuw zag men in dat het zo niet verder kon en dat de lijn van Zeeuws- Vlaanderen - waar men zich nooit bezondigd had aan 'onzuivere' kruisingen - de beste was. Bovendien boekten de Belgische trekpaarden - zeer verwant aan de Zeeuwse koudbloeden - toen wereldwijde successen. Inbreng van meer Belgisch bloed in onze trekpaarden is van toen af het streven geweest, met groot succes. Het paard dat wij tot vandaag kennen als Zeeuws trekpaard is in feite een Belgisch-Zeeuws ras. Het geniet terecht in de internationale paarden wereld een grote reputatie. Kracht Op het hoogtepunt van de paardetractie in Zeeland tussen 1900 en 1925 maakten we in onze landbouw gebruik van 20.000 tot 25.000 paarden. Alleen al in Zeeland. Want ook in Brabant, Limburg en het Gelderse rivierengebied werd ons trekpaard volop gebruikt. In feite overal in het zuiden en midden van ons land waar zwaardere grond aanwezig is. Want ons trekpaard is eeuwenlang gefokt met als voornaamste doel: zoveel mogelijk kracht in één paard te verzamelen. Robuustheid en gewicht zijn daarbij onmisbaar. Je mag een koudbloed niet vergelijken met een warmbloed. Die laatste is eindeloos doorgefokt op sierlijkheid en vooral snelheid met sterk maar fijn been werk en ranke lijven. De koudbloedrassen zijn juist de andere kant op gefokt, niet op snelheid maar op kracht. Ze zijn van even nobel ras maar imponeren op andere wijze. Zoals ir. Maliepaard (what's in a name), een Wagenings deskundige, eens schreef: „Dit paard lijkt een gewelf waaruit de zware hals en het hoofd als een toren oprijzen. De gewrichten zijn breed als borden, de borst is van ongelooflijke diepte en breedte. Vierkant rust dit kasteel op de vier enorme dragers waarboven de spronggewrichten als zware kabels liggen getast. Het dier doet niet lomp aan, het is alleen maar machtig, geweldig en imponerend." Mechanisatie Het Zeeuwse trekpaard was met de komst van de mechanisatie gedoemd grotendeels te verdwijnen als werkpaard voor de landbouw. Een oud Zeeuws spreekwoord zegt: 'jong te paard, oud te voet'd.w.z. een te rijk genoten jeugd bezorgt je vaak armoede in de ouderdom. Ir. M(Merien) A Geuze heeft daar eens de variatie op gemaakt: 'jong te paard, oud per trekker'. Dat sloeg op zijn eigen generatie die op de boerderij was opgegroeid met paarden, maar in de loop van het leven moest overschakelen naar de tractor. Wat economisch niet functioneel meer is in een veranderende samenleving moet onherroepelijk verdwijnen, dus ook de trekpaarden. Vanaf ongeveer 1945 is de grote uittocht begonnen; twintig jaar later was ze voltooid. Maar daarmee is de liefde van veel Zeeuwen die zoveel generaties lang zijn omgegaan met de aanhankelijke, intelligente, trouwe, en soms bijna niet te beheersen trekpaarden, niet verdwenen. Getuige de bloei van 'Het werkend trekpaard'. Want hoe boeiend en vernuftig tractoren ook in elkaar geknutseld zitten (daarover een volgende keer), ze kunnen de wederzijdse aanhankelijkheid tussen mens en dier niet vervangen. En bovendien: wat kan ooit meer imponeren dan een stel snuivende paarden, in een mistige novembermorgen voor de ploeg? Ir. Maliepaard verwoordde het zo: „Daar doemen uit de mist op vier of vijf paardenlijven, omgeven door wolken van damp. De grijze pluimen van hun adem lossen op in de natte mist. De lichamen zijn kort geworden door het stuwen in de krakende garelen. Bij elk tuig staan de kettingen gespannen als metalen staven. Geen trekt minder dan de ander. Als de zware zuigers van een stoomwals gaan de machtige benen op en neer. De ploeg ruist door de aarde. Geen macht ter wereld kan ze tegenhouden. Ze breken de grond open en een aardwal golft achter hen aan. Ze ploegen!" Meer informatie: Trekpaard in Zeeland, door Jan Bruyns; uitg. De Koperen Tuin, 1999. foto Janne Wolterbeek door Chiel Jacobusse Op de Plaat van de Vliet, aan de voet van de uitzichttoren op de Krammersluizen huist een kleine kolonie zilvermeeuwen. Vorig jaar broedden er 125 paar en daarnaast enkele paartjes van de Kleine mantelmeeuw. Van de grote kokmeeuwenkolonie die zich in de beginjaren na de afsluiting van het Krammer-Volkerak op de Plaat van de Vliet vestigde is geen spoor meer te bekennen en ook de tussen de kokmeeuwen broedende Zwartkopmeeuwen zijn verdwenen. Overigens broeden beide soorten nog volop op de eilandjes die iets verderop zijn Zilvermeeuwen zijn erg dominante vogels en de enorme toename die zij in de loop van de twintigste eeuw hebben doorgemaakt is niet zelden ten koste gegaan van andere kustvogels. Zo rooft de zilvermeeuw eieren en jongen van bijvoorbeeld de kluut, de tureluur en zelfs van de toch behoorlijk weerbare scholekster. Dat kan plaatselijk de stand van deze vogels flink uitdunnen, maar over door Harmen van der Werf In fietsen zit muziek. Vraag het Wim van der Mark uit Eindhoven maar. Hij heeft zeker honderd liedjes verzameld over fietsen. Hij is fanatiek wielrenner en muziekliefhebber. Surfend over het Internet, met het trefwoord 'fietsen', kom je zijn site onherroepelijk tegen. 'Liedjes over fietsen'. Hij is erin geslaagd vijfentwintig pagina's te vullen. Van Eddy Christiani tot en met een uitzending van Sesamstraat op Nederland 3. Helaas, op de bewuste avond dat het kinderprogramma werd uitgezonden, stond zijn videorecorder niet klaar. [BtUfflTÏÏiö® Waarom er zoveel over fietsen wordt gezongen? „Zoveel?", herhaalt oud journalist Van der Mark de vraag. „Dat valt uiteindelijk wel mee. Liefde en drank, daarover wordt veel gezongen. Dat is niet bij te houden." Met liedjes over fietsen ligt dat anders. Die zijn met goed fatsoen te achterhalen. Ook al komt daar even goed nooit een einde aan. Er gaat geen week voorbij, of Van der Mark krijgt één of twee 'nieuwe' nummers aangeboden. „Er zitten een hoop onbenullige tussen", moet hij bekennen. „Vooral in België worden veel platen gemaakt over wielrenners. Die zijn vaak niet om aan te horen." Op zijn Internet-site zijn die niet te vinden. Die begint met het (onder ouderen) alom bekende nummer van Eddy Christiani 'Spring maar achterop', uit de tijd dat een fiets nog een goed versier- middel was. M'n achterband is wel wat zacht, maar 't geeft niet, lieve pop, spring maar achterop, spring maar achterop. Spring maar achterop. Voor jou neem ik wat risico, voor jou neem ik een strop. Max van Praag zat ook in 1952 op dezelfde tour met 'Ais ik tweemaal met mijn fietsbel bel'. En verder: Nou dan weetje 't wel, nou dan weetje 'twel. Vijfentwintig jaar later, in 1987, is de status van een fiets(er) aanzienlijk gedaald, beseft Gerard Cox. Hij bezingt 'een lekkere strakke blonde meid op een racefiets'. Over het stuur gebogen komt ze langs mij heen gevlogen. De haren in de wind, een gouden vlag. En hooghartig als van adel deint de perzik boven het zadel. Anders gezegd: Cox heeft het nakijken. Liedjesverzamelaar Van der Mark weet waarom: „Wat Gerard Cox doet, kan natuurlijk Alleen al, omdat het zo lekker meezingt. Bicycle, bicycle, bicycle! I want to ride my bicycle. I want to ride it where I like. En niet te vergeten Boudewijn de Groot met Jimmy, een liedje dat gemakkelijk opgedragen zou kunnen zijn aan alle middelbare scholieren die in weer en wind door de Zeeuwse polders trappen. Hoe sterk is de eenzame fietser die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind zichzelf een weg baant? SswSSHSBHHI Boudewijn de Groot had zijn lied over de eenzame fietser gemakkelijk kunnen opdragen aan de Zeeuwse scholieren die door weer en wind door de polder trappen. foto Raymond Rutting nooit. Met een spijkerbroek op de racefiets. Het is mij meteen duidelijk: die Cox, dat is geen wielrenner." Gelukkig is daar Clouseau in 1990, met een heel wat romantischere tekst. Versieren hoeft niet meer: Zij rijdt met de brommer en ik rijd met de fiets. Wat een zorg en kommer, zij heeft alles en ik niets. Had ik maar een brommer en had zij maar een fiets, dan zou ik haar kunnen duwen. Maar nu duw ik niets, duw ik in 't niets. In de jaren tachtig wint de fiets weer aan status, dankzij veertigers die tegen een opkomend buikje boksen. En uit liefde voor het milieu. IJf Blokker, bekend van de VPRO-televisie, zingt (nog actueel): Ik ben een fiets fanaat, je weet wel hoe dat gaat: trap de trappers rond, fietsen is gezond. 'k Heb lak aan benzine, diesel of LPG. Ik ga d'r tegenaan, ga op mijn pedalen staan. Crazy in 't verkeer maar 'k geniet van de dag waarop ik fietsen mag. Het klinkt als kreupelrijm, zonder muziek, en met muziek waarschijnlijk ook. IJf Blokker was, hoe charmant ook, geen groot zanger. De Britse popgroep Queen heeft met Bicycle race (en de hoes van het singletje) zeker een grotere bijdrage geleverd aan een positiever imago van de fiets. En ik zit hier tevreden met die kleine op mijn schoot. De zon schijnt, er is geen reden met rotweer en met harde wind te gaan fietsen met dat kind. Verzamelaar Van der Marks' eigen favoriet is Bike van Pink Floyd, geschreven door Syd Barrett, in de tijd dat Pink Floyd nog psychedelische muziek maakte. En Fats Domino, met Rockin' bicycle uit 1961: Ain't got a Cadillac or a big automobile. I'm just a little guy with a big time wheel. But I can prove my love is true, for my rockin' bicycle is built for two. Zingen op de fiets doet Van der Mark niet. „Alleen na afloop, in ons stamcafé Wilhelmina. Dan zingen wij ons clublied, de Zuiderzee-ballade." de hele populatie genomen vormt de predatie door zilvermeeuwen voor deze soorten geen bedreiging. Veel sterker is de invloed op soorten die in kolonies broeden, zoals andere meeuwensoorten en visdiefjes. De zilvermeeuwen hebben een vaste truc om in zo'n goed verdedigd bolwerk als een visdievenkolonie toch hun slag te slaan. Ze vliegen met grote snelheid laag over de kolonie en verschalken de jonge sterns, eer dat die de gelegenheid hebben om zich te drukken. Daarbij komt het inderdaad aan op de verrassing, want als de vogel te lang in de kolonie verblijft zetten de oudervogels de tegenaanval in en dan is de kans op succes een stuk minder. De zilvermeeuwen hebben nu alweer de plaats betrokken van de kolonie waar het nest gebouwd zal worden. Dat geeft ze een voorsprong op de kleine mantelmeeuw, die vaak met zilvermeeuwen in gemengde kolonies broedt. De kleine mantelmeeuw is een trekvogel, die pas weer in het broedgebied arriveert als de zilvermeeuwen het beste plekje al hebben ingenomen. Daardoor kunnen kolonies die oorspronkelijk hoofdzakelijk of zelfs uitsluitend door kleine mantelmeeuwen worden bewoond in de loop van de tijd volledig door zilvermeeuwen overvleugeld raken, waarbij de mantelmeeuwen teruggedrongen worden naar de rand van de kolonie of zelfs helemaal verdwijnen. Balts De paarvorming en het broedgedrag van de zilvermeeuw zijn intensief bestudeerd. Onder meer de bekende bioloog Nico Tinbergen heeft een uitgebreide studie aan de zilvermeeuw gewijd Hij ontdekte dat de zilvermeeuwen een huwelijk sluiten voor het leven, wat voor een zwerver en zeeschuimer als de zilvermeeuw natuurlijk tevens inhoudt dat de vogels elkaar individueel herkennen. Daarbij speelt onder andere het geluid een rol. Zelfs in een grote kolonie, waar het voortdurend een flinke herrie is, zie je een dommelende meeuw opveren als zijn partner zich laat horen. In de kolonies kun je in deze tijd getuige zijn hoe de balts van de meeuwen verloopt. De paarvorming is al voltooid als de vogels in de kolonie aankomen, maar tussen de gepaarde meeuwen, zie je kleine groepjes vrijgezellen. Het zijn vaak jonge meeuwen in hun vierde levensjaar. Dat is de leeftijd dat zilvermeeuwen pas geslachtsrijp zijn. De nieuwkomers op de huwelijksmarkt zijn te herkennen aan enkele donkere veren in de staart of vleugel. Daarnaast komen in de vrijgezellenclubs ook volwassen exemplaren voor waarvan de partner verongelukt is. De gepaarde meeuwen voeren allerlei rituelen uit die bij de balts horen. Zo is bijvoorbeeld heel vaak de onderdanigheidshouding te zien van de vrouwtjes, die bij de paring vaak het initiatief nemen. Om te vermijden dat ze de agressie van hun partner opwekken benaderen ze die met ingetrokken nek en de snavel in horizontale houding. Daardoor worden de vrouwtjes om te zien kleiner. Overigens is het toch al zo dat ondanks de sterke grootteverschillen tussen de meeuwen onderling, binnen een gepaard stel het mannetje altijd de grootste is. Zilvermeeuwenmannen gedragen zich ook in ander opzicht als uitgesproken macho's, en wie er meer van wil weten moet juist in deze tijd de toekomstige broedkolonies bekijken. Meer informatie: http://home.iae.nl/users/- vdmark/wtc 7fiet. htm

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 50