j Als leraar en leerling elkaar niet mogen Een warme deken over de kinderen Klachtenregelingen PZC—33 Na Fris appeltje '•i fcsa# 1mm f% donderdag 13 januari 2000 Miriam van der Schot Hoe bereiden we het allochtone kind voor op de Nederlandse maatschappij? foto's Lex de Meester llVi a ruim een decennium van onderzoek, be leidsvoering en investerin gen van miljoenen guldens door het ministerie van On derwijs, blijven leerpresta ties van het allochtone kind gemiddeld achter bij die van klasgenoten. Onaan vaardbaar, vinden kritische Kamerle den. Onvermijdelijk, menen de mensen op de werkvloer. Docent en zorgeoördinator aan de 'zwarte' Terneuzense basisschool De Golfslag J. Jonkman: „De prestaties van allochtone kinderen vallen niet in absolute getallen uit te drukken zoals: 'zoveel procent van de basisschoolleer lingen gaat naar het vwo'. Je moet kij ken naar wat een kind kan als het hier voor het eerst binnenkomt en dat verge lijken met wat het kan als het hier weer weg gaat. Je ziet dan een enorme voor uitgang." Al 22 jaar zit hij in het vak en nog nooit volgden de onwikkelingen elkaar zo snel op als de laatste jaren, vindt Jonk man. Sinds eind jaren tachtig besteedt het Ministerie van Onderwijs structure le aandacht aan de allochtone leerling, die inmiddels aanwezig is op driekwart van alle1 basisscholen. Deze aandacht leidde tot vele onderzoeken en (proef)projecten voor vooral de verbe tering van het taalonderwijs. Cijfers to- nen aan dat dit geen overbodige luxe is. Zo blijkt uit onderzoeken van onder meer het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat één op de vijf leerlingen slecht of helemaal geen Nederlands spreekt. Hoewel de meest grootschalige proble men zich voordoen in de Randstad, kampt ook Zeeland met de voordurende vraag: hoe bereiden we het allochtone kind voor op de Nederlandse maat schappij? Het antwoord op deze vraag hoeven de scholen niet helemaal zelf te in te vullen. Sinds enkele jaren geldt de wet op het Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (GOA), die de ge meenten met veel allochtone leerlingen oplegt een speciaal taalachterstanden- beleid te vormen. Hierbinnen kunnen scholen een plan inleveren dat specifiek van toepassing is op hun instelling. Deskundige hulp aan zowel gemeente als school komt van de Zeeuwse onder wijsbegeleidingsdienst PRCZ en de welzijnsorganisatie Scoop, die sinds ruim een jaar samenwerken. Ze bieden hulp bij onder meer het ontwikkelen van beleid, het geven van cursussen en het opstarten van projecten. In Zeeuws- Vlaanderen krijgen vooral de gemeen ten Oostburg en Terneuzen een helpen de hand van het RPCZ. In Oostburg is begeleiding nodig bij wat er komt kij ken bij het runnen van het AZC (Asiel zoekerscentrum) in Hedenesse en in Terneuzen zijn er de scholen de Willi - brordus en de Golfslag, die elk een groot percentage allochtone kinderen her bergen. Hoewel de gemeente Terneuzen nog geen achterstandenbeleid heeft (daar wordt wel aan gewerkt volgens het RPCZ), de scholen, met name de Golf slag, werken al geruime tijd hard aan het ontwikkelen en verbeteren van het op allochtone kinderen gerichte onder wijs. Taal is het speerpunt op de Golf slag, want bij alles komt taal kijken, vertelt Jonkman. Om het grote belang van veel en goed taalonderwijs te illu streren, laat hij een tekst zien, waarbij vijfenzeventig procent van de woorden is afgedrukt. Driekwart lijkt heel wat, maar wat er staat is voor geen mens te begrijpen. En dan te bedenken dat er heel wat kinderen op de Golfslag aan komen. soms op 4-jarige, soms op veel latere leeftijd, met een Nederlandse woordenschat van bijna nul. Hierdoor blijven de kinderen ook op andere ge bieden flink achter op him Nederlandse leeftijdgenootjes. Vorig jaar ontwikkelde het RPCZ sa men met de Golfslag een op de school aangepaste taalmethode. Nu, een jaar later kan Jonkman redelijk tevreden te rugkijken. „Qua leerstof hebben we nu alles wel op de rails, maar we zijn nog niet honderd procent tevreden. "De vol gende stap, die al deels is gezoj, is het werken aan.de houding en vaardighe den van de leerkrachten. „Onderwijs krachten moeten aan zichzelf werken. Het is gebleken dat de houding van de leerkracht voor 80 procent bepaalt hoe kinderen taal leren. Daarom is er een pedagoog van het RPCZ in de klas ge weest en heeft tips gegeven van hoe het beter kan." De nieuwste plannen van de Golfslag zijn om de ouders meer bij de school te betrekken. „Dit schooljaar nog gaan we beginnen met een soort ouder-adoptie- project. Een leraar neemt dan als het ware een gezin onder zijn hoede en gaat er op huisbezoek. Ouders worden ook uitgenodigd voor inloopmorgens." Het is volgens de zorgeoördinator niet de bedoeling de ouders zaken op te leggen of op de vingers te tikken, maar om ze mee te laten denken en praten over het functioneren van de school. „Ouders zijn het ook wel eens beu. Ze hebben zelf al genoeg problemen en dan komt de school ook nog eens aankloppen. We moeten er voor zorgen dat ze onze be zoeken niet als verstikkend ervaren. Samenvattend moet onderwijs voor al lochtone kinderen zijn als een 'warme deken over de kinderen heen', vindt Jonkman. Hij doelt hiermee op het ont wikkelen van een zogenaamde wijk- school of brede school. Hierin werken school, gemeente, maatschappelijke or ganisaties, de wijk en de politie samen om de situatie in de buurt zo leefbaar mogelijk te maken en te houden. In de wijk van de Golfslag, Triniteit, waar voor renovatie op de agenda staat, is dit van groot belang, benadrukt Jonkman. „Ondanks al de extra zorg, blijft het echt moeilijk.Maar als we niets zou den doen, dan hebben we een groot pro bleem. Dan kan de wijk zo'n renovatie wel vergeten." Het is een bijzondere baan, docent zijn aan een 'zwarte' („Ik zou liever het woord multicultureel gebruiken") school, zegt hij. „Je moet veel extra tijd in de kinderen stoppen." De duimdikke dossiers van de kinderen die hij laat z ien leveren hiervoor het bewijs. „Je moet er ook niet gefrustreerd van worden en ge noegen nemen met het beperkte wat je met een kind kunt bereiken." Jonkman blijft zijn beroep na al die jaren met veel liefde uitoefenen en leert naar eigen zeggen dagelijks bij: „We hebben hier eens twee meisj es uit Joegoslavië gehad die in twee jaar tijd erg succesvol wer den en de havo gingen volgen. Toen ik een van de meisjes later nog eens tegen kwam, vroeg ik hoe het geweest was om op de Golfslag te komen. Wat haar het meest was bijgebleven, was de angst om niet te kunnen vragen waar de wc was. Daar leer je van, van zulke dingen." Manon Kotvis naar een klachtencommissie. Komt die er niet uit, dan zijn er op landelijk niveau, voor ieder type onderwijs en alle richtingen, aparte klachtencommissies, die bindende adviezen geven. M. Damen, de 'bovenschoolse bovenmeester' van de openbare scholen in de gemeente Reimerswaal, heeft de klachtenmaatregel op zijn bordje gekregen, samen met nog een heleboel andere maatregelen en circulaires, die het Ministerie van Onderwijs nu eenmaal gewend is met een bijna dagelijkse frequentie rond te sturen. Van schooldirecteuren is bekend dat ze er bijna gek van worden, maar Damen en zijn collega's in Reimerwaal zien zeker de zin in van een goede, duidelijke klachtenregeling. „Wij hebben onze klachtenregling, zoals dat door het ministerie is voorgeschreven, gepubliceerd in de Schoolgids. Per openbare school - we hebben er zes in de gemeente Reimerswaal - is een vertouwenspersoon aangewezen. Dat hebben de scholen zelf gedaan in samenspraak met de ouder en de medezeggenschapsraden. Daarnaast is er een commissie ingesteld voor alle scholen samen. Of dat goed werkt, weet ik niet, want zulke klachten zijn er in feite nog niet geweest." Damen geeft ouders die problemen hebben het advies om eerst te proberen het probleem met de berokken leerkracht uit te praten. „Dat werkt meestal het beste. Lukt dat niet, dan kunnen ouders het eens met de directeur opnemen. Zo'n klachtenregeling is noodzakelijk, maar je loopt het gevaar dat ouders met een akkefietje dat in principe in een kwartier kan worden uitgepraat, direct naar zo'n vertrouwenspersoon hollen. In zo'n geval kan een simpel probleem veel teveel gewicht krijgen en schiet zo'n klachtenregling zijn doel voorbij. We moeten ons ervan bewust zijn dat zoiets kan gebeuren." De noodzaak van de klachtenregeling zit 'm niet zozeer in de kleine conflictjes die nu eenmaal voorvallen op alle plaatsen waar mensen met elkaar werken en communiceren. Het gaat vooral om de dingen die zeer moeilijk bespreekbaar zijn. Niet voor niets werd de klachtenregeling geboren uit een reeks conflicten omtrent seksuele intimiteiten. Het waren zaken die lange tijd waren doorgegaan, zonder dat iemand erover had gesproken. Ook broeiden geruchten gedurende enige tijd onder het oppervlak, voordat een ad hoe ingestelde commissie de betrokkenen van elke blaam kon zuiveren. Ongeacht wat de conclusie van een onderzoek mag zijn; of klachten nu wel of niet gegrond zijn; iedereen is erbij gebaat dat er snel wat mee gebeurt. Ook een klacht die berust op misverstanden of onwaarheden, kan de sfeer op een school langdurig verpesten en onnodige schade aanrichten. Leerkrachten worden beschadigd en leerlingen raken gefrustreerd. Pas als de klachtencommissie van de school niet bij machte is het probleem op te lossen, komt de landelijke commissie in beeld. Die is op dezelfde manier georganiseerd als de onderwijsinspecties: een aparte club voor elk onderwijstype en voor de verschillende richtingen. Officieel staat de commissie los van de inspectie, al is het mogelijk dat inspecties om advies worden gevraagd. Mieke van der Jagt Jeanette van den Dorpel, groep 8 van basisschool Theo Thijssen in Vlissingen «„Eerst vond ik overblijven op school leuk, maar tegenwoordig ben ik één van de oudste kinderen die overblijven. Daarom is het nu niet zo leuk meer", zegt Jeanette van den Dorpel uit groep 8 van de openbare basisschool Theo Thijssen in Vlissingen. Vrijwel iedere vrijdag blijft Jeanette tussen de middag op school. „Die dag smeer ik 's ochtends zelf mijn brood. Bijna altijd maak ik dan drie boterhammen met leverkaas. Een enkele keer doe ik er iets zoets op, maar meestal vind ik zoet op mijn brood niet zo lekker. De laatste tijd neem ik ook fruit mee; een appel of twee mandarijntjes. Vandaag is het een appel. Het fruit neem ik niet mee omdat het moet van thuis, nee het is gewoon lekkeren gezond. Ik vind het altijd wel fris om een appeltje te eten als ik mijn boterhammen op heb. Om kwart over twaalf gaat op de Theo Thijssenschool de bel. „ledereen die overblijft gaat dan naar de overblijfleidster. Want voordat we mogen eten, moeten we haar twee gulden betalen. Omdat ik in de hoogste groep zit, mag ik in de klas blijven eten. Vandaag blijft er nog een klasgenootje van mij op school eten. Dan zit ik tenminste niet alleen. Alle andere kinderen en mijn twee jongere zusjes, zitten in de aula. Daar ga ik niet graag zitten want de meeste kinderen die daar eten, zijn kleuters. "Zodra Jeanette klaar is met haar lunch, kruipt ze achter de computer. „Dan speel ik nog even een spelletje tot de lessen weer beginnen. Stel: je kind zit op de basisschool. Hij is niet dom, niet overmatig slim, bij toeren best vervelend maar door de bank genomen braaf genoeg. Een doorsnee kind dat kalmpjes telkens een groep hoger hobbelt. Maar dan gaat het mis. De cijfers zakken dramatisch, het kind wil niet meer naar school, interesseert zich voor geen enkele lesstof, en geeft te kennen een grondige hekel aan de leerkracht te hebben. Pogingen om het kind inzicht te geven in de relatie met de leerkracht, helpen niet. Ook pogingen om de leerkracht tot enig inzicht te brengen, lopen op niets uit. Beide partijen hebben een hekel aan elkaar, spreken dat uit, leggen zich daarbij neer en dat is dat. Maar het werk lijdt eronder. Van beide kanten, want de cijfers zakken en in de klas is de leerkracht chagrijnig en kortaf. "1 s leerkracht en leerling niet i.met elkaar overweg gpijlpi kunnen, heb je een probleem. W *f| j Voor mensen in de grote SgMaiiNtf steden is het allemaal niet zo moeilijk op te lossen. Als niets helpt, stuur je je kind naar een andere school. Sommige scholen hebben twee of meerdere groepen van hetzelfde niveau, zodat een kind binnen dezelfde school kan verhuizen, maar in Zeeland zijn dat soort alternatieven uiterst dun gezaaid. Zelfs in de steden kom je dergelijke grote scholen maar zelden tegen. Op het platteland kan het er zelfs op neerkomen dat een leerling drie jaar lang in de gecombineerde klas moet zitten bij dezelfde juf of meester, met wie hij absoluut niet op kan schieten. Wat dan? Naar een ander dorp? Een hetze beginnen tegen de leerkracht? Of maar gewoon je ziel in lijdzaamheid bezitten en het licht noodgedwongen onder de korenmaat laten schijnen? Tot voor koi-t zat er weinig anders op dan te grijpen naar onelegante, en zeker ook onbevredigende middelen. Overal, in alle instellingen waarmee de overheid ook maar iets te maken had, waren klachtenregelingen ingevoerd, protocollen en beroepsmogelijkheden; behalve in het onderwijs. Zelfs in het bedrijfsleven was er geen organisatie te bedenken, of er was wel een klachtenprotocol, verschillende vertrouwenspersonen voor verschillende soorten klachten, uitgestippelde wegen van onderaf naar hogerop, maar in het onderwijs niets van dat alles. Een ontevreden ouder kon het schoolbestuur benaderen, of het bevoegd gezag in de persoon van een wethouder, de medezeggenschapsraad, een ouderraad, of de telefoon pakken en bij de Onderwijsinspectie gaan klagen. Maar niemand had de instrumenten om eens wat te onderzoeken, om volgens afgesproken regels met de partijen te gaan praten, laat staan om in te grijpen. Pas toen hier en daar rellen ontstonden over seksuele intimiteiten op school, begon er op het Ministerie van Onderwijs wat te dagen over klachtenregelingen. De witte vlek moest opgevuld en de wet werd veranderd. Vanaf 1 augustus 1998 is iedere school verplicht een klachtenregeling te fomuleren, om die helder en duidelijk te publiceren in de Schoolgids en om een vetrouwenspersoon te benoemen, die de klachten doorspeelt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2000 | | pagina 33