kunst cultuur 10 ii is n Vormgevers van de wederopbouw Architecten Van den Broek en Bakema 9 Handleiding voor beginnende Soepele herinneringen Emily Watson speelt Stillevens van Henk Helmantel in het schrijvers van Renate Dorrestein van Igor Cornelissen de moeder van Frank McCourt Rembrandthuis Jaap Bakema (links) en Jo van den Broek bij de maquette van het gebouw van de afdeling civiele techniek van de Technische Hogeschool Delft (1960). Stedenbouwkundige studie voor het eiland Pampus (1965). oe belangrijk is architectuur nog in dit land? En dan: hoeveel mensen kennen namen als Rem Koolhaas, Sjoerd Soeters, Wiel Arets, Ben van Berkel of MVRDV? En hoeveel van hen, mochten ze die kennen, kunnen dan zomaar wat voorbeelden van hun werk ten beste geven? De Kunsthal? De Erasmusbrug? Wat hoort bij wie? Weinig architectenbureaus in ons land hebben zo'n grote bekendheid en reputatie, ook bij het grote publiek, als Van den Broek en Bakema. uitbreidingsplannen voor Noord-Kennemerland en tal van plaatsen in het buitenland, van het Israëlische Tel Aviv tot het Duitse Berlijn. In Schiedam ontwierpen zij een kerk, die alweer gesloopt dreigt te worden nu de ontzuiling tevens het oog voor culturele waarden heeft verblind. De meest basale ruimtelijke benodigdheden om te wonen concentreerden zij in hun ontwerpen voor de bungalowparken van Sporthuis Centrum, het tegenwoordige Center Pares. Voor een Amerikaanse onroerend goed- magnaat ontwierpen ze een vakantiehuis op de Bahama's. Op de tentoonstelling, die trouwens op allerlei verschillende niveaus en lagen is te bekijken, is de ontwikkeling te zien die de architecten doormaakten van kleinschalig opgezette woonwijken, die allengs steeds ruimer worden, tot plannen voor enorme, bijna megalomane verstedelijkte gebieden, waar flats met een hoogte van veertig tot vijftig verdiepingen zich als kolossale muren doorheen slingeren, in het spoor van de infrastructuur, terwijl het wegennet onder verschillende bouwlagen is weggestopt. Het alomvattende plan voor woningbouw op en rondom het eiland Pampu§ bij Amsterdam, een stad voor zo'n 300.000 inwoners, is het absolute hoogtepunt van deze gedachtespinsels, die na alle Bijlmerervaring tegenwoordig tamelijk wezensvreemd aandoen en al ten tijde van hun presentatie met enige scepsis werden bekeken. Natuurlijk verrichtten beide architecten al dit werk niet alleen. Hun bureau groeide gestaag uit tot het grootste architectenbureau van Nederland. In de jaren zeventig telde Van den Broek en Bakema ongeveer tweehonderd medewerkers. Ook temidden van hen bevonden zich bekende namen, zoals Frans van Gooi, Joop Rijnsdorp, Jan Stokla. Jan de Groot en Hans Boot. Bijzonder was dat de namen van deze 'medewerkende foto J.A. Vrijthof architecten' altijd bij plannnen werden vermeld. Dat was ongekend in de wederopbouwjaren, waarin architecten van naam liefst zelf met de eer gingen strijken. De invloed van het bureau was groot. „De combinatie van baksteen en beton, het verspringen van de glasstrook, vizierramen, dat soort dingen heeft veel navolging gekregen", constateert Hans Ibelings. Niet i alleen in Nederland kregen Van i den Broek en Bakema navolging, ook in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland waren zij invloedrijk. Een concept als de Lijnbaan keerde in verschillende steden in Europa terug. De gemeenschappelijkheid waarin w.erd gewerkt hield het bureau jarenlang bijeen. Totdat in de jaren zeventig de oliecrisis toesloeg en de opdrachten aanzienlijk minder werden. Er moesten mensen worden ontslagen, het bureau leek over zijn hoogtepunt heen, al werden er nog opvallende werken gemaakt, zoals de Gemeentebibliotheek in Rotterdam. Ondanks noodzakelijke reorganisaties en wisselingen van de wacht in de directie bestaat het bureau nog steeds. Onder dezelfde naam, maar wel anders. Van den Broek en Bakema heeft afgerekend met het verleden. Dat majestueuze verleden, dat inspirerend maar soms ook beklemmend kon werken, ligt nu in het NAi. „Het was een mengeling van lusten en lasten", zegt Meindert Booij, sinds 1988 een van de drie directeuren van het bureau. ,,De ervaring en gedegenheid zijn er nog altijd. En nog steeds gaan wij ervanuit: wanneer je geen woonhuis kunt maken, wie ben je dan om een gehele woonwijk te ontwerpen?" Ben Maandag Expositie: De functie van de vorm Van den Broek en Bakema, architec tuur en stedenbouw - t/m 24 april v het Ned. Architect uurinstituut, Mu seumpark 25 in Rotterdam; het be geleidende boek wordt uitgegeven, door NAi Uitgevers, 49,95. Het architectenbureau van Van den Broek en Bakema I wordt altijd geassocieerd met Rotterdam. Met het Rotterdam van de wederopbouw. Met de Lijnbaan, de winkelpromenade die indertijd wijd en zijd werd geroemd om zijn volstrekt nieuwe en heldere concept: winkelen in een promenade, louter en alleen bedoeld voor de voetganger. Het idee was een beetje afgekeken uit de Verenigde Staten, maar het was hier opzienbarend en maakte het opkrabbelende Rotterdam in een klap tot een moderne stad: een winkelstraat zonder auto's, met daarachter steeds hoger oprijzende bebouwing, i Maar niet alleen de Lijnbaan droeg het stempel van Van den Broek en Bakema. Er werd in Rotterdam ontzettend veel gebouwd, in die naoorlogse jaren. Het bureau was in alle segmenten van nieuwbouw aanwezig. Of het nu ging om nieuwe kantoren in de haven (zoals het poortgebouw van de Oranjelijn), schoolgebouwen als het Montessorilyceum aan de Schimmelpenninckstraat in Blijdorp, de plannen voor nieuwe uitbreidingswijken als Zuidwijk en Pendrecht, of later nog, de Alexanderpolder: Van den Broek en Bakema zaten er bovenop. Het Nederlands I Architectuurinstituut kreeg j enkele jaren geleden de beschikking over het complete archief van het bureau Van den Broek en Bakema, door de jaren heen uitgegroeid tot vele strekkende kilometers aan materiaal. Onderdeel van de overname-overeenkomst was de toezegging dat er ook nog een expositie aan het bureau werd gewijd. Die belofte wordt nu ingelost, in de Grote Zaal van het NAi, met de tentoonstelling 'De functie van de vorm. Van den Broek en Bakema, architectuur en stedenbouw'. Het bureau, dat nog steeds bestaat, ontleent zijn naam aan twee veelzijdige architecten. Jo van den Broek (1898-1978) was de oudste van de twee. Hij had al Aankomsthal van de Holland-Amerika Lijn in Rotterdam, 1949-1951. Stadhuis Terneuzen, 1963-1972. foto J.A. Vrijthof architectuur als anonieme opdrachtgevers en stelden zich geheel en al in hun dienst. Beiden gaven les aan de, toen nog, Technische Hogeschool in Delft en beïnvloedden daarmee vele generaties van aankomende architecten. Van den Broek was van beiden meer de pragmaticus, de man die werkte in functionele betonnen gebaren. ,,Je had respect voor de kennis en ernst waarmee hij zijn vak beoefende", herinnert architect Izak Salomons, die nog bij Van den Broek in Delft studeerde, zich zijn leermeester. „Voor zijn vertrouwenwekkende postuur tot een instituut dat geen opdracht uit de weg ging en daardoor een enorme opdrachtenportefeuille had, Tegelijk werd het, zoals tentoonstellingssamensteller Hans Ibelings zegt, „een generator van nieuwe ideeën over architectuur, stedenbouw en samenleving." Het was het bureau dat alles kon, dat ook alles wilde kunnen, omdat zowel Van den Broek als Bakema zei dat liet konWant de architect die zijn taak serieus nam, kon, in de woorden van Bakema, alles ontwerpen, van stoel tot stad, 'omdat een goed huis nu eenmaal is als een kleine stad en een goede stad als een goed huis'. Ofwel: de echte architect draaide zijn hand niet om voor het kleinste detail, noch voor de grootste stedenbouwkundige opgave. Voor Bakema stond de mens centraal, de mens in de ruimte: „De mens is op weg de totale ruimte te leren begrijpen en daarbij kan de architectuur helpen", zei hij ooit. De ongebreidelde bouwwoede leidde in Rotterdam tot vernieuwende architectuur, zoals de bekende Lijnbaan en daarbij, aan het Binnenwegplein, Warenhuis Ter Meulen Wassen en Van Vorst (tegenwoordig De Grote Lijn) en Meubelwarenhuis De Klerk (tegenwoordig Donner), aan de Hoogstraat (het transparante en nu vervallen Huf en het vroegere Galeries Modernes) of op de Kop van Zuid de aankomst- en vertrekhallen van de vroegere Holland Amerika Lijn. Maar niet alleen Rotterdam was het werkterrein van het bureau. Van den Broek en Bakema werkten aan het modeldorp Nagele in de Noord-Oostpolder en waren vanzelfsprekend eerste keuze bij de plannen voor het gehandicaptendorp Het Dorp bij Arnhem. Ze ontwierpen het gemeentehuis van Terneuzen, kantoorgebouwen aan de Wibautstraat in Amsterdam en nieuwbouwwijken in tal van Nederlandse steden, zoals Klein Driene bij Hengelo, en al of niet uitgevoerde voor de oorlog naam gemaakt als architect en werd compagnon van de befaamde J.A Brinkman, na het overlijden vanL.C. Van derVlugt. Zover gaat de geschiedenis terug: Brinkman en Van derVlugt (ontwerpers van onder meer de Van Nelle-fabriek en van Stadion Feijenoord in Rotterdam) werd Brinkman en Van den Broek. Na de oorlog haalde Van den Broek de 34- jarige en toen nog bij de gemeente Rotterdam werkzame architect Jaap Bakema (1914- 1981) naar zijn bureau, dat toen Brinkman en Van den Broek en Bakema werd gedoopt. Na de dood van Brinkman bleven Van den Broek en Bakema over. In 1951 wijzigden zij de naam in Van den Broek en Bakema. Van den Broek en Bakema. Het waren twee totaal verschillende mannen, maar ze vulden elkaar onwaarschijnlijk goed aan en wisten hun beider architectenbureau in de wederopbouwjaren op te werken tot het grootste en succesvolste van Nederland. Voor dat succes zijn verschillende redenen. Zo was Van den Broek erin geslaagd om tijdens de oorlog zijn eigen bureau zo goed als kon in stand te houden. Niet dat de architecten iets konden of wilden bouwen in de bezettingstijd, maar ze hielden hun geesten wel scherp en dachten na over hoe het naoorlogse Nederland er uit moest zien. Daardoor hadden Van den Broek en zijn collega's al snel een voorsprong toen de handen voor de wederopbouw echt uit de mouwen moesten worden gestoken. Ze konden meteen inspelen op de vraag, die na de bevrijding ontstond. Rotterdamse Lijnbaan. Ook de persoonlijkheden van het architectenduo stonden borg voor grote dadendrang. Ze wisten wat ze wilden en hadden zich beiden nijvere aanhangers betoond van het nieuwe bouwen, de stroming der functionalisten, die voor de oorlog in gang was gezet. Zowel Van den Broek als Bakema was doordrenkt van een diepgevoeld maatschappelijk bewustzijn, beiden waren mannen met grote idealen, die geloofden in een letterlijk maakbare samenleving. Ze zetten alles op alles om daar, in alle geledingen die zij konden bestrijken, het beste van te maken. Ze waren in hart en ziel de bouwers van een nieuwe samenleving. Zij zagen de gebruikers van hun en zijn wijze, doorgroefde hoofd, voor de nonchalance waarmee hij zijn elegante pakken droeg, voor de Amerikaanse slee met afgezaagde staartvinnen waarin hij naar Delft reed, maar ook voor de manier waarop hij met de mensen in zijn omgeving omging. Hij was de volmaakte tegenstelling van de ouderwetse, deftig doende hoogleraren die toen nog veel in Delft rondliepen." Bakema was van de twee meer de visionair, de man die zich met de grote lijnen van de toekomst bezig hield. Die stippelde hij uit in het belangrijke internationale platform van stedenbouwkundigen CIAM en later Team Ten, of in het naoorlogse tijdschrift Forum, waarvan hij, samen met Aldo van Eyck, in de redactie zat. Bakema, die zich liet inspireren door Le Corbusier, werkte met overgave aan een betere wereld, probeerde met een zekere zendingsdrang eenieder daarvan te overtuigen en schuwde het experiment niet om zijn doel te bereiken. Met die twee boegbeelden aan het roer groeide het bureau uit vrijdag 11 februari 2000

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 9