Onder de terreur van hospita' s Als je vader een vrouw wordt Verraad is in alle mensen TVTp kunst rlA* cultuur Biografie van Max de Jong Sabine van den Berg 12 Biograaf Nico Keuning: „Max de Jong leverde zijn leven lang strijd met de literatuur en de onbereikbare geliefde, en dat gevecht heeft hij in beide gevallen verloren." foto Wiek Natzijl kring rond dichters als C.Buddingh', Chris van Geel en Theo van Baaren. Hij raakte bevriend met onder anderen het (diehters)echtpaar Leo en Tineke Vroman, van wie de laatste onder de naam Georgine Sanders de poëziecyclus 'Het onvoltooid verleden' (1990) aan Max de Jong wijdde. In de Tweede Wereldoorlog dook De Jong, zoon van een joodse moeder, onder bij Leo Vromans ouders in Gouda. In het najaar van 1944 kwam hij in Amsterdam terecht, waar hij tot zijn dood op diverse adressen woont. De Jong leefde zijn leven lang onder de 'terreur' van hospita's. Keuning: „Zijn moeder noemde hij 'mijn eerste hospita'. Hij voelde zich voortdurend getergd door zijn hospita's met hun radiolawaai en loeiende stofzuigers. Alles wat hem afleidde, noemde hij trouwens radiolawaai. Hij was een drammerige, cynische figuur. Niks, niemand deugde. Hij had altijd last van mensen. Altijd het tinnef om je heen, zei hij. En die ergernis was tegelijk een deel van zijn inspiratie." „Hij was voortdurend op zoek naar 'een stille bovenkamer'. Dat was dubbelzinnig. Want hij had altijd hoofdpijn. 'Dodelijke hoofdpijn' schreef hij. 'Die bovenkamer is één gistende pot.' Hij wist niet waar die pijn doorkwam. Hij leefde ook wel héél ongezond. Als hij op zijn kamer een boek onder zijn bed vandaan pakte, krulde meteen een hele laag stof mee." „Hij had een baantje voor halve dagen als corrector bij de Wereldbibliotheek om daarnaast tijd te hebben voor het wezenlijke werk, het schrijven. Later kon hij dat correctiewerk thuis doen. Maar hij had een slechte zelfdiscipline." Hij zat vaak in eetcafé De Nieuwe Biekorfdat vlak na zijn dood is opgeheven. Dat etablissement werd voornamelijk bezocht door studenten, journalisten, halve en gemankeerde artiesten, aankomende kunstenaars en schrijvers, onder wie de gebroeders Van het Reve, Corneille, Karei Appel en Hanny Michaëlis. De laatste vond De Jong een aartsquerulant, die 'uit God weet uit welk principe van burgermansverachting nooit anders dan met een lepel at, wat er ook op zijn bord lag'. Gerard (toen nog Simon van het Reve noemde De Jong, die was geboren op 25 december, gekscherend 'de nieuwe Jezus'. De Jong liep ook geregeld W.F.Hermans tegen het lijf. Reve en Hermans - ze waren een obsessie voor De Jong, omdat zij als schrijver al vroeg succes hadden. Hermans met 'De tranen der acacia's' en Reve met 'De avonden'. „De Jong had de pech dat hij zich tussen jongens bewoog die lange tijd de Nederlandse literatuur zouden gaan bepalen. Die Reve was ook knettergek, die liep in het openbaar maar gekke bekken te trekken en van alles te roepen. In 'De avonden' komt Max niet voor, maar ik denk dat als Reve zijn boek enkele jaren later had geschreven, dat wel het geval zou zijn geweest." Nico de Boer Nico KeuningAltijd het tinnef om je heen, een biografie van Max de Jong - Uitgeverij Bas Lubberhuizen, 260 pag.. f39,90. Het boek ver schijnt vandaag (vrijdag). en miskend genie is de jonggestorven dichter Max de Jong genoemd. Schrijvervan een dagboek dat een literair monument is, maar waarvan de publicatie tot op de dag van vandaag door de familie wordt gedwarsboomd. Een zonderling was hij. 0Een dodelijk eenzame kamerbewoner, verliefd op vier zusjes die hij als een stalker avant la Jlettre achtervolgde. Nico Keuning schreef de biografie van dit enfant terrible. Ze publiceerde de afgelopen tien jaar vijf dichtbundels, een roman en twee novellen; voor Gerry van der Linden geen geringe hoeveelheid, omdat haar boeken doen vermoeden dat ze ieder woord heeft gewikt en gewogen. Ook in haar nieuw ste novelle Dolk lijkt op sommi ge momenten het spel met de taal op de voorgrond te staan. De lezers hoeven dan ook niet te verwachten dat ze ooiteen lijvi ge roman publiceert. „Ik wil in mijn werk vooral de dingen die in mijn hoofd zitten zichtbaar maken", vertelt Van der Linden in de werkkamer van haar wo ning in hartje Amsterdam. „Die krijgen tijdens het schrijven steeds meer gestalte. Je hebt ook schrijvers die gebruik maken van een duidelijk plan of sche ma. Maar zo werk ik niet. Bij mij gaat het om de kern te pakken te krijgen van wat ik wil zeggen. In Dolk heb ik het thema 'verraad' uit willen werken. Alle persona ges krijgen daarmee te maken." De relatie tussen Gerry van den Linden en de Nederlandse lite raire wereld is bijzonder. Ze de buteerde in 'Gedicht' uit 1975, 'het driemaandelijks tijdschrift onder redactie van Remco Cam- pert'. Van der Linden was 22 jaar toen ze werd 'ontdekt'. „Ik geloof dat mijn toenmalige vriend die gedichten naar dat tijdschrift had gestuurd", ver telt ze. „Ik weet het niet meer precies, maar volgens mij wilde ik in die tijd helemaal niet pu bliceren. Maar ik kreeg toen een briefje van Campert dat hij die gedichten op wilde nemen. En dat was een grote verrassing." Driejaar daarna verscheen haar eerste bundel, onder de titel De aantekening. „Ik zie die bundel nu heel duidelijk als het werk van een debutant, alhoewel de gedichten van toen al mijn blauwdruk in zich hebben. Mijn eigen, lyrische stijl is in die bun del al een beetje aanwezig. Heel anders dan mijn tweede bundel uit 1990, die veel geslotener is Zaten er dus maar liefst twaalf jaar tussen de eerste en de twee de bundel? „Ja. Dat kwam door de omstandigheden. Ik debu teerde eigenlijk op een veel te jonge leeftijd. In 1978 was ik nog maar een meisje, had heel ambivalente gevoelens ten op zichtevan mijn debuut. Ik vond het natuurlijk heel bijzonder om gedichten te publiceren, maar daarnaast vond ik het ook heel eng. Ik had te maken met het schrikbeeld dat ik de rest van mijn leven gedichten zou moeten schrijven. Dat zorgde voor een grote druk. Ik wilde he lemaal niet alleen maar achter een tafel zitten om te schrijven, ik wilde de wereld bekijken. En dat heb ik toen gedaan. Eigen lijk ben ik weggevlucht." Op haar 2 6ste pakte ze het vlieg tuig naar de Verenigde Staten, met op zak veertig dollar. „Soms doe je precies het tegenoverge stelde van wat je eigenlijk zou moeten doen." In San Francisco ging ze werken in een restaurant en belandde ze in de literaire kringen. „Ik deed vertaalwerk en hield zo nu en dan een lezing. Tijdens de naweeën van de Beat-generation. Ik hoorde er overigens niet bij hoor, maar het was allemaal wel lekker totaal anders. De dichter Bert Schier- beek heeft wel eens tegen m ij ge zegd: ach meisje, je was in die tijd gewoon bezig te leven." ..Als ik verstandig was geweest, ax de Jong was een gekke, moeilijke jongen. Hij was nog gekker dan Jan Arends, zei iemand die het werk van de laatste goed kent." De dichter Max de Jong (1917-1951), over wie de uit Heiloo afkomstige publicist Nico Keuning de biografie Altijd het tinnef om je heen heeft geschreven, is in meer opzichten verwant met de 'gekke' dichter-schrijver Jan Arends. Beiden waren zonderlinge figuren, vrijgezellen op smoezelige kamers, die altijd problemen hadden met hun hospita. Ze waren poètes maudits, verdoemde dichters, wier werk pas na him dood de erkenning kreeg die het verdient. Arends, die regelmatig in een inrichting verbleef, pleegde op 48-jarige leeftijd zelfmoord door met zijn hoofd naar beneden uit het raam van zijn kamer te springen. De Jong stierf niet minder tragisch, op 33-jarige leeftijd m een Amsterdams ziekenhuis aan een verwaarloosde tuberculeuze herseninfectie. waarbij volgens zijn biograaf Nico Keuning de betrokken medici niet vrijuit gingen. Publicist Hans van Straten karakteriseerde zijn jeugdvriend als 'een van de wonderlijkste mensen die in de jaren na de bevrijding in Amsterdam rondliepen' en 'vrijwel constant op de rand van suïcide leefde'. Max de Jong voerde in zijn leven een onophoudelijk gevecht met 'de muze en het meisje'. Nico Keuning: „Zijn levenlang leverde hij strijd met de literatuur en de onbereikbare geliefde, en dat gevecht heeft hij in beide gevallen verloren. Hij was in wezen een heel tragische figuur. Naar zijn idee was hij ook mislukt in het leven. Omdat hij geld moest verdienen, kon hij niet schrijven. Het waren altijd de anderen die hem daarvan afhielden. Zo ervoer hij dat tenminste." Max de Jong is de dichter van 'Heet van de naald', een autobiografische cyclus van 92 kwatrijnen, waarin hij zijn passies beschrijft: "iksimt me op in de grote stad/ en heb hier mi j n kamer/ gemeubileerd met/ boeken boeken boeken boeken'. Niet altijd even mooie poëzie - het lijkt soms wel alsof De Jong zijn poëzie opzettelijk lelijk maakte - maar ze is wel dwingend en soms beklemmend. 'Heet van de naald' geniet in een bescheiden kring van vooral dichters nog altijd hoge waardering. Zo noemde Remco Campert De Jongs poëem laatst nog een van zijn lievelingsgedichten. Er waren ook andere geluiden. Paul Rodenko. dichter en eens toonaangevend literair criticus, had een hekel aan de Gerry van der Linden: „Pas als je er varingen op papier zijn geordend, komt het besef naar boven hoe de dingen in elkaar steken." foto Marcel Israel Max de Jong (1917-1951). 'dweperige' dichter De Jong en de poëzie van dit 'schizod mislukt genie', ofschoon hij na diens dood een stuk milder over hem schreef. Voor Nico Keuning is De Jong nog springlevend. „Hij leeft voort zolang er nog overal roofdrukken, her- en nadrukken van zijn gedichten en bundels verschijnen. Dit in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten die in die jaren toch iets betekend hebben maar nu zijn vergeten. Dat is een mooie paradox. Wat dat betreft is hij te vergelijken met iemand als Hans Lodeizen, wiens poëzie ook voortdurend nieuwe generaties weet aan te spreken. Keuning kwam met het werk van De Jong in'aanraking toen hij studeerde, eerst rechten, later Nederlands. Hij las in de 'Haagse Post' een artikel van schrijver-dichter K. Schippers over de jonggestorven dichter, en raakte in de ban van diens leven en werk. Hij voelde een zekere verwantschap: „Max en zijn geworstel, daar herkende ik veel in. Hij leefde eenzaam en half vervuild op een zolderkamer in Amsterdam. Er was altijd hommeles met de hospita. Als student zat ik zelf ook op kamers in Amsterdam, dus ik kende die wereld wel. In 'Heet van de naald' was het net alsof de dichter tot mij sprak." Keuning schreef een doctoraalscriptie over De Jong om het werk van de veronachtzaamde dichter aan de 'vergetelheid te ontrukken". Na zijn studie volgden vele publicaties die tot een tiental bibliofiele uitgaven van 'nagelaten' en 'gevonden' gedichten leidden. Wijlen de dichter Bert Voeten vroeg hem eens op de man af wanneer zijn biografie van De Jong zou volgen. Die vraag overviel hem, maar gaandeweg rijpte het plan. Max de Jong woonde tot aan zijn zeventiende in Wageningen bij zijn ouders thuis - zijn vader was leraar aan de plaatselijke ambachtsschool - waar het leven, in zijn woorden, 'de hel van de adolescentie' was. Na de HBS ging hij in Utrecht Nederlands studeren. Hij schreef gedichten en publiceerde in 'De Schone Zakdoek', een tijdschrift en een was ik in Nederland gebleven en had ik hard gewerkt aan mijn tweede bundel. En dan was ik daarna heel gestaag bezig ge weest met mijn carrière als schrijfster. Maar ik denk dat ik daar nog niet serieus genoeg voor was. Ik wilde liever wat van de wereld zien, alhoewel ik altijd ben blijven schrijven. Vooral gedichten. Zonder ze te publiceren." Ze hebben eigenlijk allemaal tragi-komische kanten, de per sonages die de novelle Dolk be volken. Centraal staat Nicky; zij wordt omringd door mensen die zich op de een of andere manier door de liefde verraden voelen. Of het nu gaat om een ex-vriend, haar vader of een vriendin, de personages zijn stuk voor stuk op zoek naar de liefde die ze maar niet kunnen geven en krij gen. Van der Linden benadrukt dat ze in Dolk vooral haar eigen inzichten heeft verwerkt. „Pas als je ervaringen op papier zijn geordend, komt het besef naar boven hoe de dingen in elkaar steken. En dat kan alleen als er voldoende afstand is gescha pen. En hoe waarheidsgetrouw kan een boek zijn?" Van het begrip 'autobiografisch proza' moet ze dan ook niets hebben, alhoewel de vader uit Dolk in de werkkamer van Van der Linden aanwezig is - zijn fo to is identiek aan de foto die in de novelle wordt beschreven. „Die vader heeft zeer zeker overeenkomsten met mijn eigen vader. Als schrijver en dochter is het denk ik heel moeilijk om los te komen van je eigen vaderfi guur", reageert ze. „Maar Dolk is niet uit mijn leven gegrepen. De novelle kun je zien als mijn kijk op de werkelijkheid. Ik heb die werkelijkheid zichtbaar willen maken. De hoofdfiguur is mijn alter ego. De novelle gaat in feite over liefhebben en lief gehad worden, en alles wat daar tussenin zit. Daar hoort verraad ook bij. Nicky komt er op een bepaald moment achter dat ie dereen zowel verraadt als verra den wordt. We verraden ande ren omdat we niet alleen willen zijn in ons lot. Zo gaat het nu eenmaal tussen mensen. Wil liam Shakespeare heeft ooit ge schreven: achterdocht is de dolk van de gedachte. Ik denk dat dat de essentie van mijn novelle is." Jacob Moerman Gerry van der Linden: Dolk - Uitge verij Veen, f 24,90. Een meisje van twaalf, overheerst en ge kleineerd door vaderfiguren. Daarover gaan de drie thematisch samenhangende verhalen in De naam van mijn vader, het de buut van Sabine van den Berg. De schrijf ster heeft het in haar puberteit niet gemak kelijk gehad met haar transseksuele vader. „Ik wil het leven van een adolescent in kaart brengen." „Toen ik twaalf was, was mijn vader nog een man. Op mijn zestiende werd hij een vrouw. Dus juist in de periode dat ik een eigen wil begon te krijgen, puber begon te worden, stuitte ik op een verschrikkelijke, mannelij ke mannetjesputter. Want zo profileerde mijn vader zich. Hij was heerszuchtig. Had kolonel-achtige vrienden. Maar met zestien werd hij opeens een bondgenoot en begon nen we te wedijveren, want niet alleen ik werd een vrouw; hij ook." Sabine van den Berg heeft altijd geweten dat ze ooit iets met deze periode in haar le ven moest. Schrijven deed ze altijd al, schrijven doet ze nog en wel zo ongeveer de hele dag. „Ik schrijf dus ik besta." Haar in dringende ervaringen zouden ooit in boek vorm gegoten worden. „Maar daar moest ik dan wel aan toe zijn. Dat was ik nu." Uit het boek: 'Laat hem maar denken dat ik bang ben. Hij voelt zich goed als hij me pest. Het kan me niet schelen. In het begin dacht ik er de hele dag aan. Als ik blau we plekken had, voelde ik ze. Nu niet meer. Van wat er in mijn hoofd omgaat, heeft hij geen idee. Mijn gedachten komt hij niet te weten. Eigenlijk is hij zielig. Hij heeft niemand die hem aan- Sabine van den Berg: „Mijn vader is niet mijn va der: hij is nu een vrouw." foto Daniëla Bilek dacht geeft. Ik heb hem altijd nog. Als ik aardig tegen hem ben, snauwt hij.' Ze had een boeiend feitenverslag kunnen schrijven over haar tienerjaren, maar haar debuut bevat drie fictieve verhalen waarin haar persoonlijke achtergrond en ervarin gen slechts heel ver op de achtergrond een rol spelen. In de schrijnende verhalen in De naam van mijn vader draait het om macht, sadisme, onderdrukking, manipulatie en geestelijke terreur die ouderen uitoefenen op kinderen. In een kraakheldere, welhaast afgekloven stijl schrijft Sabine van den Berg over een meisje van ongeveer 12 jaar, dat in de drie verhalen de hoofdrol speelt. Geen woord teveel, de lezer krijgt de tenen krommende scènes onverbloemd voorge schoteld, nergens de vluchtweg van een stijlbloem of de troost van een beeldspraak. Je kunt de verhalen ook los van elkaar be schouwen, maar terugkerende details wek ken de indruk dat het om één en hetzelfde meisje gaat. „Het ligt voor de hand datje dit boek als een geheel leest. Voor mij is het het zelfde meisje. Het is allemaal zo met elkaar verweven dat je je kunt afvragen wat nou het echte verhaal is. Dat kun je je namelijk altijd afvragen. Ik heb nu vanuit het meisje geschreven." Met nadruk stelt Van den Berg dat haar ver halen niet autobiografisch zijn, maar dui delijk is dat ze wat betreft de onderdruk king van haar hoofdpersoon uit ervaring put. Toch is het boek geen trap na en koes tert ze geen wrok tegen haar vader. Ze is zelfs heel mild. „Als je vanuit de vaderfiguur zou schrijven, krijg je een heel andere waarheid. Ik vind dat er in het algemeen te weinig aandacht is voor mensen uit de directe omgeving van transseksuelen, dat zeker. Maar ik voel me geen slachtoffer. Iedereen is slachtoffer van zijn omgeving. Dat was mijn vader ook. Ik heb dit boek niet uit wrok of woede geschre ven, helemaal niet. Neemt niet weg dat ik een gecompliceerde verhouding heb gehad met mij n vader, en nog steeds wel hebHet is niet mijn vader: het is nu een vrouw. Hoe je het ook wendt of keert, je raakt wel je vader kwijt en krijgt er een onbekend iemand voor terug. In mijn geval juist in een periode, tus sen mijn twaalfde en zestiende, dat je een vader wilt waar je tegenop kunt kijken, een vader met status." „Zij is nu rond de zestig. Ik ben blij dat ze in deze tijd de kans heeft gekregen haar aard te volgen. Honderd jaar geleden had zoiets tot zelfmoord geleid en hadden we nooit gewe ten wat er aan de hand was. Het is mooi dat het in deze tijd kan. Het heeft mij wel mede gevormd natuurlijk. Daar ben ik blij om, want ik heb daar wel mijn thema aan te dan ken." Sabine van den Berg (Leiden 1969) is jour naliste en schrijfster. Ze publiceert met re gelmaat verhalen in het literaire tijdschrift vol vrouwenliteratuur 'Lust Gratie', waarvan ze ook redactielid is. Bovendien schrijft ze in 'Elle Wonen' en 'Villa d'Arte'. Sinds jaar en dag zwoegt ze op eigen werk. .Ik heb eerder boeken geschrevenZe liggen allemaal in een la te verstoffen." Als voor beeld noemt ze een parodie op een science- fictionroman. „Ik denk dat ik die eerdere boeken nodig heb gehad om dit boek te kun nen schrijven." Liever dan van vingeroefeningen spreekt ze over omcirkelende bewegingen. Ze wist dat ze ooit haar grote thema bij de kop moest pakken. „In het science-fiction boek spelen louter Barbie-mannen. Ze hebben geen ge voel. Niet voor niets. Ik was er nog niet aan toe om overgevoelige zaken te schrijven. Nu wel, ik wilde een boek met gevoel en sfeer. Daar was moed voor nodig. Ik moest bij be paalde gevoelens gaan zitten door terug te kruipen in de huid van een kind van twaalf." En het moest fictie zijn, literatuur. „Mijn vader is niet dood, zoals in het eerste ver haal, niet blind, zoals in het tweede en ook geeft hij geen schilderles, zoals de vader in het derde verhaal. Het is niet interessant puur de feiten weer te geven. Ik wilde geen non-fictie boek over mezelf als dochter van een transseksueel. Je moet als schrijver toch proberen de dingen universeel te maken, anders is het niet interessant voor de lezer. Ik wil over universele thema's schrijven als liefde, dood, familieomstandigheden, on derdrukking en eenzaamheid. Ik wil litera tuur schrijven, uitstijgen boven het alle daagse. In dit boek heb ik geprobeerd de gevoelens van het meisje op een helling te zetten en haar gevoel van onderdrukking uit te vergroten." Dat is haar uitstekend gelukt. De verhalen gaan door merg en been. „Rauw, maar dat was ook de bedoeling. Vandaar ook deze stijl. Het is kaal en eenzaam in de wereld van het meisje. Het kind moet in haar eentje zien te roeien met de riemen die het heeft. De stij 1 weerspiegelt dat." Ooit publiceerde Van den Berg in 'Lust Gratie' het verhaal 'Spiegels', dat recht streeks hetzelfde thema behandelt. Vervol gens ontstond, als korte schets, wat uitein delijk het eerste verhaal in haar boek is geworden. Zo sijpelde het thema haar werk binnen. In haar hoofd is ze al met haar vol gende boek bezig. „Ik ben van plan, al klinkt het pretentieus, om he't leven van een ado lescent in kaart te brengen. Dit boek kun je zien als het begin van een trilogie. In deel twee komt dan de zelfstandigheid en 'het af stand nemen van' aan de orde, en in deel drie de acceptatie." Aan haar vader heeft ze haar boek nog niet laten lezen. „Ik heb haar wel voorbereid. Dit is geen trap na, geen wraakactie of zoiets. Ik heb iets positiefs willen doen met iets moei lijks. Ik zou het heel erg vinden wanneer mijn vader een schuldgevoel zou krijgen. Ik hoop dat ze begrijpt dat ik er iets moois van heb willen maken. Het is geen pessimistisch boek, toch? Ik heb er hoop in willen bren gen." Trots laat ze een prachtige zwart-wit foto van haar zoontje Mees, nu acht maanden oud. „Er is te weinig aandacht voor kinde ren. Sla de krant maar open en lees wat er met die wezentjes gebeurt. Het kan allemaal nog veel gruwelijker. Mijn boek is maar een speldenprikje." Theo Hakkert Sabine van den Berg: De naam van mijn vader - Uitgeverij Vassallucci, 128 blz., f29,90 (gebon den). vrijdag 28 januari 2000

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 12