Een draadje
per dag is een
mouw per jaar
Als ik het ergens niet mee eens ben, stap ik op
Een halve eeuw damrubrieken van Leo Anderson
PZC sport 3
vrijdag 4 februari 2000
rC"
Zijn eerste rubrieken schreef hij in Goes. Later maakte hij ze in
Kapelle, daarna weer in Goes en nu in Middelburg of Goes. Het
moeten er inmiddels meer dan 2500 zijn. Leo Anderson, 80 jaar maar
nog zo kras als een jong ventje, gaat binnenkort aan zijn 51e jaar als
auteur de damrubriek van de PZC' beginnen. In al die tijd heeft hij
geen week verzaakt. Zijn bijdrage bleef desondanks een constant
hoog niveau houden.
eo Anderson heeft het zelf
Jnooit willen zeggen. Bij een
verkiezing riepen de leden van de
dambond zijn rubriek uit tot een
van de beste vijf uit de Neder
landse dagbladen. Zijn stijl is fraai, het
betoog is helder, de thematiek is gevari
eerd en van zijn analyses kan menig erva
ren dammer nog wat leren. De vlag heeft
hij voor dat huldeblijk nooit uitgestoken,
zijn hoofd heeft om die reden nooit in de
wolken vertoefd. Alles is relatief, weet
Anderson. „Tussen een schouderklopje en
een schop onder je kont zit maar ander
halve meter, zei iemand laatst tegen mij.
En dat is natuurlijk helemaal waar."
Hij zegt het in zijn praatstoel met uitzicht
op het Kanaal door Walcheren. Daar, aan
de Blauwedijk, of bij zijn vriendi n in Goes
Nieuw-west, verzint hij zijn nieuwe dam
rubriek en werkt hij ze uit. Week-in-
week-uit, maar nog steeds met het groot
ste plezier.
„Ik heb wel eens aangekondigd dat ik er
mee ging stoppen. 'Maar wat moet je
dan?', vroeg mijn vriendin. En het is waar.
Dammen beheerst nogsteeds mijn leven.
De een gaat schaapjes tellen als hij niet
kan slapen. Ik ga over mijn damrubriek
nadenken. En als me iets te binnen schiet,
schrijf ik het meteen op."
Bijna dat heleleven is hij met dammen be
zig. Anderson werd geboren in Goes,
maar verhuisde al snel naar Almelo. Van
een oom leerde hij er dammen. In de crisis
jaren was hij een jaar aan een stuk dag-in-
dag-uit met zijn sport bezig. Omdat er
toch geen werk was en hij helemaal be
vangen was door het spelletje.dat op hal
ma leek', maar veel meer in zich had.
Aan het begin van de Tweede Wereldoor
log oorlog keerde hij naar Zeeland terug.
Anderson verhuisde naar Goes. Later
verkaste hij naar Kapelle en keerde weet
terug naar Goes.
Handelsmerk
Na de dood van zijn vrouw verhuisde hij
naar Middelburg. Het niveau in de pro
vincie van zijn geboorte was minder hoog
dan in Overijssel. Twaalf keer werd An
derson - vader van vier dochters - Zeeuws
kampioen en dat beschouwt hij nog steeds
als zijn handelsmerk. Niemand deed het
hem ooit na, alhoewel Johnny de Leeuw
met negen titels nu aardig in de buurt
komt.
Opmerkelijk is dat hij zijn hoge niveau zo
lang vast kon houden. Drie keer, verspreid
overeen periode van ruim 25 jaar, plaatste
hij zich bij de twaalf spelers die om het na
tionaal kampioenschap mochten dam
men. in 1944,1956 en 1971. „He* dammen
heeft me jong gehouden", weet Anderson.
„Je moet geestelijk in training blijven.
Dat zorgt ervoor dat je ook lichamelijk
sterk blijft."
Hij praat over zijn fascinatie voor het
spel. Over de heldere logica die hij erin
ontdekt En over de duizend-en-een mo
gelijkheden die in elke stelling verborgen
zitten. „Het spel is sterker dan de speler",
zegt Anderson. „Hoe langer je het doet,
hoe moeilijker het wordt. Je kunt nog zul
ke fraaie dingen uitvlooien, achteraf zie je
altijd weer dat het ook anders gekund
had. Dat je dit of dat nog had kunnen pro
beren. Soms krijg ik damproblemen opge
stuurd van mensen uit het land. Ik blijf me
verbazen. Hoe is het mogelijk dat dat ook
kan, denk ik regelmatig als ik met die pro
blemen bezig ben."
Het onherroepelijke van het spel vind hij
ook zo mooi. Hij begeeft zich op glad ijs,
dat beseft hijmaar toch wil Anderson het
even zeggen, „Bij het damspel moet je
dingen doen waaraan niet valt te ontko
men. Er is slagdwang. Bij schaken hoeft
dat niet. Bij dat spel kun je ook altijd din
gen corrigeren, al kost dat tempo. Een
damsteen die je verschuift kun je niet
meer terugzetten."
Zakelijker
In de loop der jaren veranderde Anderson
weinig aan zijn rubriek. „Ik denk dat ik
zakelijker ben geworden. Ik heb niet zo
veel behoefte meer om allerlei wijsheden
te spuien, maar concentreer me helemaal
op de materie. Het spel is belangrijker dan
de speler. Na afloop van een partij hoor je
mensen zich nogal eens beklagen over dit
of dat, zonder waardering op te kunnen
brengen voor de prestatie van de tegen
stander. In 1991 verloor ik in een
blindsimultaan van Ton Sijbrands door
een prachtige slagzet. Als je zo verliest is
het volgens mij niet erg."
Hij typt zijn geesteskinderen nog altijd
uit, al is het tegenwoordig op een elek
trisch apparaat. De grafieken maakt hij
met behulp van een stempel. De positie
van de stenen tekent hij op het plaatje in.
Echte hoogtepunten of dieptepunten
heeft zijn rubriek nooit gekend, vindt An
derson. Voor hem vormen zijn bijdragen
een gelijkmatige stroom, die stuk voor
stuk aan zijn criteria voldoen. „De ru
briek moet net als een partij een composi
tie zijn. Met een kop en een staart. En het
niveau van de sport staat voorop. Ik ben
vaak afhankelijk van dingen die Zeeuwse
clubs en dammers me opsturen. Niet al
tijd kan ik daar gebruik van maken. Ik
moet soms mensen tegen zichzelf in be
Leo Anderson: „De een gaat schaapjes tellen als hij niet kan slapen. Ik ga over mijn damrubriek nadenken. En als me iets te binnen schiet, schrijf ik het meteen op."
foto Willem Mieras
scherming nemen. Daarom kan ik zeggen
dat ik nooit mensen heb neergesabeld of
tekort gedaan heb. Mogelijkheden daar
voor had ik te over."
Actualiteit is ook een van-zijn criteria.
Voor komende vrijdag lag zijn rubriek al
klaar. Die zou over Ton Sijbrands gaan.
„Maar ik denk dat ik toch nog even een
andere maak. Die moet over de Rus Ago-
fonof gaan. Hij is net overleden en is be
kend door een openingsvariant."
Plakboeken
Soms voelt Anderson wel eens de behoef
te om te zien hoe hij het vroeger allemaal
deed. Al zijn bijdragen heeft hij nijver in
plakboeken geplakt. Tot zijn spijt kan hij
niet altijd terugkeren in het verleden. „Ik
werd eens gebeld door Philip Schaap. Hij
is damliefhebber en conservator van de
bibliotheek van de Vrije Universiteit van
Amsterdam. Schaap vertelde dat hij in
een aparte ruimte van de bibliotheek veel
over het Nederlandse dammen had, maar
dat Zeeland een beetje achterbleef. Ik ben
naar Amsterdam gegaan en heb mijn bij
dragen vanaf 1950 tot ergens in de jaren
zeventig afgeleverd. Je gaat niet zo maar
even naar Amsterdam om je werk daar in
te kijken. Ik kan gewoon wel zeggen dat ik
het kwijt ben."
De suggestie dat het hele spulletje wel
licht op CD-rom gezet kan worden, maakt
weinig emoties los. „De spelers van tegen
woordig hebben allemaal computers. Op
elke schijf staan 10.000 partijen, waarop
analyseprogramma's losgelaten kunnen
worden. Ik was laatst bij Daaf Kasse en
die liet me al mijn partijen van de Neder
landse kampioenschappen zien! Dan
drukte hij op een paar knopjes en dan
gaf de computer aan in welke partijen de
zelfde stand ook op het bord gekomen
was."
„Voor mij is dat niets. Ik analyseer zelf,
zonder computer. Ik durf er niet aan te be
ginnen. Als ik alleen was, oké. Maarikben
bang dat ik hele dagen achter die compu
ter zou zitten."
Fascinerend
Ook buiten de provinciegrenzen heeft An
derson een zeker imago opgebouwd. In
een damperiodiek dat op zijn keurig op
geruimde bureautje ligt, prijst een adver
tentie het boek 494 Miniaturen van Ger
hard Bakker aan. Temidden van woorden
van bekende cracks als Frank Drost en
Rob Clerc staat ook de aanprijzing van
Leo Anderson: 'fascinerend'.
Het vervult hem met een zekere trots, al
wil hij die niet aan de grote klok hangen.
Bescheidenheid staat voorop, blijkt uit de
vele dingen die Anderson te berde brengt.
Over die gestage stroom van rubrieken:
„Ach, een draadje per dag maakt een
hemdsmouw in een jaar." En over het feit
dat de partijen van de beste Zeeuwse
dammer nooit de rubriek hebben gehaald:
„Je gaat jezelf natuurlijk niet in je eigen
verhaal aanprijzen."
Tachtig is Leo Anderson nu. Ook tot zijn
eigen schrik. „Toen ik in de zeventig was,
was dat niets bijzonders. Maar ik ben nu
tachtig. Mensen van die leeftijd kom je
niet al te veel tegen." Het is geen reden om
er mee te stoppen. „Zo lang ik voel dat ik
het kan en dat men mijn bijdrage waar
deert, wil ik doorgaan. Als ik ermee stop,
ben ik namelijk meteen helemaal klaar
met mijn hobby. De rubriek is mijn manier
van dammen."
Koen de Vries
Gerald Baars: „Ik ben geen wereldvoetballer, geen Maradona, maar ik heb heel veel ervaring. Overal waar ik speelde, heb ik in de
basis gestaan." foto Charles Strijd
Hij is de zwerver onder de voetballers.
Gerald Baars speelde bij clubs in
Nederland, België. Duitsland en Zwit
serland, voordat hij eind vorig jaar in
Hoek terechtkwam. Hoewel de Rotter
dammer (32) zijn draai nog niet helemaal
heeft gevonden bij de Zeeuws-Vlaamse
zaterdag-hoofdklasser, is hij vastbeslo
ten om er het beste van te maken.
„Bij welke clubs ik allemaal heb ge
speeld? Heb je een kwartiertje?" Hij moet
er zelf om lachen. In zijn appartement in
de Rotterdamse wijk Overschie komt
Gerald Baars na enig rekenwerk tot de
conclusie dat Hoek de vijftiende vereni
ging uit zijn stormachtig verlopen carri
ère is. Het verhaal van een voetballer die
recht voor zijn raap is en, als het even
kan, zijn eigen gang gaat.
„Weet je dat ik eigenlijk helemaal geen
aanvaller ben? Bijna overal heb ik als
middenvelder of verdediger gespeeld.
Toen ik vorig jaar zonder club zat en ik
Hoek belde met de vraag of ze nog een
speler konden gebruiken, kon ik gelijk
meedoen in een oefenduel met HW'24.
De eerste helft speelde ik in de spits, de
tweede helft achter de spitsen. Ik scoorde
één keer en gaf een voorzet waaruit een
penalty voortkwam. Sindsdien denken
ze bij Hoek dat ik een aanvaller ben."
Geen zin
„Dat is grappig, want heel lang geleden,
in de jeugd, ben ik ooit begonnen als aan
valler. Bij Boom stond ik ook in de spits,
en daar zullen ze bij Hoek wel op af zijn
gegaan, vermoed ik. Boom was mijn
laatste club voordat ik naar Hoek ging,
Ik ben tussendoor nog wel even in Duits
land geweest, bij Kleef, maar daar moest
ik alleen maar lopen, lopen, lopen. Ik heb
zelfs nog een vriendschappelijke wed
strijd gespeeld tegen Valencia. Maar
toen de competitie begon, had ik er geen
zinmeer in."
„Op mijn vierde ben ik van Paramaribo,
waar ik ben geboren, verhuisd naar Rot
terdam. Ik heb in de jeugd van Sparta en
Excelsior gespeeld. Daarna volgden
Spartaan'20, ASWH en Heerjansdam,
waar ik Nederlands kampioen bij de za
terdagamateurs ben geworden. En toen
kwam Vlissingen. Het was het eerste jaar
in de eerste divisie, en ik speelde rechts
back. Dat was een leuke tijd, maar erg
rumoerig. Ze hebben dat jaar heel veel
geld opgemaakt. Toen ik op de training
ruzie kreeg met Jan Poortvliet, ben ik
weggegaan en nooit meer teruggeko
men. Ik had veel respect voor Poortvliet,
want hij heeft toch een WK-finale ge
speeld. Maar als hij in de wedstrijd zijn
man liet lopen, keek hij jou daar op aan.
Daar kon ik niet zo goed tegen."
„Via Harry van den Ham, die toen ook bij
Vlissingen speelde, ben ik bij Holland te
rechtgekomen. Vier kampioenschappen
in vijfjaar tijd heb ik er meegemaakt: één
keer in de eerste klass'e en drie keer in de
hoofdklasse. We zijn ook twee keer Ne
derlands kampioen bij de zondagama
teurs geweest. Ik speelde er samen met
jongens als Edwin Grünholz, Gert van
Hanegem en Rob Alflen. Pascal de Bruin
was mijn maatje in de verdediging. Za
terdag kom ik hem weer tegen, want hij
speelt nu bij Spakenburg. De sfeer bij
Holland was zo goed dat niemand weg
wilde. In mijn eerste jaar was Willem van
Hanegem er trainer, en daarna kwam
Gertje Kruys. Allebei toppers."
Akkefietje
„Tussendoor speelde ik nog even voor
Zwarte Leeuw in België, en na Holland
ben ik teruggegaan naar Rotterdam,
naar SMC. Toen Gert Kruys trainer werd
van AGOW, heeft hij mij meegevraagd.
Hij walde power in het team. Het ging
goed, tot ik werd weggestuurd. Ik had
een akkefietje gehad met iemand op de
training. En als ik het ergens niet mee
eens ben, stap ik lekker opIk kon terecht
bij Schoten, waar Pascal Langenhuyzen
en John de Bever - niet mijn beste vriend
- toen speelden. De trainer van Schoten
nam me mee naar Boom, waar ik weer
kampioen ben geworden. Maar dat was
niet zo moeilijk, want Boom speelde pro
vinciaal. O ja, nu ik eraan denk: ik heb
ook nog eens een oefenduel voor FC Ba
sel gespeeld. Dat was niet echt een suc
ces. Ik had het helemaal niet naar mijn
zin in Zwitserland; je zag er geen Surina
mer op straat! Ik was er heel snel weg."
„Bij Hoek is alles in principe goed gere
geld. Maar omdat er veel Belgen spelen
en sommige spelers na de training me
teen de boot moeten halen, is het er min
der gezellig dan het zou kunnen zijn.
Hierdoor krijg je toch automatisch
kliekjesvorming. Het is wel lachen in de
kleedkamer, maar bij Holland bleven we
bijvoorbeeld na de wedstrijd altijd heel
lang hangen in de kantine. Dan gingen
we kaarten met Gert Kruys. Ik zie mezelf
eerlijk gezegd nog niet zitten pokeren
met meneer Vermeulen."
„Ik ken Frans Vermeulen pas kort, dus ik
kan nog geen oordeel over hem geven. Hij
is een trainer die veel van papier werkt.
Jan Rab deed dat ook. Ik heb het eens
meegemaakt dat Rab tien minuten lang
over een bepaalde speler van de tegen
stander stond te praten, en dat een van
ons hem onderbrak en zei: trainer, als je
zo doorgaat krijgen we nog een trauma
van die speler. Ik denk dat tachtig pro
cent van de voetballers niet aandachtig
luistert tijdens de wedstrijdbespreking.
Gert Kruys pakte nooit het bord erbij.
Maar hij was wel ontzettend fanatiek,
zat erbovenop. Daardoor ging je voor
hem door het vuur. Bij Willem van Hane
gem had je dat ook."
Agressief
„Ik ben een echte karakterspeler. Tegen
mijn verlies kan ik niet. Ik speel op
kracht, snelheid, ben agressief, jaag op
de bal. Toen ik tegen Dovo op de bank
zat, miste ik dat bij sommige spelers. Ik
zal geen namen noemen, maar fijn was
het niet. Weet je, ik denk altijd dat ik be
ter ben dan degenen die wel in de basis
staan, ook al weet ik dat het niet zo is. Ik
ben geen wereldvoetballer, geen Mara
dona, maar ik heb heel veel ervaring.
Overal waar ik speelde, heb ik in de basis
gestaan. En ik zit niet zo lang in de auto
om alleen maar op de bank te zitten."
„Aan de andere kant: ik heb negen
maanden niet gespeeld, ben pas nieuw
bij de club, dus het is niet meer dan nor
maal dat ik op de bank begin. Ik ga dan
ook niet zeuren^ant ik wist waar ik aan
begon."
„Ik ben opgegroeid in Rotterdam-West,
dan weet je wel wat overleven is. Ik heb
aan karate gedaan, aan boksen, kick
boksen en atletiek. Nu ben ik begonnen
met tae bo. Feyenoord is mijn club. Nog
even, dan begint de Champions League
weer. Ik heb kaarten voor alle thuiswed
strijden. Ja, ik weet dat Hoek op dins
dagavond traint. Maar als Feyenoord
speelt, zit ik toch echt in de Kuip."
Sven Remijnsen