Vossenjacht op de korrel PZC Fox hounds passen niet bij een beschaafde natie Jagen niet goedkoop reportage 29 Bericht van Mirjam Hop, op het paard zaterdag 25 maart 2000 Is jagen op vossen met honden wreed? De regering Blair vindt eigenlijk van wel en wordt natuurlijk fanatiek achter de broek gezeten door de Britse dierenactivisten. Opgejaagd wild, dat uiteindelijk de dood vindt tussen de kaken van een meute 'fox hounds', past niet bij een beschaafde natie, is het gevoelen. Blair denkt aan een algeheel verbod op dergelijke jachtpartijen. Om het aantal vossen binnen de perken te houden, zou de jacht met het geweer volstaan. Maar de weerstand op het platteland van de talrijke beoefenaren van deze eeuwenoude typisch Britse vorm van jacht is heftig. Fox hunting is een wezenlijk onderdeel van het Engelse plattelandsleven, betogen zij. Wie aan de vossenjacht komt, haalt de ziel uit het landleven. De emoties zijn zo hoog opgelopen dat de regering even pas op de plaats heeft gemaakt en op het ogenblik onder zoek laat doen naar voors en tegens. In af wachting daarvan blijven de honden er lustig op los jagen. Zoals in West-Sussex, ten zuidwesten van Londen, waar de Chiddingfold, Leconfield and Cowdry Hunt wekelijks drie jachten organiseert. Vandaag strijkt de jacht neer bij het dorp je Northchapel. Gastheer is Jonathan Henly, een omstreeks zestigjarige, zeer Britse gentleman in groen geruit colbert, bruine manchester broek en begroeid met zware wenkbrauwen. Henly heeft welis waar zelf nooit gejaagd maar zijn dochter rijdt paard en doet dat wel en daarom heeft hij met alle plezier een veldje naast zijn cottage beschikbaar gesteld als ver zamelplaats voor de jagers. Is het geen stralende dag?, merkt Henly op. Bovendien zijn in geen velden of we gen dierenactivisten met bivakmutsen te bekennen, die vooral in de weekeinden jachten saboteren en daarom in feite een nog grotere plaag vormen dan de vos. Aan de rand van het veldje heeft Henly's echt genote Veronica de glaasjes rode port en de plakjes vruchtencake klaarstaan, want de vossenjacht is een sociaal evene ment waarbij het nuttige met het aange name wordt verenigd. Zou miss Peggy Pringle vandaag nog ko men? Peggy slaat, ondanks haar 86 jaar, als het even kan geen jacht over en rijdt nog paard als was zij een jonge meid. Nee, weet Joan, Peggy blijft vandaag thuis. Een koutje gevat. Port Maar kijk eens wie daar wèl aan komen rijden op hun merries? Donald (77) en Phillipa Douglas (76) uit Billingshurst. Donald is oud leger-officier en zo zit hij ook op zijn paard. Hij rijdt zijn hele leven al mee met vossenjachten. „Behalve in de oorlog natuurlijk." Hetgeen vanzelf spreekt. Een plakje cake en een glaasje port laten zij zich niet ontgaan. Overheer lijk. is het niet? Ja, inderdaad, het is. Uiteindelijk blijft er nog redelijk wat ca ke en port over, want erg druk blijkt het op deze doordeweekse dag niet te willen worden. Er komen slechts een kleine twintig ruiters opdagen, van wie de mees ten vrouw en allen keurig in tenue. Dat wil zeggen beige rijbroek, zwarte rijlaar zen, zwarte cap en rood, zwart of paars ruiterjasje. Een enkeling waagt zich, ge zeten op zijn of haar paard, aan een twee de glaasje port, maar invloed op de kwali teit van de jacht zal dat niet hebben, want jagen doen de ruiters niet. Woordvoerdster Sophie Hill van de Coun tryside Alliance, de organisatie die lobbyt voor handhaving van de jacht, helpt graag een misverstand uit de weg: „Leken denken vaak dat de ruiters jagers zijn, maar in feite zijn het toeschouwers. Vanaf him paard volgen ze de jacht, hebben zo een fijn dagje uit in de natuur en komen ook op plekken waar ze anders vaak niet mogen komen. Of er uiteindelijk wel of niet een vos wordt gepakt, is voor menig een van ondergeschikt belang. Sommigen genieten ook vooral van de honden. Het is een sociaal gebeuren, het is ook niet voor niets dat er over het algemeen meer vrou wen dan mannen meerijden." Philippa Douglas, die dit seizoen met haar man vrijwel alle, ruim honderd, Na een glaasje port is de ruiter gereed voor de vossenjacht. jachten van de Chiddingfold, Leconfield and Cowdry Hunt heeft meegemaakt zegt: „Het mooiste van de jacht vind ik het werken van de honden. En er jagen na tuurlijk ook vrijwel altijd honden mee die wij als puppies nog een jaar in huis heb ben gehad, voordat ze in de kennel kwa men. Kijk, die daar links bijvoorbeeld, dat is Margot, die hebben wij nog grootge bracht." De honden, daar draait het om. Zij zijn de daadwerkelijke jagers en worden gecon troleerd door slechts drie of vier mensen. De belangrijkste daarvan is Peter Collins, tevens professioneel kennelhouder, en het 'baasje' van de ongeveer twintig fox hounds die om hem en zijn paard heen krioelen. Aardige huisdieren lijken het, die gezellig kwispelen. Maar o wee als ze een vos te pakken krijgen. Ze verscheuren het beest en vreten het op met huid en haar. Doodsnood Dat is dus wreed en dient verboden te worden, zeggen de dierenbeschermers. Ach, zeggen Collins en de zijnen, wat is wreed. Terwijl de dierenactivisten de pu bliciteit zoeken met onder andere foto's van een vos die door honden wordt ver scheurd, stellen de vossenjagers daar plaatjes tegenover van een aangevreten lammetje en een kip in doodsnood die door een vos te grazen wordt genomen. Graag wijzen zij er ook op dat de vos, hoe sympathiek het dier ook overkomt op de gemiddelde stedeling, een niets ontziende moordenaar is. Eenmaal door het gaas ge kropen pakt hij niet alleen het lekkerste kippetje in de ren om de honger te stillen, maar richt hij meestal een grote slachting aan met geen of nauwelijks overlevenden. De jacht met honden betogen verder de voorstanders, is een natuurlijke vorm van jacht, natuurlijker dan met het geweer of met vallen. Nadeel van afschieten is bo vendien dat de vos aangeschoten ont snapt en vervolgens een langzame dood sterft. Om nog maar te zwijgen over de meestal wrede dood in vallen. Is dat een gruwelijker dood dan tussen de kaken van honden? Jazeker, zeggen de ja gers. Want de honden zijn welopgevoed en -op- geleid. Dat betekent dat de hond die de vos als eerste te pakken krijgt, zijn prooi een beet in de nek geeft, waardoor die breekt en de vos direct dood is. De vos, is het verhaal, merkt er dus niets Huntsman Peter Collins roept de hon den met de jachthoorn. Het jachtseizoen in Engeland en Wales loopt van september tot en met maart. In die periode worden volgens gegevens van de Countryside Alliance ruim 22.000 vossenjachten gehouden waar bij zo'n 16.000 vossen door honden wor den gedood. Dat is zo'n tien procent van het totaal aantal gedode vossen. De ove rige 90 procent vindt de dood door het geweer, een val of het autoverkeer. Er zijn een kleine tweehonderd kennels met fox hounds en bijbehorende organi satie, die vaak professioneel geleid wor den en van een financiële basis worden voorzien door de deelnemers aan de jachten. Veel jachtorganisaties hebben al gauw vijf of zes man aan het werk in een volledige of deeltijdbaan. De deelnemers aan de jachten (jaarlijks meer dan 200.000) zijn over het alge meen niet de armsten: een jaarabonne ment op een jachtorganisatie kost al gauw zesduizend gulden en het hebben van een eigen paard is ook mooi meege nomen. Eenmalig deelnemen kan ook, dat kost dan meestal zo'n vijftig gulden. 'Masters of de Hunt', de jachtmeesters, worden vaak niet gekozen omdat zij zo goed kunnen jagen, maar omdat zij rijk zijn. Zij verplichten zich eventuele te korten in de exploitatie van hun jacht organisatie aan te zuiveren. Een organi satie heeft dan ook vaak verscheidene 'masters' zodat de kosten gedeeld kun nen worden. De vossenjacht heeft zo doende de naam een elitaire aangele genheid te zijn en dat draagt bij aan de toenemende maatschappelijke weer stand ertegen. De meeste boeren en andere landeige naren staan achter de vossenjacht en la ten de jagers op hun land toe. Niet alleen wordt de vos als een plaag beschouwd, de kennelhouders verlossen boeren ook gratis van hun dode vee: de kadavers worden gebruikt als voer voor de hon den. Behalve hondenkennels voor de vossen jacht worden er ook nog honden gehou den voor de jacht op herten en nertsen. Dat gaat echter om kleine aantallen, de jacht op herten is ook in het grootste deel van het land al verboden. Volgens de Countryside Alliance dreigen bij een verbod op de jacht met honden zo'n vijf tienduizend banen te verdwijnen. meer van als hij door de meute wordt ver scheurd en opgegeten. Slaagt een opge jaagde vos er in zich ondergronds in een hol te verschuilen, dan wordt hij daar door een man, de zogenaamde 'terriër man' uitgegraven en met een gericht pis toolschot gedood. Daarna mogen de hon den de buit opeten. Dierenactivisten beweren dat het lang niet altijd zo keurig gaat als de jagers beweren, maar die dis cussie strandt in een welles-nietesspel. Dat er vossen gedood moeten worden, staat overigens buiten kijf. Het dier heeft geen natuurlijke vijanden en blijkt zich uitstekend aan te kunnen passen aan ver anderende omstandigheden. Ook in ste delijke gebieden gedijen ze uitstekend. Alleen al in een stad als Londen struinen duizenden vossen de vuilnisbakken af, tot in het stadscentrum toe. Kort geleden nog is een vos gefotografeerd voor Downings- treet 10, de woning van premier Blair. Jagersinstinct Terug naar Northchapel, waar Michael Hall zich voorstelt. Hall is 'master of the hunt' (jachtmeester), en in die hoedanig heid verantwoordelijk voor afspraken met landeigenaren (Mogen we op je land komen?). Ookneemthij tijdens de jacht de belangrijke beslissingen. Waarom hij jaagt? „Well", zegt Hall, „ik moet, gezien de gevoeligheid van het onderwerp, op passen met wat ik zeg. Laat ik het zo stel len. Zit niet in eenieder van ons een ja gersinstinct"? Op hoeveel vossen gaat er zo'n dag ge jaagd worden? „Gemiddeld gaan de hon den op een dag zeven tot acht keer achter een vos aan. Een jacht duurt gemiddeld ongeveer twintig minuten", zegt Hall. Wat niet wil zeggen dat de honden er ook zoveel te pakken krijgen. De honden zijn volhouders, maar vossen zijn slim en snel. Ik denk dat gemiddeld zeven op de tien vossen waar op gejaagd wordt, weten te ontsnappen. Over het algemeen pakken de honden vooral de zwakke exemplaren. Hetgeen weer een ander voordeel van de ze vorm van jacht is, want een geweer maakt dat onderscheid niet." Dan blaast Peter Collins op zijn hoorn (vooral bedoeld voor de honden) en gaat de jacht door het Zuid-Engelse heuvel land beginnen. Behalve de toeschouwers te paard (die daarvoor zo'n zestig gulden per persoon betalen) zijn er nog een stuk of twaalf belangstellenden, waaronder uw verslaggever, die voor een tientje de jacht zo goed en zo kwaad als dat gaat proberen te volgen met een auto. De eerste jacht van de dag vindt plaats in een bos dat eigendom is van grootgrond bezitter Lord Agremont. Dichtbij zingt een lijster ter ere van het voorjaar, in de verte blaffen de honden. Een groepje vol gers te paard kan het ook allemaal niet bijbenen en wacht hier, aan de rand van het bos af. Na ongeveer een kwartier klinkt een hoorn en even later passeren de master of the hunt, the huntsmen en hun honden. Tot twee keer toe hebben de hon den (die het niet van hun ogen en oren moeten hebben maar helemaal van hun neus) het spoor van een vos opgepikt, zo blijkt. Maar beide keren zijn ze het ook snel weer kwijt geraakt. Michael Hall verwacht dat dat vandaag wel vaker zal gebeuren. „Vannacht was het koud, maar nu is het te warm. De geu ren, dus ook die van de vos, stijgen op tot een paar meter boven de grond. Aan de grond ruiken de honden dan niks meer." Een paar uur later en enkele kilometers verderop ziet een groepje volgers een vos tussen wat kreupelhout vrij ontspannen in zuidelijke richting lopen, terwijl slechts een paar honderd meter verder een groep honden spoor- en doelloos de ver keerde kant oploopt. En ook de rest van de dag wordt het niet beter. Zes maal een spoor gevonden, zes maal niks gepakt. Donald en Philippa Douglas kunnen er niet mee zitten „Het was een prachtige voorjaarsdag. We hebben genoten." Mor gen zijn ze, op een andere plek in deze landstreek, wéér van de partij. Harm Harkema Na drie jaar van alles en nog wat gestudeerd te hebben, vond Mirjam van Beijsterveldt uit Terneu- zen dat het weer tijd was voor iets spannenders. Daarom besloot ze een half jaar tot een jaar te gaan reizen. Ze begint in Mexico en hoopt uiteinde lijk, na veel ervaringen en vloeiend Spaans spre kend, in Costa Rica uit te komen. Ik ga weer eens vrijwilligers werk doen. Dit keer op Finca Santa Ines, een groot landgoed in de buurt van het dorpje San José Pinula. Met een taxi kom ik aan bij het hek. Een luid-lachend mannetje gooit het open en komt naar de auto gerend. Hij stapt in en we rijden verder. Met glinsterende oogjes spreekt hij me aan: „Ik ben Thomas en wij gaan samen paardrijden en whisky drinken en God wat ben ik blij dat je er bent, want je bent erg knap en vanavond gaan we whisky drin ken! „Aangenaam, goh, lekker, dank u", knik ik met een flauw glimlachje terug. De chauffeur stopt bij een enorm huis. Er staan twaalf prachtige paarden op de oprit en in de wei ernaast. Vergezeld door twee Duitse herders, komt de huishoudster me tegemoet. Ze stelt zich voor als Lucila uit El Salvador en draagt mijn rug zak naar binnen. Thomas wordt teruggestuurd naar zijn hek. Via een hal kom ik in een met paar- denschilderijen en familiepor tretten behangen zaal. Daar ontmoet ik Don Eleazaar. Hij heet me welkom en vertelt dat ik momenteel de enige vrijwilliger op zijn landgoed ben. Ik wandel, onder een kroon luchter door, achter hem aan. Over de donkerbruin gelakte vloer en twee grote Perzische ta pijten, lopen we naar de stu deerkamer. De don laat me zwart-wit foto's en portretten van lang overleden familieleden zien. Hij vertelt over zijn half- Noors/half-Italiaanse afkomst. Ik denk ook iets van 'verwant schap aan de Russische tsaar' op te vangen. Aangezien de en thousiaste gastheer met dubbe le tong praat, kan ik dit echter niet met zekerheid stellen. Lucila, die heel aardig en gezel lig blijkt te zijn, brengt me naar mijn slaapplaats: een huis op een heuvel, helemaal voor me zelf. Ze legt me uit dat Don Eleazaar een goede man is, maar af en toe meer wegheeft van een kind van drie dan van een man van drieënvijftig. Bo vendien lust hij dus een behoor lijke borrel. Zij is het dan ook, die me de vol gende dag vertelt wat ik moet doen. Ik krijg de nobele taak toebedeeld de koffie-oogst te redden. Het is de hoogste tijd voor de rode en gele besjes om geplukt te worden. Zes uur lang wijd ik me aan 'de pluk'. Dan is het middag en wil ik paardrij den. Nu reikt mijn rij-ervaring niet veel verder dan die op de pony van de kinderboerderij en een uurtje op een gammel Cu baans toeristenpaardje. Ik vind het dan eng. Een mooie zwarte merrie wordt voor me gezadeld. Als een Ama zone hijs ik mezelf omhoog. Ik loop wat kleine rondjes op het grasveld voor het huis. Dat gaat niet eens zo slecht, denk ik, en ik besluit de lange oprijlaan te gaan verkennen. „Oh kijk paard, daar is een heuveltje. Dat gaan wij beklimmen, jij en ik." Hop!, roep ik. We rijden twee meter omhoog. Dan stopt het paard. Dan steigert het paard. En nog eens. Als een bezetene begint het met haar hoofd te draaien. Het zweet breekt me uit. Mijn handen bibberen. Mijn benen klapperen van angst te gen de paardenbuik aan. Ik ben- echt héél bang. Totaal in paniek roep ik „Hu! Hu! Huuu!" en „Stop" en wat woorden die ik hier niet zal herhalen. Het werkt niet. Onder luid gehinnik vliegen de paardebenen wéér de lucht in. In de overtuiging dat ik binnen 10 seconden naar beneden ge worpen zal worden, besluit ik zelf maar alvast te gaan. Ik lijk net een dronken cowgirl met twee houten benen, wanneer ik mezelf van het wilde dier gooi. Maar, het lukt. Zucht. Gered. Godzijdank komt de merrie achter me aan, als ik richting het huis ga. Daar loop ik, nog nabibberend, de keuken in. Stotterend vertel ik mijn ver haal aanLucila. 'Meisje toch, kopje koffie?', reageert ze vol medelijden. 'Koffie? Koffie?! Doe mij maar een whisky, alsje blieft!' De vossenjacht is een wezenlijk onderdeel van het Engelse plattelandsleven, vinden voorstanders.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 51