Een jaar
uitt Hart
gegrepen
Voskuil gaat magistraal
op weg naar het einde
Dichters op het podium
Verdriet in een hinderlaag
Deerne in
lokkend postuur
Tj/rp kunst
if£j\j cultuur
Zesde deel
Het Bureau
I
Twintig jaar
Nacht van
de Poëzie
itgeverij De Arbeiderspers vroeg aan een aantal
auteurs om op de overgang van de twintigste naar
de eenentwintigste eeuw een jaar lang een
dagboek bij te houden. De journalen over 1997 en 1998 door
Boude wijn Büch en Rogi Wieg werden al gepubliceerd. Voor
1999 was Maarten 't Hart aan de beurt. Zijn persoonlijke
kroniek Een deerne in lokkend postuur ligt nu in de
boekwinkel.
letterkundige kroniek
Maarten 't Hart houdt ervan
te laten zien dat hij anders
is dan anderen. Het in de reeks
Privé-domein verschenen
dagboek Een deerne in lokkend
postuur is natuurlijk een
uitgelezen plaats voor zulke
demonstraties. De meeste
mensen houden ervan in het
weekeinde een beetje uit te
slapen, dus moppert de auteur
tijdens een reis naar Leipzig:
„Op zaterdagmorgen bleek het
Frühstück helaas pas vanaf half
zeven in het hotel geserveerd te
worden." Vrijwel iedereen
houdt van droog weer, dus
jubelt hij: „Goddank, eindelijk
regen echte, langdurige
neerslag."
Hij onderscheidt zich ook graag
van andere schrijvers. Die
spannen zich in voor mooie
zinnen, hij dus niet. Hij haalt
Multatuli aan die sierproza
vergeleek met „een deerne die
zich voor geld in lokkend
postuur stelt." Later komt hij
met het argument: „Stel dat
Mein Kampf van Hitier goed
geschreven was. Was dan de
mbord op zes miljoen joden
gerechtvaardigd geweest?" In
elk geval trekt hij zich weinig
aan van de conventie dat stijl de
literatuur maakt. Hij schrijft
liever eerlijk dan mooi. Het gaat
hem meer om wat hij zegt dan
om hoe hij het zegt, zeker in dit
journaal.
Een jaar lang op bestelling een
dagboek bijhouden is geen
gemakkelijke opgave. Je weet
als schrijver niet wat zo'n
periode je gaat brengen. Veel
meemaken houdt meteen in dat
ernauwelijks tijd is om te
schrijven. Weinig
gebeurtenissen betekent
doorgaans dat er onvoldoende is
proza
Carolijn Visser Uit het moeras
(Meulenhoff, 287 blz„ 34,90).
Nieuw reisverhaal. Hoofdper
sonen zijn twee jonge Esten, die
Carolijn Visser in 1991 ont
moette. nadat de onafhankelij
ke republiek Estland was uitge
roepen. Sindsdien reisde de
schrijfster jaarlijks naar Est
land. waar de veranderingen
zich in een razend tempo vol
trokken.
Connie Palmen: Echt contact is
niet de bedoeling (Prometheus,
168 blz,geb., 29.50). Lezingen
en beschouwingen over een
aantal uiteenlopende kwesties
gebundeld.
Thomas van AaltenSneeuwbe
eld (Podium, 176 blz„ ƒ29,90).
om over te vertellen. Voor
Maarten 't Hart was 1999 een
kalm jaar. Hij ging dus naar
Leipzig en maakte een reis in het
voetspoor van Bach, maar
meestal komt hij alleen naar
buiten om zijn hondje Roef uit te
laten. Een andere schrijver zou
proberen te camoufleren dat er
zo weinig in zijn bestaan
voorvalt, 't Hart legt er juist de
nadruk op. Hij laat zijn dagboek
op 31 december eindigen zoals
het op 1 januari begon: in de stal
van buurman Bertus waar de
boer en de schrijver vrijwel
hetzelfde gesprek voeren.
Er gebeurt dus zelden iets, toch
krijgt de auteur moeiteloos zijn
boek met ruim
tweehonderd vijftig bladzijden
vol. Meestal heel leesbare
pagina's: van de meest gewone
dingen weet hij boeiende
verhalen te maken. Er kan
regelmatig gelachen worden,
bijvoorbeeld wanneer agenten
hem vermanen omdat hij met
zijn fiets door het rode stoplicht
rijdt. Hij verwijst dan naar
Marcus 2 vers 27 waarin Jezus
zegt dat de sabbat er is voor de
mens en niet de mens voor de
sabbat: „Nou, zo is het ook met
stoplichten. Het stoplicht is
gemaakt vpor de mens, niet de
mens voor net stoplicht." Maar
dit dagboek is ook dikwijls
onthutsend. De schrijver gunt
ons een blik in zijn ziel. Van wat
je te zien krijgt, schrik je nogal.
Hij schrijft openhartig over zijn
wanen. Op een dag overweegt
hij zelfmoord: „Aan al mijn
problemen zou in één klap een
einde komen. Geen lekke
fietsbanden meer. Geen last
meer van hartritmestoornissen.
Geen last meer van Carel
Peeters. Nooit meer spitten."
Debuutroman over een jonge
man die schijnbaar een dood
normaal leven leidt. Hij heeft
afstand proberen te nemen van
zijn familie, maar die blijft hem
achtervolgen.
Thomas van Aalten (1978)
schreef eerder verhalen in lite
raire tijdschriften.
Suzanne Visser: De Vismoorden
(Atlas, 272 blz.). In Tokio zijn al
acht mensen, allen van niet-Ja
panse nationaliteit, vermoord.
Om de daders van de 'vismoor
den' op te sporen, wordt een in
ternationaal team van politie
mensen samengesteld. Roman
over Japan en criminaliteit. Su
zanne Visser publiceerde in
1992 De pracht van het dage-
De later dit jaar te publiceren zevende en
laatste aflevering van de romancyclus
Het Bureau werpt een schaduw over deel 6,
het jongste deel met de titel Afgang. Maar
ten Koning, het centrale personage, zit in
het nauw. Dat is ogenschijnlijk niet anders
dan in de vijf vorige romans, maar toch is er
een verschil. Zijn vertrek nadert bij het A P.
Beerta Instituut waar hij zijn hele leven te
gen wil en dank heeft gewerkt. Zijn vrouw
Nicolien blijft hem herinneren aan zijn ver
raad aan het leven dat zij in hun studenten
tijd voor ogen had. Dat deed ze voor het
eerst op bladzijde 2 van deel 1 toen de direc
teur van het bureau, meneer Beerta, Maar
ten en haar op de thee ontving en hem de
baan van zijn leven aanbood.
„Waarom zei je nou dat je dat wel wilt
doen", vroeg ze. nadat ze de eerste zijstraat
waren overgestoken. „Ik moet toch een
baan hebben9", antwoordde hij korzelig.
„Maar toch niet in de wetenschap?" „Wat
doe dat er nu toe, of je een baan hebt in de
JJ. Voskuil
u
r
foto George Nusmeijer
wetenschap, of ergens anders." „Ik dacht
dat je ook de pest aan de wetenschap had."
„Aan mensen die er status aan ontlenen, ja!
Die denken dat het belangrijk is!
Vijf delen en vele duizenden pagina's lang
beschrijft Voskuil minutieus het drama van
Maarten Konings leven op het bureau en het
verzet van Nicolien. Zijn werk is zinloos, hij
is eenzaam en onbegrepen. Zijn vut moet
welhaast als een verlossing komen. Op
bladzijde 636 van deel 6 blijkt het tegen
deel.
„De gedachte aan zijn afscheid hield hem
uit zijn slaap. Waar hij altijd naar had uitge
zien als naar een bevrijding, had plotseling
iets beangstigends, alsof hij aan de rand van
een ravijn stond. Hij verdroeg het moeilijk
van zichzelf en wentelde zich van zijn ene zij
op de andere om dat gevoel van dreigend on
heil weer kwijt teraken." En op de allerlaat
ste bladzijde zegt Maarten na zijn af
scheidsetentje bij het bureau: „Ik geloof dat
ze toch wel op me gesteld waren... Had jij
niet die indruk?" „Ik weet het niet", zei ze.
In Afgang blijft veel bij het oude, maar ster
ven Nicoliens moeder, hun vriend Frans
Veen en Mijnheer Beerta, wordt Nicolien
steeds onevenwichtiger en bitterder, ont
dekt Maarten dat zijn collega's hem liever
zijn dan gedacht en dat zijn vertrek hem
angst inboezemt. In dit deel scheren werke
lijkheid en fictie rakelings langs elkaar om
dat Maarten Koning hier van zijn collega's
de suggestie krijgt hun belevenissen op te
schrijven. En omdat J. J. Voskuil dat advies
Dit is nu eens een prachtig
boekje: Chantal door Hans
Moll (geb. 1947). Hij schreefeer
der twee romans, in het nieuwe
werk herdenkt hij de vrouw met
wie hij zo'n twintig jaar het le
ven deelde. Ze was 42 toen ze
plotseling ziek werd en stierf.
Zo'n literair requiem wordt ge
makkelijk een larmoyant ge
schrift. Maar daarvan is hier
geen sprake. Door de eenvoud
en de terughoudendheid is het
boek zo opvallend geworden.
De schrijver zegt het al op de
eerste pagina: hij wil, hoe moei
lijk dat in deze omstandigheden
ook is, „alles wat er gebeurt koel
registreren en op neutrale
toon vast leggen." Dat blijkt
ook meteen de overtuigendste
manier om warmte en betrok
kenheid op een buitenstaander
over te brengen.
Op een zondag in januari wordt
Chantal per ambulance naar het
ziekenhuis gebracht. Ze voelt
zich al bijna een week slecht,
maar de huisarts is niet veront
rust over haar klachten. Neuro
logisch onderzoek maakt echter
duidelijk dat zij een agressieve
en snel groeiende tumor in haar
hoofd heeft. De toestand ver
slechtert zo snel dat meteen tot
een operatie wordt besloten. Ze
leeft daarna nog enkele weken,
ze sterft thuis. „Lekker", zijn
haar laatste woorden wanneer
haar vriend haar iets te eten
geeft. Moll schrijft over de me
dische zorg, en dat is geen ver
heffend verhaal. Achteloze ver
pleging, tactloze artsen.
Achteraf stelt hij over de specia
listen bitter vast: „Die mensen
hebben alleen geleerd handelin
gen uit te voeren. Ze hebben niet
geleerd zich af te vragen of die
handelingen zinvol of nuttig
zijn."
Het bijzondere van dit boekje is
dat de schrijver de dingen niet
mooier voorstelt dan ze zijn. Hij
bericht zonder omhaal over de
volstrekte ontluistering van zijn
vriendin, zijn niet altijd even
handige pogingen haar te hel
pen. Hij leert zelfs hoe hij haar
een incontinentieluier aan moet
leggen. Even oprecht schrijft hij
over de fase na haar dood, de iet
wat rommelige maar persoon
lijkebegrafenis, de rouw. Steeds
weer loopt hij in de hinderlagen
van het verdriet. Het kleinste
aandenken aan haar kan hem
volledig van streek maken. Hij
praat de hele dag hardop alsof
ze nog bij hem is. Maar Moll zegt
ook eerlijk, wanneer hij kort na
haar overlijden naar het Boef
kenbal gaat, dat hij „voor alk
zekerheid een condoom" bij
zich heeft gestoken. En nuchtefj
stelt hij vast wanneer de enorm»
rekening voor de begrafenis ar®
riveert: „Nooit geweten dal
doodgaan zo'n prijzige actij
was." L
Chantal is, even afgezien van dj
ontroerende inhoud, een voor<
beeld van literaire evenwichts?!
kunst. Melodrama en sentimenr
taliteit dreigen steeds, de auteui
weet ze evenwel in bedwang tf
houden. Dat heeft, inderdaad
te maken met de koele registrar
tie en de zakelijke toon die hr
heeft verkozen. Maar het konf
ook doordat Moll altijd net ietr
verder weet te kijken dan zijf
leed. Hij laat doorschemer®,
dat zelfs het edelste gevoel minT
der edele kanten kan hebben, e«
dat een mens in zijn diepste oir
geluk toch gelukkig kan zijir
Juist doordat hij alle grotf
woorden vermijdt, werd di?
boekje een monument van lier
de. I
H.Vlj
Hans Moll: Chantal - 144 pa§{
f 27,50 - Nijgh Van Ditmar, Attu
sterdam. L
jl
heeft opgevolgd komen we dat nu in deel
aan de weet en beland je als lezer in een m;
gistrale Escheriaanse verbeelding zondi
begin of einde.
Op het volgende en laatste deel hoeven u
ditmaal slechts een half jaar te wachten. E
titel is al bekend: De dood van Maarten Ki
ning. Met andere woorden: het einde la;
zich radenmaar het begin en het verloop a
lerminst. Voor het eerst is Maarten imme
zonder zijn bureau en volgens de wet va
Voskuil kan Het Bureau Maartens leven a
leen beschrijven in relatie tot zijn werk. M<
dat literaire dilemma snoert Voskuil al
critici de mond die in Het Bureau niet mei
zien dan droge dagboeknotities over ee
leeg bestaan.
Ton van Bruss^
J. J. Voskuil: Afgang. Het bureau 6 - Uitgeven
Van Oorschol, 709 pagina's, f 69,- (ing.) f 99
(geb.)
Maarten 't Hart: liever eerlijk dan mooi.
Het boek is in de eerste plaats
een kroniek van zijn alledaags
bestaan. Hij maakt een
sinterklaasgedicht en legt nog
eens uit hoe weerzinwekkend
popmuziek is. Weiezen over zijn
aars-maden en over een ongeluk
met zijn fiets waarbij 'pik en
ballen' lelijk geblesseerd raken.
De ontwikkelingen in de natuur
worden bijgehouden. Hij belijdt
opnieuw zijn afkeer jegens „het
lijks leven, een bundel met ver
halen over het dagelijks leven in
Japan.
Louis Ferron: De oefenaar (De
BezigeBij,284blz.. 34,90). Ot
to Sterkenburg heeft het bijna
tot hoogleraar in de germanis
tiek weten te brengen. Zijn bril
jante proefschrift behandelde
het leven van de Duitse roman
tische dichter Clemens von
Brentano.
Maar er is één duister aspect in
het leven van Brentano waar de
geleerde altijd behoedzaam om
heen is geslopen. De levens van
Brentano en Sterkenburg gaan
op den duur nog meer gelijkenis
vertonen dan ze toch al deden.
Nieuwe roman.
primitieve boerenbedrog de
schaamteloze volksverlakking
die naar de naam Christendom
luistert.Er is Bach, heel veel
Bach in deze aantekeringen,
want hij werkt aan een boek
over de componist. Hij levert
commentaar op enkele collega
literatoren. Op de
boekbespreker Carel Peeters
bijvoorbeeld, die om
onopgehelderde redenen niet
zou deugen. Op Connie Palmen
van wie hij niet onder de indruk
is: „Het is een slijmerige
naaktslak, die vrouw." Hij zoekt
de bijna blinde F.B. Hotz op en
de compleet dolgedraaide
Maarten Biesheuvel.
Persoonlijk heeft 't Hart ook
moeite om een geestelijk
evenwicht te vinden. De wereld
wil van alles van hem: lezingen,
interviews, artikelen. Maar zelf
wenst hij met rust gelaten te
worden, alleen al om zijn
gezondheid te sparen. Naast de
notities over de dingen van de
dag bevat het boek 'excursies'
met allerlei herinneringen.
Verschillende van die
'excursies' zijn aan zijn haast
maniakale interesse voor ziekte
gewijd. Hij vertelt over zijn
dieet en de pillen die hij slikt.
Veel vertrouwen heeft hij niet in
de medische stand.
Geneesmiddelen gebruiken zou
net zoiets zijn als „met een
foto Harmen de Jong
ambulance een juwelierszaak
(binnenrijden) om een
polshorloge af te leveren voor
reparatie."
Anders 'excursies' gaan over
zijn vergeefse jacht op het
rijbewijs, over zijn huis en de
omgeving, over zijn jaren op
school en over zijn lees
ervaringen.
Hij geeft lucht aan zijn
minachting voor wijsbegeerte:
„voor 99% grote onzin."
Waarmee hij een nieuw
hoofdstuk toevoegt aan de strijd
tussen literatuur en filosofie,
die vijfentwintig eeuwen terug
door Plato al 'een langdurige
vete' werd genoemd.
Heel direct en daardoor heel
sterk zijn de bespiegelingen
over zijn neiging zich als vrouw
te kleden. Dagenlang gaat-hij
als 'geheime dame' door het
leven en het is een triomf
wanneer een Russische
vrachtwagenchauffeur stamelt:
'Sie... sie... schone Frau.' Maar
hij noemt zijn drang ook
onverbloemd 'de grote gekte' en
tracht te achterhalen:
„waarom, waartoe wat wil
ik hiermee bereiken?" Hij hoopt,
veronderstelt hij, door de
travestie te ontstijgen aan wie
hij is. Al die stoere pogingen om
te demonstreren dat hij anders
is dan anderen, komen zo in een
tragisch licht te staan. Eigenlijk
vecht Maarten 't Hart elke dag
maar voor één ding: verlost te
raken van zijn wanen en
kwellingen, normaal te worden,
een mens te zijn zoals andere
mensen.
Hans Warren
Maarten 't Hart: Een deerne in lok
kend postuur. Persoonlijke kroniek
1999 - 264 pag. 34,95 - Privé-do
mein nr. 236 - De Arbeiderspers,
Amsterdam - Antwerpen.
In 1985 bedankte Remco Cam-
pert voor de uitnodiging om
op te treden op de Nacht van de
Poëzie met het volgende briefje:
„Eigenlijk heb ik een vreselijke
hekel aan al die Nachten van de
Poëzie: het wachten op je beurt,
al die spektakels ertussendoor
die niets met poëzie te maken
hebben, het marathon-element
erin, het niet weten hoe je thuis
moet komen, het stomme zuipen
uit louter verveling.
Campert is niet de enige die zijn
twijfels heeft over de zin van de
Nacht van de Poëzie. Ook Anton
van Wilderode („Zoveel gedich
ten achter elkaar, dat is een di
arree") en Olaf Zwetsloot („De
Nacht van de Poëzie is net het
Chinese Partijcongres, georga
niseerd door een politburo dat
ervoor zorgt dat poëzie ver
wordt tot een ouwelullenbezig-
heid") hadden in het verleden
weinig sympathie voor de
Nacht. Teveel circus, te weinig
poëzie; een weinig veïheffend
en langdradig spektakel met
dronken dichters, vuurspuwers
en smartlappen; teveel oude rot
ten en krasse knarren: critici
verzonnen elk j aar wel weer wat
om de Nacht ter discussie te
stellen.
Feit is dat de Nacht van de Poë
zie de afgelopen twintig jaar
zijn bestaansrecht heeft bewe
zen. Elk jaar is De Nacht uitver
kocht, en het publiek is enthou
siast. Net als Crossing Border in
Den Haag en Lowlands in Dron-
ten heeft de Nacht van de Poëzie
een succesformule die zijn gelij
ke niet kent. En de waardering
is groot, zo zullen ook Campert,
Van Wilderode en Zwetsloot -
die alledrie optraden tijdens de
Nacht van de Poëzie - moeten
toegeven.
De hoogte- en dieptepunten van
de Nacht van de Poëzie zijn be
schreven in Poëzie in Vreden-
burg, Twintig jaar Nacht van de
Poëzie in Utrecht van de
Utrechter Koen Vergeer, poëzie
criticus bij het Vlaamse dagblad
De Morgen. Vergeer laat in het
boek de organisatoren, critici,
fans en een groot deel van de 2 50
deelnemende dichters aan het
woord. En vooral die laatste
groep is altijd goed voor bijzon
dere citaten. Dichters noemen
Kamagwicka tijdens de tweede Nacht van de Poëzie in 1982.
Muziekcentrum Vredenburg
namelijk geen concertzaal,
maar een straf Gods (Jean Pier
re Rawie), een sterrenhemel
(Kopland) of een pauwenstaart
(Willem Jan Otten).
Bijzonder is het hoofdstuk met
de bijna vergeten voorgeschie
denis van De Nacht. De
Utrechtse Nacht van de Poëzie
mag dan al twintig jaar door het
leven gaan als een perfect geor
ganiseerde, geoliede poëzie-
show; de Belgische voorganger
had een geheel ander imago. De
Nacht van de Poëzie in 1973 in
Brussel is meer bekend gewor
den door zijn schandalen dan
door zijn poëzie. Een niet func
tionerende geluidsinstallatie,
dichters die te dronken waren
om op te treden, onvindbaar
waren of niet op kwamen dagen,
boegeroep, vechtpartijen en
vrijende paartjes bepaalden de
sfeer. De opvolger, in 1975 in
Kortrijk, was nog rampzaliger.
Vlak voordat het voor de dich
ters bestemd banket werd ge
plunderd door de toehoorders,
trad Reve er op in een nazi-unt
form. Guido Lauwaert, één vaf
de organisatoren van de Vlaam
se Nachten van de Poëzie en to
1983 betrokken bij de Utrecht!
Nacht, moest wennen it
Utrecht. „Het is mij te braaf", zf
vertrouwt hij Vergeer toe.
En dat er weinig spektakel w^,
tijdens de Utrechtse Nachteit
was niet geheel waar. Lawaaiig;
dichters als Jules Deelder, S'^
mon Vinkenoog en Johnny Tit
Sejfkicker zorgden altijd wt
voor leven in de brouwerij. Et
om de zoveel tijd was er eet
groep jonge dichters die zorgde
voor een 'coup'. De Maximalen'
onder leiding van Elly de Waaif
- ensceneerden een heuse knok
partij op het podium.
In het begin van de j aren tachtii;
was er jaarlijks discussie ova
de entr'acts. De trampoline
springers, degenslikkers en veiT
tolkers van levensliederen oveii
schaduwden de voordrachtejj
van de dichters, luidde de krh
tiek.
En hoewel het enkele jarejj
duurde voordat De Nacht def^
nitief van zijn circusimago a
was, programmeert de organi
satie sinds 1984 minder circu<
en kermisachtige tussenacts a
staat de poëzie centraal
Mark Roo^
I
Koen Vergeer: Poëzie in Vredei
burg, Twintig jaar Nacht van qi
Poezie in Utrecht - Uitgeverij Allat
presentatie tijdens de Nacht van
Poëzie (morgen, zaterdag 11 maan
vrijdag 10 maart 2000