Praag rehabiliteert Alphonse Mucha Stillevens van potten en pannen Arnulf Rainer bewerkt meesters kunst *iLiV cultuur Henk Helmantel 14 De Tsjechische hoofdstad Praag, toch al niet arm aan bezienswaardigheden en char me, heeft er een aardige attrac tie bij. En de opening van het Mucha-museum is bepaald niet onopgemerkt gebleven. Sinds het museum, gevestigd in het fraai gerenoveerde Kaunicky- paleis in de oude binnenstad in februari 1998 zijn deuren open- dé, hebben al meer dan 180.000 mensen het met een bezoek ver eerd. Waarom het zo lang moest duren voordat de in 1939 overleden Alphonse Mucha, toch een van de grootste zonen van de Tsje chische moderne kunst, zijn ei gen museum kreeg, wordt uit de brochure van het museum niet duidelijk. Maar wie zich wat verder in de biografie en het werk van Mucha verdiept, zal begrijpen waarom een Mucha- museum voor de val van het communisme in 1989 zo goed als ondenkbaar was. De in 1860 in het Moravische stadje Ivancice geboren Alp honse Mucha was namelijk in de ogen van de Tsjechische com munisten zo fout als het maar zijn kon. Al in 1935 veroordeel de het orgaan van de Tsjechi sche communisten, Rude Pravo, het werk van Mucha als 'een verheerlijking van bourgeois- waarden' en Mucha zelf als een rechtse patriot. De nazi's moesten al evenmin iets van Mucha hebben trou wens. Toen Hitiers troepen in maart 1939 Praag binnen trok ken, stond de Gestapo onmid- dellij k bij Mucha op de stoepDe oude en zieke kunstenaar werd na verhoor weer vrij gelaten, maar het door hem ontworpen bankbiljet van 50 kronen werd schielijk uit de circulatie ge haald omdat de centrale figuur op het bankbiljet duidelijk geen Ariër was. En Mucha werd door de fascistische pers als 'lakei van de Joden en de vrijmetse laars' afgeschilderd. Zijn dood, op 14 juli 1939, bespaarde hem ongetwijfeld nog meer ellende. Mucha was niet alleen een groot, maar ook een ongeloof lijk productief en veelzijdig kunstenaar, zo maakt het Praagse museum in zeven afde lingen duidelijk. De man die op zijn negentiende als leerling- decorschilder begon in het Weense Ring-theater, was voor alles graficus, maar waagde zich ook aan het ontwerpen van sieraden, gebruiksvoorwerpen, complete interieurs, kleding en wandkleden en sloot zijn carri ère opnieuw als schilder af met een serie van 20 monumentale doeken; het beroemde 'Slavi sche epos' waarin hij de geschie denis en de wederopstanding van de Slavische volken roman tiseerde. Mucha maakte eind vorige eeuw naam als ontwerper van affi ches in Parijs. Affiches of pos ters waren toen enorm 'in' om dat ze werden gezien als een zeer democratische kunstvorm. De relatief goedkope affiches brachten kunst immers binnen het bereik van brede kringen van de bevolking. Het 'fin de si ècle' in Parijs was tevens de bloeiperiode van de Jugendstil of Art Nouveau en Mucha werd een van de beroemdste expo nenten van die 'nieuwe kunst'. Mucha's werk was op een gege ven moment zo populair in Pa rijs, dat de benaming 'Mucha- stijl' een gangbaar equivalent werd voor Art Nouveau en Ju gendstil. Op Mucha's affiches domineren steevast geïdealiseerde lange en sierlijke vrouwenfiguren tegen een prachtige, rijk met bloem motieven versierde achter grond. Zorgvuldig gekozen pas teltinten in combinatie met goud en de klassiek aandoende kalligrafie zijn andere wezenlij ke kenmerken van de Mucha- stijL die inmiddels door velen is vervuld. Het werk van de kunstenaar vliegt als warme broodjes de winkel uit en deze expositie in Het Rembrandthuis zal zijn populariteit vast en zeker nog een extra impuls geven. Helmantel kent zichzelf: „Er zijn wel alleskunners, die geniale figuren heb je, maar daar hoor ik niet bijIk moet mij op enkele aspecten concentreren en daar alles uit halen wat er in zit. Ik zie mijn eigen werk als een verlengstuk van een eeuwenlange figuratieve traditie. Gaandeweg is er meer en meer iets Helmantelachtigs ontstaan en ik hoop dat ik nog jaren aan die ontwikkèling kan werken. In vergelijking met Rembrandt, Vermeer, Saenredam, Heda en zijn andere inspiratiebronnen uit de Gouden Eeuw, is Helmantels werk inderdaad een verlengstuk. Het oogt knap, maar de briljante magie vanzijn voorbeelden ontbreekt. Frangoise Ledeboer Expositie: Clair-obscur. Stillevens van Henk Helmantel - Het Rem brandthuis (Jodenbreestraat 4, Am sterdam) t/m 2 april. Geopend maandag tot en met zaterdag van 10 tot 17 uur en op zondag van 13 tot 17 uur Henk Helmantel, Groentestilleven, 1985 Henk Helmantel, Grote roemer en noten, 1981 Henk Helmantel, Stilleven in rode kast, 1978 In zijn Parijse tijd maakte Alphonse Mucha vooral naam als ontwerper var affiches. Alphonse Mucha, productief en veelzijdig Jugendstil-kunstenaar kreeg in Praag een eigen museum, dat veel bezoekers trekt. Op de ach tergrond een van zijn affiches van Sarah Bernhardt. Zijn definitieve doorbraak dankte Mucha aan een toeval. Eind 1894 nam hij een collega waar die de Kerstdagen buiten Parijs wilde doorbrengen. Juist op dat moment plaatste de toen veruit beroemdste actrice ter wereld, Sarah Bernhardt, een spoedopdracht voor een affiche voor haar nieuwe voorstelling. Het resultaat, de poster voor het toneelstuk 'Gismonda', beviel Bernhardt zo goed dat ze Mucha een zesjarig contract aanbood. De serie affiches voor Sarah Bernhardt leverden Mucha we reldfaam op. Binnen de kortste keren had ook de commercie Mucha en zijn stijl ontdekt. De Tsjechische kunstenaar ontwierp de huis stijl voor tal van fameuze mer ken. Van Nestlé (babyvoeding) tot Moët et Chandon (champag ne) vocht men om de gunsten van Mucha. Daarnaast ont wierp hij sieraden voor de be roemde juwelierszaak Fouquet in de Rue Royale voor wie hij ook het complete winkelinteri eur verzorgde. De winkel zelf is later gesloopt, maar het interi eur is tegenwoordig in het Parij se Museum Carnavalet tt bewonderen. Mucha zelf ver klaarde later zich van zijn Parij se jaren weinig anders meer té herinneren dan dat hij voortdu rend uitgeput was. Wie kennij neemt van zijn enorme produc tie, inclusief twee vermaardé handboeken voor de decoratie ve kunsten, zal dat nauwelijks verbazen. Dat Mucha daarnaast nog kans zag een zeer rijk soci aal leven te leiden - hij was een zeer gevraagde gast in de 'sa lons' van vrijwel iedereen die meetelde in het Parijs van dié dagen - is haast een wonder. De artistieke zegetocht bracht Mucha ook naar de Verenigde j Staten, waar hij tussen 1906 en 1921 veel en lang verbleef. Al iri 1904, bij zijn eerste bezoek, pu bliceerde de New York Daily) News een heel supplement ge wijd aan Mucha, volgens de krant niets minder dan 'the gre-, atest decorative artist in the world'. Mucha zelf droomde ondertus-j sen al lang van een minder hec tisch leven en van een project' dat hij uiteindelijk in de laatste jaren van zijn leven gedeeltelijk zou realiseren: een schilderkun dige ode aan de geschiedenis en de politieke Renaissance van de1 overal in Europa onderdrukte; Slavische volkeren. Toen het Habsburgse rijk na de Eerste Wereldoorlog uiteenviel en Tsjechoslowakije geboren werd, kon Mucha zijn geluk niet op. De inmiddels naar zijn va derland teruggekeerde kunste naar werd min of meer de ont-, werper van de huisstijl van het; nieuwe land; Mucha ontwierp de eerste postzegels en bankbi- letten van Tsjechoslowakije. Met het Mucha-Museum doet Tsjechië alsnog recht aan een van zijn grootste zonen, als is het eerbetoon aan de beschei den kant. Het museum is met zijn 500 vierkante meter vloer- oppervlak, inclusief de muse- j umwinkel, te klein om meer dan een fractie van het werk en het genie van Mucha te kunnen to- nen. Maar vergeleken bij de aandacht die Mucha tot voor kort in Praag kreeg, is het in ie der geval een hele vooruitgang, i Hans Gertsen - et Rembrandthuis in Amsterdam is een reeks tentoonstellingen gestart met werk van hedendaagse kunstenaars die aansluiten bij de artistieke traditie en vaardigheden van de Gouden Eeuw. Het museum hoopt daarmee die traditie levend te houden en bij te dragen aan inzichten over de werkwijze van de grote meesters uit die tijd. Als eerste is Henk Helmantel aan de beurt, de kunstenaar die in het Groninger Westeremden sinds jaar en dag in velerlei variaties stillevens van potten, pannen, kannen, glaswerk, eieren en groenten op het doek ?et. Zijn werk is verbazend knap, maar de met zijn beperkte thema gevulde zaal in Het Rembrandthuis blijkt te veel van het goede. „Er kwam eens een groep op bezoek waarvan een mevrouw zei: 'Mijnheer, ik kan hier eigenlijk niet tegen; dit staat volledig buiten de werkelijkheid. Hier wordt een wereld gepresenteerd die niet bestaat'." Met deze anekdote begint het interview met Helmantel van Hans van Seventer in een monografie uit 1998. De kunstenaar motiveerde zich aldus: „Ik heb tegen haar gezegd dat er allerlei mensen zijn in de wereld die ook allemaal hun eigen taak hebben. Ik zie het als mijn taak om op mijn manier mijn vak uit te oefenen. Dat is ook weer een stuk van die totale werkelijkheid. Wat ik in beeld breng staat niet buiten de werkelijkheid maar vormt er een onderdeel van." Dat klopt, de voorwerpen die Helmantel fascineren, verzint hij nooit zelf maar put hij vooral uit de nostalgie opwekkende keukeninventarissen uit vroeger dagen. Hij arrangeert ze tot composities waarin hij zijn eigen, inderdaad met bestaande werkelijkheid schept: een visuele wereld vol harmonie, fraaie lichtval en schitterende kleuren. De kunstenaar hoopt dat mensen zich daar goed bij voelen en er 'in slechte omstandigheden misschien toch hun voordeel mee kunnen doen'. Dat voordeel zou er uit kunnen bestaan dat Helmantel de boze buitenwereld in zijn werk volstrekt buitensluit en zelfs van een dood vogeltje een wonder der natuur maakt. Wie van kunst houdt die geen reflectie is van maatschappelijke of innerlijke turbulenties en voor figuratief vakmanschap valt, vindt in zijn stillevens dan ook alles van zijn gading. Na een dagje stressen thuis een Helmantel boven de bank aantreffen, is een behoefte Op de overzichtstentoonstelling van de Oostenrijkse kunstenaar Arnulf Rainer in het Stedelijk Museum is een zaal hele maal gevuld met bewerkte zelfportretten van Rembrandt. De kunstenaar transfor meerde zwart-wit foto's van deze portretten begin jaren tachtig met blauw oliekrijt tot nieuwe werken die hun expressiviteit mede danken aan de kracht van het origineel. Rainer (1929) heeft een groot oeuvre op zijn naam staanmaar de mooiste werken op de ze expositie vallen in deze categorie van voor eigen artistieke doeleinden gebruikte originelen. Op de eerste verdieping van het Stedelijk, inclusief de erezaal, worden in totaal twee honderd werken in een opvallende variatie aan technieken gepresenteerd. Bij Rainer is de keus voor een bepaalde techniek altij d in de roos. Voor Sonne und Wolken uit 1957 ge bruikte hij bijvoorbeeld potlood op papier voor de realisering van een blad van trans parante, simpele schoonheid. Had hij Oost- indische inkt gekozen, zoals hij voor Blume uit hetzelfde jaar deed, was het effect vast ook mooi geweest. Wie Rainers zon en wol ken ziet, voelt echter dat zijn keus voor pot lood ook dit keer onontkoombaar de enig juiste is geweest. „Het is in hoge mate atelierkunst, de schil derkunst van Arnulf Rainer: de kunst van een schilder die zichzelf afsluit, haast ver borgen houdt; schilderkunst in eenzaam heid, in beslag genomen door het atelier, contemplatief, onverstoorbaar", typeert Stedelijk Museum-directeur Rudi Fuchs Rainers zeggingskracht in de catalogus. Naast de verstilling die Rainer uitstraalt, weten zijn werken echter ook een veelheid aan emoties op te wekken. De Oostenrijker ontleent een deel van zijn faam aan het be werken van foto's van dodenmaskers. Wie bijvoorbeeld het met oliekrijt bewerkte in geteerde gezicht van de componist Anton Bruckner uit 1977/78 ziet, kan niet anders dan huiveren over de vreselijke doodsstrijd die veel stervelingen moeten doormaken. De bewerkte foto's waarop Rainer zichzelf in allerlei poses afbeeldde, verontrusten op weer andere wijze: ze geven het gevoel dat de kunstenaar niet voor niets zijn zwarte kant bloot geeft en zijn publiek met een vi suele mokerslag op de eigen diepste diepten wil wijzen. Als belangrijkste kunstenaar in het naoor logse Oostenrijk past Rainer in de lange ba- rok-expressionistische traditie in de kunst van zijn land. Gefascineerd door ascese en mystiek trok hij zich tussen 1953 en 1959 uit het openbare leven terug en maakte een reeks 'Uebermahlungen', overgeschilderde werken van collega's die daarvoor doeken ter beschikking stelden. Het zijn schilderij en met zoveel variaties in de grote kleur vlakken dat ze het oog steeds blijven fasci neren door hun expressieve gelaagdheid. In de jaren zestig vond hij inspiratie in teke ningen van psychiatrische patiënten uit de periode van voor 1945, toen de emoties van geesteszieken nog niet werden 'platgespo- ten' met psychofarmaca. In deze jaren kwa men Rainers figuratief-hallucinerende te keningen tot stand. Op zoek naar verloren vormen van communicatie ging hij in 1968 met zijn collega's Ernst Fuchs en Friedrich Hundertwasser experimenteren met ge- zichts- en lichaamsbeschilderingen. Vanaf het midden van de jaren tachtig hield Rainer zich bovendien bezig met het verza melen en bewerken van negentiende-eeuw- se boeken en prenten. Frangoise Ledeboer Expositie: Arnulf Rainer - Stedelijk Museum (Paulus Potterstraat 13, Amsterdam) t/m 2 april. Geopend dagelijks van 11 tot 17 uur. Catalogus (Nai Uitgevers/Publishers) f 69,50. Inrichting van de expositie Arnulf Rainer in het Amsterdamse Stedelijk. fotoCeesZorn vrijdag 11 februari 2000

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 14