Volluk op en rond het erf Op avontuur in ons eigen kikkerlandje PZC Grenslinde heeft veel bewoners buitengebied TER PLEKKE 30 woensdag 19 januari 2000 4fl$r door Gerard W. Smallegange Tegenwoordig is het eenzaam op het erf een boer bewerkt 80 ha akkerland op z'n eentje. Z'n vrouw heeft een baan in de stad Samen komen ze zo'n beetje rond. Al verloedert bij velen het erf en de gebouwen ieder jaar wel weer een beetje. Maar ja, wat wil je, 't is geen vetpot... Vroeger was het dat soms ook niet, maar er was wel veel reuring op het erf. Die 80 ha vroegen om een groot erf, forse schuren, veel personeel, veel paarden, een tractor; er liepen mestvee en een paar melkkoetjes voor eigen gebruik, er was een kleine kudde schapen voor de te begrazen dijken. Het gonsde van het leven op de boerderij. Die was in feite een wereld op zichzelf. Geen televisie of andere media, geen internet, af en toe een lokale krant en de wereld was ver weg. De mensen waren dus meer op zichzelf en op hun directe omgeving gericht; minder tot een uniforme, trendmatige en min of meer gelijksoortige consument afgericht. Marskramer Vermeulen (tweede van rechts) op bezoek bij de familie Kluifhout in Dishoek. 1947. foto's Zeeuws Documentatiecentrum Die kleine wereld van de boerderij en het dorp verder weg, leidde soms tot merkwaardige, boeiende en excentrieke karakters. De verhalen daarover zijn nog steeds legio. Wat te denken van die boer in het land van Hulst die, als het te lang regende naar zijn zin. of als het 's zomers te droog werd. zijn jachtgeweer uit de kast pakte, naar buiten ging, enige malen dreigend naar boven keek en daarna een salvo schoten de lucht in knalde vergezeld van woorden die hier niet passend zijn om te herhalen. Geheel voldaan pakte hij daarna een stoel en een borrel en ging wachten op de weersverandering.De man is stokoud geworden en bleef tot op hoge leeftijd zijn geweer gereed houden. En als het hem niet zinde, schoot hij in de lucht. Op het laatst vond iedereen in de buurt dat vrij normaal. Omstreeks 1900 was er een gemeentebode in Nieuw- en St. Joosland, die daarnaast ook doodbidder en grafdelver was. Bovendien had hij een magere hit en een rammelende kar. Daar vervoerde hij soms vrachtjes mee naar Middelburg. Op verzoek van een boerin bracht hij die zomer de verse ochtendmelk naar de zuivelfabriek. Dat gebeurde dus 's ochtends vroeg. Bij het vervoer naar de stad dommelden de man en zijn hit zo ongeveer in. Pas als de kar bijna stilstond, placht de man te ontwaken en de hit met de achterkant van zijn zweep te porren. Eén keer ging het mis. In z'n slaperige toestand porde de man niet tegen de kont van de hit, maar net onder de staart in de aarsopening. De zweep vond geen weerstand en verdween gedeeltelijk in de aars. De magere hit nam een enorme sprong van de schrik en sloeg op hol met de zweep in z'n kont. De kar viel om en de melkrijder belandde in de sloot. Nog dagenlang beweerde hij 'lelijk aan z'n einde te zijn gekomen.' Kistjesmannetjes Er was niet alleen veel personeel op de boerderij en in huis (meestal woonden ze ook nog vlakbij in arbeiders- en knechtenwoningen er kwam ook veel volk langs. De meest karakteristieke waren denk ik toch wel de 'kistjesmannetjes'. Handelaren met allerlei negotie die van erf naar erf trokken. Hun handel hadden ze in een zware kist op hun rug. Die varieerde van stopwol, naaigaren en kammetjes tot kapotjes (condooms). Dat laatste artikel zat in een geheim laatje en werd met veel geheimzinnigheid in een afgelegen hoek aan het manvolk getoond en soms verkocht. De kistjesventers waren meestal goed gebekt en lieten zich niet gauw afschepen. In Walcheren was er Jaapje 'de benauwdheid', dit omdat hij altijd klaagde over de slechte tijden, ,,'t Is een benauwdheid vrouwe, de Fransen Tussen Arnemuiden en Middelburg, 1910. zitten al in Parijs." Na gedane zaken met de bazin en soms de baas, wachtte hij op brood, koffie en een sigaar Kreeg hij die niet, dan ging hij zwaar tierend weg. In Wolfaartsdijk en omstreken trok Jan d'n Toonder rond. Ook goed van de tongriem gesneden en van een zeer grote standvastigheid. Hij ging pas verder als je naar zijn zin genoeg gekocht had. Hij was erg duur met z'n spullen, en als je daar een opmerking over maakte, zei hij welgemutst dat hij van plan was miljonair te worden.Ik word even rijk als ik haren op m'n hoofd heb", en hij had een dichte bos met zwart haar. Later schaften de kistjesmannen een kruiwagen of steekkar aan en nog later een kar met paard; het werd een soort rijdende winkel. In de buurt van Goes heeft tot lang na de oorlog ook 'Flupje' rondge trokken. Flupje kwam uit Goes, was niet geheel volwaardig, maar praatte ook als de beste. Zonodig doorspekte hij z'n woordenschat met Franse termen, zonder exact te weten wat hij nu echt zei. Prenteknipper De beroemdste kistjesventer 'aller tijden' is natuurlijk Jan de Prenteknipper geweest. Deze Noord-Bevelandse jongen uit Colijnsplaat met een wat hoge rug, kwam tijdens dienst rond 1820 bijna twee jaar in de Middelburgse gevangenis terecht. Hij had in een kroeg in Breskens een aangebroken fles jenever meegenomen en dat moest bestraft worden. In de gevangenis leerde hij van een celgenoot papierknippen. Eenmaal vrij, ging hij zwerven met een kist op z'n rug en z'n vrouw en kinders in een sliert er achteraan. Acht kinderen kregen hij en z'n vrouw onderweg. Zeven stierven er ook onderweg en liggen door heel Zeeland begraven. Hij voorzag in z'n onderhoud via z'n kist met negotie maar vooral met z'n geknipte prenten die hij zelf verfde. Speciaal zijn grote gedetailleerde boerderijen en erven die hij als zogenaamde schouwstukken knipte en verfde, zijn juwelen van observatievermogen en knipkunst. Hoe gastvrijer de boerin, hoe groter en mooier zijn geknipte erven werden. Vooral West-Zeeuws-Vlaanderen scoorde wat dat betreft hoog. In 1870 stierf hij eenzaam en doodarm. Nu zijn z'n prenten peperduur. Dankzij Jan de Prenteknipper beschikken we vandaag de dag nog over een aantal gedetailleerde afbeeldingen van Zeeuwse boerenerven van 150 jaar geleden. door Aad Struijs Natuurlijk zijn de Loonse en Drunense duinen maar een zandbakje vergeleken met de Sahara. Kan de Biesbosch zich niet meten met de Amazonedelta, is een steile helling in Limburg een puistje en geen peilloze Alpenwand, en lijkt de Grensmaas in de verste verte niet op een kolkende bergrivier, maar op een watertje met prostaatproblemen. Toch biedt ook ons kikkerland steeds meer mogelijkheden voor avontuurlijke uitjes, van woestijnexpedities te paard en survivaltochten tot grotfietsen en wildwatervaren. Vaak is het kleinschalig, maar wel leuk, IMISsailv ©HMH!? spannend en vooral sportief. In Cadier en Keer kropen een paar jaar geleden twee weggelopen jongetjes stiekem een mergelgroeve in. Ze verdwaalden. De doodsbange knapen haalden de vingers tot het bot open aan de wanden, in een wanhopige poging naar de vrijheid te tasten. Tevergeefs. Na vijf dagen werden ze vlak bij de uitgang gevonden. Dood. „Wie in een mergelgroeve verdwaalt en geen water bij zich heeft, raakt binnen 48 uur uitgedroogd. De mergel trekt al het vocht uit je lichaam", merkt de gids van ASP Adventure droogjes op. Er gaat een huivering door de groep mountainbikers, die op het punt staat te beginnen aan een tocht door de Sibbegroeve, vijftig meter diep onder Valkenburg. De uitslovers die van plan waren een sprintje te trekken om te ontsnappen aan het peloton bangeriken, zien daar toch maar van af. Als kuikens rond de kloek verdringen ze zich rond de gids, die ter geruststelling vertelt dat hij zelfs in het duister feilloos de weg vindt. Dat lucht op. Plotseling dooft de gids zijn lamp. Geintje. Grafduister omhult de grotfietsers. Bronzen bassen schieten een paar octaven omhoog en krijgen het stembandprofiel van een gecastreerde Wiener Sangerknaap. Je kunt de angst voelen. En ruiken. Watjes In het aardedonker veranderen stoere macho's in bange watjes en ontpoppen bescheiden burgermannetjes zich als leiders. Dat blijkt regelmatig tijdens de management- en teambuildings trainingen die ASP Adventure in de Sibbegroeve geeft. Teams van leidinggevenden, projectgroepen, ondernemingsraden en andere vergaderclubjes worden de donkere gangen in gestuurd, met de opdracht om samen de uitgang te vinden. De groep krijgt slechts één kaars, drie lucifers en een plattegrond mee. Een folder bazuint in vergaderjargon dat het „een uitstekend leermiddel is om versneld inzicht te krijgen in samenwerkingspatronen en managementvaardigheden." En dat gebeurt ook. „Na tien minuten beginnen de eersten te jammeren. Na een half uur worden ruzies van vijf jaar geleden jankend opgerakeld en slaan ze elkaar bijna op de bek", vertelt een gids. Ter geruststelling: in het duister sluipt hij achter zo'n groep aan, om zo nodig in te grijpen. Want veiligheid staat voorop. Radeerpatroon Doolhoftochten, abseilen, klimmen en andere sportieve en spannende activiteiten in Valkenburgse grotten zijn populair. Op een zaterdag dalen 700 tot 1000 grotfietsers in de Sibbegroeve af voor een ondergronds avontuur. De twaalf kilometer lange tocht kronkelt door een gangenstelsel, dat zo ingewikkeld is als een radeerpatroon. Het is de afgelopen drie eeuwen door mergelarbeiders (de 'blokbrekers' uitgehakt in de voormalige, zeventig miljoen jaar oude zeebodem, barstensvol fossielen. Grotfietsen kost 39,50 per persoon, inclusief fietshuur. In een ondergrondse droogkamer staan driehonderd mountainbikes klaar. Daar komen in het voorjaar enkele elektrische quads bij. Met zo'n vierwielige motorfiets kan een 2,5 kilometer lang parcours worden gereden. Er komt ook een traject voor grot-skaten. Deze nieuwe activiteiten haken in op de trend dat een dagje uit, weekendje of een vakantie, ook in eigen land, spannend, sportief en avontuurlijk moeten zijn. Ondernemers tonen zich op dat punt uiterst creatief, zo leert het gidsje 'Nederland in trek', dat voor 4,95 te koop is bij alle VW- en ANWB-kantoren. Het staat bol van ligfietsarrangementen, sagensafari's, overdekte sneeuwpret, klauteren, wadlooptochten, kanosurvivals, paragliden, parachutespringen, brandingsurfen, strandzeilen, wadlopen, skeelertochten (bijvoorbeeld langs de Friese elf mm i ,v Grenslinde bij Kapelle. Dankzij hun ouderdom hebben veel grenslinden een gedeeltelijk holle stam. Daardoor zijn ze in trek bij allerlei holen- broeders. foto Chiel Jacobusse *nvV Wildwatervaren op de Maas in Zuid-Limburg. steden) en nog veel meer sportieve activiteiten, waarvan stijve harken met een flink randje vet, al moe worden als ze er over lezen. Nieuw zijn bijvoorbeeld een tocht met een reuzenstep door Maastricht, een weekendje op een eenzaam houtvlot tussen het ruisend riet langs de Steenbergse Vliet, strandzeilen op Terschelling en een tocht met de Hittax door de Loonse en Drunense Duinen. Deze nieuwe vorm van paardrijden is ook geschikt voor mensen zonder hippische ervaring. De Hittax bestaat uit een metalen raamwerk op wielen, dat maximaal dertig paarden in het gareel houdt. De koetsier op de bok loodst de 45 meter lange paardenbus door Europa's grootste stuifzandgebied bij Loon op Zand. Bay watch Ook in Nederland Waterland steken tal van sportieve arrangementen van wal. Bijvoorbeeld: brandingvaren op Texel, zeilen met een zomp over de rivier de Berkel, een tocht met een fluisterboot op zonne-energie door de Biesbosch, met een vrachtlogger in de winter over een schuimbekkende Waddenzee, of met een garnalenvisser het ruime sop op. In Hattem kan men het nauwe sop van een kanaal kiezen in een 6-persoon reuzenklomp, of op de grootste waterfiets ter wereld. En wie zich even in de spetterende tv-serie 'Baywatch' wil wanen, kan bij de reddingsbrigade in Bloemendaal een stoomcursus volgen en aanmonsteren op de reddingsboot. „Dankzij uw heldenmoed staan de drenkelingen even later weer veilig op de wal", belooft de WV Zuid-Kennemerland in de brochure. Er staat niet bij of het gaat om doodsbenauwde Duitse badgasten die te lang in zee zijn gemarineerd, of om 'slachtoffers' met een oproepcontract van de VVV. Informatienummers: Grotactiviteiten, 043-604.06.75. Steppen in Maastricht, 0475-57.80.80. Hittax, 0416-36.15.19. Baywatch, 023-571.22.62. Alle VW's hebben informatie over de overige activiteiten. door Chiel Jacobusse Grenslinden zijn een typisch Zuid-Bevelands landschaps element. Ze zijn met name te vinden in de Zak van Zuid- Beveland, hoewel ook de omgeving van Wolphaartsdijk en de gemeente Kapelle enkele grenslinden herbergen. Over de geschiedenis van grenslinden is aardig wat bekend. Zeker is dat niet iedere grenslinde een grens markeert. Ze werden evengoed geplant als herkenningspunt op markante plaatsen of als gedenkteken bij bijzondere gebeurtenissen. Het planten van grenslinden is een traditie die in feite tot in onze tijd voortduurt. Zo werd de bedijking van de Willem Annapolder in 1874 bezegeld met de aanplant van enkele grenslinden. Een kleine honderd jaar geleden plantte de Gereformeerde jongelingsvereniging een inmiddels fraai uitgegroeide linde aan de rand van 's-Gravenpolder. De oudste en mooiste grenslinden, de roemruchte 'vier linden', sneuvelden in de jaren zestig voor een wegverbreding, maar er werden wel nieuwe geplant. En de laatste decennia is het de serviceclub Kiwani's die de grenslindentraditie levend houdt. De geschiedenis van de grenslinden is redelijk goed gedocumenteerd en de landschappelijke waarde is alom erkend. Maar de natuurwaarde van de grenslinden was tot voor kort nauwelijks onderzocht. Een speurtocht naar paddestoelen van wijlen mycoloog Wim Kuys verliep nogal teleurstellend en verder is er tot voor kort nooit gericht naar de natuurwaarden gekeken. Enkele incidentele waarnemingen van bijzondere broedvogels als de kerkuil en de steenuil vormden de aanleiding voor een klein onderzoekje dat op mijn verzoek door enkele scholieren van het Calvijn College in Goes werd gedaan als eindscriptie voor biologie. Daarbij werd in eerste instantie gekeken naar de broedvogels. Met name de holenbroeders werden onder de loupe genomen; enerzijds omdat die in de grillige oude grenslinden volop nestgelegenheid vinden; anderzijds omdat van andere soorten het al of niet in een bepaalde boom broeden veel moeilijker is vast te stellen. Een putter die in de kruin van een linde zingt, of een koerende tortelduif kan evengoed in een struik of boom ergens in de omgeving nestelen. Totaal werden zo'n veertig grenslinden onderzocht. In driekwart van alle onderzochte bomen bleek één of meer holenbroeders te nestelen. Daarbij was de holenduif de meest getelde broedvogel. Vijftien van de veertig bomen bleken bezet, en hoewel de holenduif een tamelijk gewone broedvogel is, is het aantal opmerkelijk hoog. Het is niet overdreven om de holenduif voortaan te presenteren als de grenslindenbewoner. In de Zak van Zuid-Beveland broedt waarschijnlijk de helft van de aanwezige holenduiven in een grenslinde! Spreeuwen Direct na de holenduif volgt de spreeuw met veertien broedparen. Gezien het zeer algemeen voorkomen van de spreeuw is daar weinig opmerkelijks aan. Spreeuwen broeden nu eenmaal overal waar nestgelegenheid te vinden is en ze zijn niet al te kieskeurig bij de keuze van een nestplaats. Een gedeelde derde plaats onder de grenslindenbewoners wordt ingenomen door koolmees en ringmus, elk met 7 broedparen. Drie paar pimpelmezen en twee paar kauwen completeren de lijst van soorten die meerdere keren werden aangetroffen. Steenuil, huismus en boomkruipei; waren elk met een enkel paar vertegen woord igd Al met al leverde het broedvogelonderzoek van de grenslinden tamelijk verrassende resultaten op. Maar daarmee is het plaatje nog niet afgerond. Zo bleek dat de holenduif in de jonge, grootschalige nieuwlandpolders in West-Zuid-Beveland volledig ontbreekt. In de ogenschijnlijk hier sterk op gelijkende jonge polders langs de Westerschelde werd de holenduif in meer dan de helft van alle bomen aangetroffen. Zoiets kan toevallig zijn, en een eenmalig onderzoek is niet genoeg voor harde conclusies. Het betekent wel dat er alle aanleiding is om de bewoners van grenslinden nog eens nader te bekijken. Insekten Behalve naar vogels is er in het onderzoek ook gekeken naar een aantal insekten. Linden zijn berucht om de vele bladluizen die er op leven, en daarom is met name gezocht naar bladluisetende soorten. De lindenbladluis zelf bleek op minstens 90 procent van de onderzochte bomen aanwezig, maar ook natuurlijke vijanden als de gewone gaasvlieg, de rosse zweefvlieg en verschillende lieveheersbeestjes ontbraken zelden of nooit. Dat ligt ook wel voor de hand, maar onduidelijk is wat een beest als het rouwmugje, die in 40 procent van de onderzochte bomen gevonden werd, daar te zoeken heeft. Ook op dit terrein valt er nog genoeg te ontdekken!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 30