DU De schoonheid van de meeuw heet eenvoud Onderzoek naar Schouwse kolonie 7 Voorjaarszang op Zilveren Schor op stap in de natuur Eenheid van buiten en binnen 30 Bijverdienste komt niet vanzelf 31 In dienst van de boer 32 Bomen om aan banden te leggen 33 29 door Roelf Reinders De kolonie van ongeveer achttienduizend zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen in de duinen van het natuurgebied Kop van Schouwen is één van de grootste meeuwenkolonies van Nederland. Vercruijsse heeft vier jaar lang zilvermeeuwen van deze kolonie gevolgd. Hij wilde onder andere weten of meeuwen die op Schouwen zijn geboren daar zelf ook gaan broeden en waar ze hun voedsel vandaan halen. De Tilburgse vogelaar kwam op het idee om zich met meeuwen bezig te houden nadat hij in vogelblaadjes een oproep van de Nederlandse meeuwendeskundige Arie Spaans van het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO) had gelezen. Eind jaren tachtig waren duizenden zilvermeeuwenkuikens van twaalf grote meeuwenkolonies waaronder die van Schouwen en Het Land van Saeftinge geringd. Of de Nederlandse vogelaar ook eens op geringde meeuwen wilde letten. Vercruijsse wilde dat wel. „Die oproep raakte een snaar bij mij." Het ging om gekleurde ringen - om elke poot één - met een eigen code voor iedere meeuw. De Schouwse meeuwen kregen twee witte of twee groene ringen. „Het was nieuw in Nederland dat vogels op deze grote schaal op afstand leesbare ringen kregen. Door de combinatie te lezen, kun je erachter komen dat de meeuw op Texel is geboren en gisteren nog in Scheveningen is gezien. Dat motiveert ontzettend." Met de ouderwetse, metalen ring kim je pas wat beginnen als de meeuwen dood zijn en een vinder de ring opstuurt. Er werden 314 Schouwse meeuwen geringd waarvan er een «r ^gy j m wa woensdag 15 maart 2000 foto Janne Wolterbeek Het zijn geen lieve vogels, zilvermeeuwen. Het aaibaar- heidsgehalte is nul komma nul, ze zijn niet bepaald mooi, kunnen niet vrolijk fluiten en schijten in je haar. Voor Harry Vercruijsse (49) uit Tilburg maakt dat allemaal niet uit. Hij heeft onderzoek naar de meeuwenkolonie in de Meeuwenduinen op Schouwen-Duiveland gedaan en schreef er een boek over. ,,Ik ben niet geïnteresseerd in lie vigheid en aaibaarheid", zegt hij. ,,Ik kan niet ontkennen dat meeuwen overlast bezorgen. Die werkelijkheid zie ik wel, maar daar ben ik niet verantwoordelijk voor." Jonge zilvermeeuw, te herkennen aan het nog bruinige verenpak. kleine honderdvijftig volwassen zijn geworden. Om meer van deze vogels te weten te komen, maakte Vercruijsse tienduizenden kilometer per jaar en bracht hij talloze uren in z'n canvas observatietentje door. „Meeuwen zitten öf aan de kust öf op vuilnisbelten waar er volop voedsel is." De kust van Goeree tot aan de Baie de Somme 250 kilometer verderop in Frankrijk, hij kent het als z'n broekzak. Hij heeft deze strook systematisch afgezocht. Tientallen vuilstortplaatsen ('Dat is niet altijd even leuk, het stinkt er en in de zomer is het er stoffig') in Zuid-Nederland, Vlaanderen en Noord-Frankrijk, Vercruijsse is er geweest. Eenzaam werk? „Wat is eenzaam? Het is niet altijd even prettig om uren in een tentje van anderhalve meter hoog te zitten. Ik ben niet graag alleen, maar in het veld ben ik graag alleen." Zelfde plek Vercruijsse ontdekte dat de Schouwse meeuwen steeds op dezelfde plek overwinteren, soms tot aan de monding van de rivier de Somme in Noord-Frankrijk. Bijvoorbeeld meeuw GNG4. „Ik weet in welke duinpan hij is geboren. Zag ik hem in de winter in het natuurgebied bij de Baie de Somme zitten. Daar heb je een klein haventje met een leuk vuurtorentje. Dan denk ik al snel: ha, ben je daar weer. En de volgende winter zat meneer er weer! Meeuwen hebben vaste plaatsen waar ze terugkeren, zitten ook elke winter weer op dezelfde dukdalf. Daar kun je op zitten wachten. Terwijl er nogal eens werd gezegd dat zilvermeeuwen zwerfvogels zijn zonder vast overwinteringsgebied." Vercruijsse ontdekte verder dat zestig procent van de meeuwen die op Schouwen wordt geboren daar Onderzoeker Harry Vercruijsse: „De meeuw is een ontzettend boeiende vogel." foto Lex de Meester ook voor het eerst gaat broeden, mannetjes nog meer dan de vrouwtjes. Als ze daar eenmaal gebroed hebben, komen ze het broedseizoen het jaar erop voor bijna honderd procent zeker weer naar Schouwen terug. „De mannetjes proberen op dezelfde plaats in de kolonie als vorig jaar te broeden. Dat klopt tot op de meter nauwkeurig." De zilvermeeuwen die op Schouwen zijn geboren maar daar niet terugkeren om te broeden, doen dat in bijna alle gevallen wel dicht in de buurt zoals op Neeltj e Jans of op de Maasvlakte. Vercruijsse is de meeuw als een 'ontzettend boeiende' vogel gaan zien. De meeuw mag dan een saai en lastig imago hebben, Vercruijsse zegt dat iedere vogel interessant is 'als je erin duikt'. „Schoonheid zit ook in eenvoud." Hij pakt z'n boek en laat de voorkant zien. Een volwassen meeuw met een priemend, geel omrand oog. „Die blik van wie doet me wat? Die volledige controle over z'n omgeving, hij weet precies hoever hij kan gaan." Hij zegt af en toe komische taferelen door z'n telescoop te zien. „Het zijn ook van die macho's. Staan er twee aan een takje te trekken, met hun poten stijf in het zand. Niet dat ze dat takje nodig hebben, maar zo'n gevecht is hun territoriumdrang." Want dat doen ze ook, meeuwen, eikaars jongen opeten als ze de kans krijgen. Vercruijsse: „Als ik door m'n telescoop een meeuw een pasgeboren meeuwenkuiken zie opeten, levert mijn wetenschappelijke geaardheid even een gevecht met mijn gevoel en overwint dan. Ik zeg 'ach en wee' maar ik veroordeel niet. Als jij een merel een pier uit de grond ziet trekken, is dat toch ook niet zielig?" Niets menselijks is de meeuw vreemd. Vrouwtjes willen doorgaans met hetzelfde mannetje paren als het jaar ervoor er goede jongen zijn voortgebracht. Ze weet hem feilloos weer terug te vinden in de Meeuwenduinen. Maar is het vrouwtje niet tevreden over het nageslacht, probeert ze rustig een ander te versieren. Want bij de meeuwen kiezen mannetjes de paarplaats uit en kiezen de vrouwtjes met wie ze het willen doen. Vercruijsse: „Dan willen ze bijvoorbeeld het mannetje dat ze vorig jaar met een ander vrouwtje hebben gezien, die was zo goed toen. Ze kijken verdomd goed om zich heen naar andere mannetjes. H.J.P. Vercruijsse, Zilvermeeuwen uit de duinen van Schouwen: verspreiding, sterfte en broedbiologie. Uitgave in eigen beheer, Tilburg. 272 p. Prijsf37,50. Hoewel vogelzang niet het eerste nieuwe leven aankondigt - dat is weggelegd voor de hazelaar en de els - spreekt het lied van de zanglijster in de vroege morgenuren veel mensen aan. Niet zelden is het in deze tijd één van de eerste geluiden die ons tegemoet komen wanneer we buiten de deur stappen, op weg naar het dagelijks werk. Voor velen is het een opsteker: een nieuw seizoen vol leven staat voor de deur. Dat ervaren we ook bij het betreden van het Zilveren schor, gelegen aan het Veerse Meer tussen Arnemuiden en Kleverskerke. Dat dit gebied voorheen een zandplaat in de Zandkreek was is nu maar moeilijk meer voor te stellen. Alleen direct langs de waterkant is er het drassige grasland waarop riet zich heeft gevestigd soms in smalle dunne kragen, op andere plaatsen in dichte velden. Daarachter verheft zich de bosaanplant van essen, eiken, iepen, populieren en esdoorns. Vanachter de vroegere zeewering klinkt het geluid van de grutto, teruggekeerd uit zijn winterkwartier. Wulpen jodelen er tussendoor. Het klagende geluid van de zilvermeeuwen bepaalt ons bij het feit dat we ons langs een afgedamde zeearm bevinden: de Zandkreek, nu Veerse Meer. We volgen het fietspad dat langs de buitenzijde van de voormalige zeewering loopt en vanuit het door staatsbosbeheer aangeplante struweel komt ons, ondanks de druilerige sfeer van een gestaag neerdalende motregen, uitbundige voorjaarszang tegemoet. Pimpel- en koolmees geven hun territoriumzang ten beste, in de verte schalt de lach van de groene specht, maar het doordringendst is toch de zang van winterkoning en heggemus. De eerste schel en brutaal, als om zijn geringe afmeting te compenseren, de tweede parelend, beschaafder en tegelijk indringend door het heldere en vrolijke geluid. De heggemus is zo'n vogeltje dat onopvallend zijn eigen gang gaat. Niet zelden bezoekt hij ook onze tuinen, maar hij wordt dikwijls Tekst en illustratie Adri Karman over het hoofd gezien. Grauwbruin en muisgrijs van kleur en daarbij schuw en eenzelvig scharrelt de heggemus zijn kostje aan insecten en in de winter ook graszaden op. jjbbnjoor d Op Sinte Geertruid komt de warmte de grond uit (Sint-Gertrudis is 17 maart) Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de redactie PZC, postbus 18.4380 A4. Vlissingen, fax 0118-470102. e- mail redactie@pzc.nl. foto Janne Wolterbeek Buitengebied is een wekelijkse bijlage over natuur en landschap, land- en tuinbouw, streektaal en streekcultuur, architectuur en stedenbouw, recreatie envrije tijd. Vragen, opmerkingen en suggesties zijn welkom bij de redactie van de PZC, postbus 18, 4380 AA, Vlissingen, fax 0118- 470102, e-mail redactie@pzc.nl. De drukte van de voertaf el wordt gemeden. Hoogstens worden de kruimels die de brutaler soorten als mezen en huismussen morsen onder de tafel weggepikt. Onopvallend in kleur, voorkomen en gedrag dus, deze in mensenogen bescheiden vogel. Tot het voorjaar aanbreekt. Dan is de bastaardnachtegaal zoals hij ook wel genoemd wordt, een van de eerste voorjaarszangers in tuin, bos en park. Het parelende lied wedijvert met de schelle zang van de winterkoning maar is veel verfijnder, subtieler en daardoor veel vriendelijker. De nu uitbundig bloeiende wilgen waarvan de ziveren katjes uitgroeien tot geelgroene of groene bloeipluimen, al naargelang we te doen hebben met een vrouwelijke of mannelijke plant, tooien zich in volle glorie. De ruwe iep is alweer over het hoogtepunt van zijn bloei en ool$ deze robuuste boom toont een bescheidenheid die je niet zou verwachten. De sleedornknoppen kleuren en hier en daar barsten ze open, langs kale takken, met fijne bloemen insecten lokkend. De eerste hommels komen voor de dag en de salamanders hebben hun voortplantingsbiotoop, allerlei zoete watertjes, hetzij tuin vijver of in het weiland gelegen drinkpoelen weer opgezocht. En hoewel de aanwezigheid van judasoren op oude en afgestorven vlierstruiken ons herrinneren aan een vochtige en natte winter, nog voor de officiële datum heeft het voorjaar duidelijk zijn intrede gedaan. ZANDDIJK Schellach Kleverskerke

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 29