Architect bouwt niet voor zichzelf 'Zuver' Zeeuws overleeft alleen op papier PZC f/ buitengebied w Geschreven Walchers woensdag 9 februari 2000 door Richard Hoving Het lijkt dé ideale opdracht. Een architect die zijn eigen woning ontwerpt. Niet gehinderd door een opdrachtgever heeft hij volop de ruimte. De werkelijkheid is anders. Weinig architecten bouwen voor zichzelf. Volgens ArchiNed, de Nederlandse internetsite over architectuur, waagt hooguit één procent zich aan een eigen woning. „Iedere architect krijgt de vraag tot vervelens toe gesteld: 'Heb je ook een huis voor jezelf gebouwd?' Negenennegentig procent van de architecten zal daar ontkennend op antwoorden en zich vervolgens in allerlei bochten moeten wringen om deze voor het algemene publiek zo merkwaardige lacune in het oeuvre te verklaren." In het onlangs verschenen boek "Het huis van de architect' worden verschillende verklaringen gegeven voor het ontlopen van dé ideale opdracht. Volgens kunsthistoricus Jos Smit kan een architect in de praktijk zelden zijn gang gaan. „Beperkingen zijn er vrijwel altijd, vaak samenhangend met de beschikbare financiën, de ligging en vorm van het perceel of wettelijke voorschriften." Smit analyseert in 'Het huis van de architect' 45 zelfontwerpen uit de periode 1850-1965 en zet de mogelijke bijbedoelingen („Sommige architecten willen gewoon een comfortabel onderdak.") van de architecten uiteen. Een mogelijkheid is dat de eigen woning als visitekaartje dient. ..Bewust zo bedoeld of niet. De architect weet dat zijn eigen huis beoordeeld kan worden als de meest briljante uitdrukking van zijn bouwkundige opvattingen. Niet iedereen kan met deze druk omgaan en ziet daarom af van een eigen ontwerp. De Zwitserse architect Le Corbusier (1887-1965 besloot volgens Smit om bedrijfseconomische reden een eigen huis te ontwerpen. „Corbusier had het erg naar zijn zin in zijn oude, met hebbedingetjes volgestouwde woning in Parijs. Toch bouwde hij maar iets nieuws voor zichzelf, omdat dat beter is voor de klandizie." Het architectenhuis biedt volgens Smit een uitgelezen mogelijkheid om te experimenteren. Hij verwijst naar het huis dat Jan Benthem in Almere heeft laten bouwen. „De bestaansrecht van het 'hardglazen' huis is het experiment met materialen, Architect Jovita Doriga ontwierp haar eigen huis in Bergen op Zoom: „Het leek me lastig in een woning te leven, waar de handtekening van een ander onder stond." technieken en een minimum- leefprogramma." De Finse architect Alvar Aalto (1898-1976) bouwde in de jaren vijftig een zomerhuis waarin hij verschillende materialen toepaste. „Zo kon hi] in de praktijk zowel de kwaliteit als het esthetische effect beoordelen van verschillende elementen", aldus de kunsthistoricus. Uitgelezen Smit noemt het eigen huis ook een uitgelezen kans om duidelijk te maken wat de architect nu écht belangrijk vindt. Dit kan zijn een theorie, de eigen persoonlijkheid of een bron van blijvende inspiratie. „Veelal is sprake van een manifest in de zin van 'laten zien hoe je zou willen bouwen als je de kans krijgt'." ARCHITECTUUR 1 I Jos Jobse is één van de weinige Zeeuwse architecten die in een eigen huis woont. In 1975 heeft hij aan de Van Kleffenslaan in Middelburg een vrijstaande woning met een opvallend puntig dak ontworpen. Een deel van het huis bevindt zich beneden het maaiveld. „Binnen een uur stond het op papier", zegt Jobse. Van beperkingen door wettelijke voorschriften staat Jobse vijfentwintig later niets meer van bijDe Middelburger kent nauwelijks collega's in Zeeland die een eigen woning hebben ontworpen. Na enig nadenken komt hi] met de naam Levien de Putter. „Maar die is volgens mij alweer verhuisd. "Jobse heeft geen Het door architect Jos Jobse ontworpen eigen huis, van buiten en van binnen: „Het ontwerp stond binnen een uur op papier." verklaring voor de angst van foto's Dirk-Jan Gjeltema collega-architecten om een eigen woning te bouwen. „Ik begrijp dat niet. Natuurlijk zegt een eigen huis iets over mijn manier van werken. Maar dat geldt voor alles v wat ik heb gedaan." Jovita Dorigo woont sinds 1993 in een eigen woning op de Bergse Plaat aan de rand van Bergen op Zoom. Het ontwerp maakte ze aan het begin van haar carrière. De woning, waarin wonen en werken worden gecombineerd, is opgetrokken uit witte betonsteen en heeft twee kunststoffen zadeldaken die in een punt uiteenlopen. Dorigo besloot min of meer noodgedwongen om een eigen huis te ontwerpen. Samen met haar man ging ze op zoek naar een modern onderkomen in Bergen op Zoom. De twee vonden niet wat ze zochten. „Het leek mij ook erg lastig om in een woning te leven waar iemand anders zijn handtekening op stond." Het ontwerpen van een eigen woning was geen eenvoudig karwei, zegt Dorigo terugkijkend. Het ontbreken van een opdrachtgever vond ze een nadeel. „Ik miste een tegenspeler." Dorigo vindt het niet vreemd dat maar weinig architecten in een eigen woningontwerpen. „Vergelijkhet met een bakker. Die bakt in zijn vrije tijd ook geen appeltaart." Het huis van de architect is een uitgave van het Cuypersgenootschap, ISSN 0924-4328 of 'mie' (ons gaè aoltied bie de fiets naè 't werk). Storen dialectsprekers zich zelden of nooit aan vernederlandst dialectgebruik in de spreektaal, commentaar op geschreven Zeeuws dat 'niet klopt' is aan de orde van de dag. Auteurs worden er niet zelden op gewezen dat het Zeeuws bijvoorbeeld een eigen woord heeft voor verrekijker ('toetrokker'), dat 'guus' beter Zeeuws is dan 'kinders', dat 'beter dan' een hollandisme is voor 'beter as' en dat Westkappel vooral geschreven moet worden als Wasschappel' (of zelfs 'Wasschaffel'). Die reacties hebben een zekere invloed op de pennenvruchten van auteurs. Ze dragen bij aan purisme waarbij woorden afgewezen worden omdat ze lijken op woorden uit het Nederlands, de dominante taal. Een Zeeuws auteur zal bijvoorbeeld vaker 'uutduusse' of 'uutduë' kiezen dan 'uutlegge' of '-leie', alleen maar vanwege het feit dat 'uutlegge' nogal op het Nederlands lijkt. In feite hebben we hier te maken met het ontstaan van een verdediging tegen een te grote invloed van het Nederlands (en in mindere mate het Engels) op de dialecten en tegen het verdwijnen van de dialecten in het algemeen. Een verdediging die weliswaar op gang gebracht wordt door streektaalschrijvers, maar verder aangewakkerd wordt door oplettende lezers. De sprekers zelf nemen dus, onbewust, maatregelen die wat tegenwicht moeten bieden aan het van oudsher ontbreken van onderwijs in de streektaal. In haar boek Taaltrots schrijft taalkundige Nicoline van der Sijs: 'Onderwijs in minderheidstalen (Fries, Catalaans, Bretons) bestaat pas sinds kort:, en lang niet overal Dialecten worden op school meestal niet geleerd: ze zijn niet genormeerd en er zijn dus ook geen leermiddelen. Daardoor lopen sommige dialecten - misschien op termijn wel alle! - gevaar te verdwijnen. Dat kan alleen tegengehouden door de invloed van de standaardtaal te weerstaan, en dat kan alleen als de wil daartoe aanwezig is, als men trots is op zijn dialect en het doorgeeft aan zijn kinderen'. De wil om de invloed van de standaardtaal te weerstaan, lijkt in Zeeland gezien de conserverende houding van veel dialectschrijvers en -lezers wel aanwezig. Met de trots op de taal van de streek lijkt het hier, gezien de grote belangstelling voor allerlei cultuuruitingen in het Zeeuws, ook wel goed te zitten. Maar doorgeven aan de kinderen is een heel ander verhaal... Literatuur: Harrie Scholtmeijer, Naast het Nederlands, Amsterdam (Uitgeverij Contact 1999 Nicoline van der Sijs (redactie), Taaltrots. Purisme in een veertigtal talen, Amsterdam (Uitgeverij Contact), 1999 Agenda Zondag 13 februari is er een Zeeuwse middag in De Jeugdhoeve in 's Heerenhoek. Optredens van het Westkappels Kwartet, verhalen van Adrie Quaak en liedjes van Engel Reinhoudt. Verloting van Zeeuwse producten. Opbrengst voor Wilhelminafonds. Aanvang 14.30 uur. Kaarten a 12, 50 zijn te reserveren via telefoonnummer (0113) 35 13 17. Reacties op deze rubriek zijn welkom. Indien u wilt reage ren, of wanneer u een tip voor ons heeft, kunt u schrij ven of faxen naar de PZC, Postbus 18, 4380 AA Vlissin- gen, fax 0118-470102, onder vermelding van streektaal. door Marco Evenhuis Pak een willekeurige Zeeuwse tekst en vergelijk de geschreven taal met gesproken Zeeuws. Negen van de tien keer is het geschreven Zeeuws een stuk conservatiever dan de spreektaal. Oude woordendie in het dagelij ks spraakgebruik zo goed als uitgestorven zijn, typisch Zeeuwse zinsbouw, oude werkwoordsvervoegingen en ga zo maar door. Soms worden zelfs Zeeuwse begrippen verzonnen voor zaken waar zelfs het Nederlands voor uit het Engels moet lenen. Alles wijst er op, dat naast het gesproken Zeeuws afwijkende, geschreven varianten ontstaan. Uit de tientallen Zeeuwse dialecten ontwikkelen zich hoe langer hoe meer Zeeuwse schrijftaaltjes. Dialectoloog Harrie Scholtmeijer schrijft in zijn boekje Naast het Nederlands dat het om een ontwikkeling gaat, die bij veel streektalen en dialecten plaatsvindt: hoe meer het belang van een taalvariant als spreektaal afneemt, hoe duidelijker de geschreven variant zich ontwikkelt als alternatief domein voor de liefhebber. Hoe minder gelegenheden er zijn om dialect te spreken, hoe meer behoefte er ontstaat aan lezen en schrijven in dialect. Dat dan bij het schrijven geprobeerd wordt zo 'zuiver' mogelijk dialect te gebruiken, geeft aan dat dialectsprekers zich bijzonder bewust zijn van de vernederlandsing van hun spreektaal. Een vernederlandsing die blijkbaar betreurd wordt en waar een tegenwicht voor gezocht wordt in een soms wat overdreven ouderwetse schrijftaal (én een al te precieze en daardoor onleesbare spelling). Ook in het Zeeuws wordt hoe langer hoe meer gelezen én geschreven. In de zeven nummers die sinds begin 1998 van het Zeeuwstalige tijdschrift Noe verschenen, publiceerden ruim tachtig auteurs. In andere uitgaven als boeken, tijdschriften, kranten en publicaties als het ledenorgaan Nehalennia van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek verschenen verhalen, artikelen en gedichten in het Zeeuws van nog eens enkele tientallen auteurs. Verder weg Wie de proef op de som neemt, ziet duidelijk dat het geschreven Zeeuws steeds verder van het gesproken Zeeuws af komt te staan. Niet alleen omdat het geschreven Zeeuws verzeeuwst, maar ook omdat het gesproken Zeeuws steeds sneller vernederlandst. In het dialectenprogramma van Omroep Zeeland (iedere zaterdag tussen 12 en 13 uur) wordt regelmatig aandacht besteed aan Zeeuwse verhalen. Schrijvers dragen er voor uit eigen werk. Tijdens de spontane gesprekken die eraan voorafgaan, hoor je nogal eens aanpassingen in dexichting van het Nederlands: 'ma' (maar) voor 'mae', 'ja' of 'jao' voor 'jae', 'wij' of 'wai' voor 'ons' of 'wilder', 'zegge' en 'legge' voor 'zeie' en 'leie', 'ebbe' (hebben) voor en ga zo maar door. Wanneer er uit eigen werk wordt voorgelezen, zijn die verschijnselen zeer zeldzaam of afwezig. Andersom komt overigens ook voor, zij het veel minder: tijdens vrije gesprekken hoor je nogal eens zaken als de verbindingsletters r of s in plaats van een 1 (ik dat wè-r 's gedae; ie is vee-s te benauwd) of het 'Engelse' 'bie' in plaats van 'mee' foto Ruben O reel De volgende passage laat een mooi voorbeeld van geschreven Zeeuws (Walchers in dit geval) zien. Waarschijnlijk spreekt niemand exact zoals er hier geschreven wordt, de auteur zelf incluis. De schrijver, Jan Zwemer, speelt bewust met wat oudere Walcherse woorden, typische zinsconstructies en andere zaken die in het actieve spraakgebruik steeds zeldzamer worden. Ie dee gêên tied om op de bus te wachten en vloog om dóód nè de bosrand zonder dat 'n een stikje van de kaes dust neme. Stel je voor dat 't deu den 'elt zou breke of in z'n gehéél nè benee zou klisse. Ie ao trouwens naebie 'êêl z'n schuuve nöódig om 't geval op z'n plekke te 'ouwen en daer kreeg 'n glad een droge strot van. "Vanaevend mèr een borreltje", docht 'n. "Da's lekker bie die kaes ook, en dan zurge dat die Vlaemse Gaoie van twéé deuren verder me nie ziet, anders raek ik 'êêl den aevend nie van z'n gezêêver af, en van m'n kaes vee te schielijk". Om van z'n buurman af te wezen, ree de kraoie nog een paer bomen verder 't bos in en parkeerde z'n eige mee kaes en aol in een olm mee een gróót gat. "Ze 'ebbe mien nie zó gauw bie m'n staert", méénde 'n. "As t'rwat opdoet, bin 'k as de foeter nè binnen!" Uit: Jan Zwemer, De sprookjes van Moedertje Jans en de faobels van Jodocus, Vlissingen 1992.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 28