Een beetje
aankeutelen
in Canada
Geen mooier beroep dan boer
PZC
Evert van Benthem
vlucht voor de regels
Jongeren blijven kiezen
voor agrarisch bedrijf
reportage
31
zaterdag 8 januari 2000
Van Benthem en zijn vrouw verlaten Nederland vanwege de regelgeving, die het de boer steeds moeilijker maakt. Zij hopen in Cana
da een beter bestaan op te bouwen. foto Jos van Ommeren
Dat was de doodsteek voor ons bedrijf."
Janette: ,,Toen was het geld op en gingen
we heel serieus denken over emigreren.
En omdat we geen geld hadden, kwamen
we op Nieuw-Zeeland. Daar kon je zon
der geld beginnen; daar hadden ze geen
melkquota en daar had je door het kli
maat geen stallen nodig.
Evert: „Er was één geluk bij het ongeluk:
ik had ineens veel meer tijd om te trai
nen."
Twaalfde stad
Toen Evert van Benthem in februari 1985
de Elfstedentocht won, werd alles anders,
hoewel de emigratieplannen niet ineens
verdwenen waren. Janette en Evert reis
den zelfs nog naar Nieuw-Zeeland.
Janette:,Op de dag van de Elfstedentocht
adverteerde de KLM paginagroot dat de
winnaar op hun kosten naar een 'twaalfde
stad' mocht. Toen die man belde hoefden
we tot zijn verrassing helemaal niet na te
denken.'
Het duurde ruim een jaar voor de reis
daadwerkelijk gemaakt werd. Evert van
Benthem had inmiddels al zijn tweede
overwinning geboekt en daarmee de reis
opgewaardeerd tot eerste klasse. Evert:
„Maar dat is eigenlijk meer een vakantie
dan een verkenningstocht geworden. De
echte drang om te emigreren was weg.
Door die overwinningen in de Elfsteden
tocht had ik zoveel aan mijn hoofd dat ik
niet eens dacht aan emigreren. Financieel
ging het ons ook beter. Door mijn sponsors
en af en toe een schnabbel - een winkel
openen of zo - was ik een soort semi-prof
geworden. In combinatie met de koeien
konden we er goed van leven. Maar als ik
die Elfstedentochten niet gewonnen had,
was de kans heel groot dat we nu in
Nieuw-Zeeland hadden gezeten."
De hang naar verre oorden sleet, maar
verdween nimmer.
Evert: „Het bleef altijd borrelen. Ik weet
nog dat ik het er altijd met Anne Postmus
over had. Die was ook marathonschaatser
- achtste in de Elfstedentocht - en boer."
Janette: „Zelfs toen we in 1986 dit huis
hadden gebouwd, was het nog niet weg.
We waren lampen aan het ophangen en ik
dacht; ach, dat hoeft ook niet, we gaan
toch weg. We hebben zelfs een keer een
reis geboekt en weer geannuleerd. Zelfs
toen nog."
Evert: „Omdat we avonturiers zijn, na
tuurlijk. Maar ook omdat we boeren zijn.
Daar had het altijd mee te maken. Om te
boeren is Nederland gewoon niet het goe
de land."
Janette: „Als Evert fysiotherapeut was
geweest of weet-ik-veel waren we vast
niet gegaan. Want eigenlijk hebben we
niks tegen Nederland. Nederland is hart
stikke gezellig."
Evert: „Dat zullen we heus wel missen. De
gezelligheid, onze vrienden en familie,
lekker schaatsen op natuurijs. Het zijn al
lemaal kleine dingen, maar we beseffen al
dat we het zullen missen".
Cursus Engels
Janette: „Tegen het afscheid zie ik nu al
op. En het is niet eens omdat ik bang ben
voor heimwee. Wij gaan lekker weg, maar
we laten hen in de steek, dat gevoel heb ik.
Maar dat heeft ons er nooit van weerhou
den na te blijven denken over emigreren.
Ik geloof dat ik ieder jaar wel een cursus
Engels gevolgd hebOp het laatst zat ik op
een cursus Duits voor in de winkel, maar
toen we weer Canada-kriebels kregen,
ben ik zó weer geswitcht. Ik heb altijd ge
dacht: we gaan."
Pas in het begin van de jaren negentig
raakten de emigratieplannen op de ach
tergrond. De marathonschaatser Evert
van Benthem werd wat ouder en dacht al
voorzichtig aan stoppen. Maar vijfen
twintig koeien was niet genoeg om een ge
zin met drie opgroeiende jongens van een
goed inkomen te voorzien. Toen werd het
idee van de kaasmakerij geboren. Evert:
„We kozen ervoor om van de melk een
hoogwaardig product te maken en daar de
winst uit te halen. Dat was een ideale
combinatie met een winkeltje. Dat had
Janette altijd al wat geleken. We kochten
er wat quotum bij en het ging hartstikke
goed. Maar toch bleef het kriebelen. Dat
bleek wel toen Anne Postmus me een j aar
tje later belde. Hij zei: ik ben gegaan, ik zit
in Canada. En ik riep: dan kom ik ook. We
zijn er inderdaad heengegaan. Het was
een vakantie, maar we hebben natuurlijk
ook veel rondgekeken. Het was prachtig.
De natuur, de Indian Summer, de boerde
rijen, alles. Ik wilde direct emigreren."
Trots
Janette: „Maar ik had het gevoel dat we
iets niet afgemaakt hadden. We waren net
begonnen met de kaasmakerij. Ik wilde
laten zien wat we kunnen. Ik hoorde ze al
praten van 'zie je wel dat ze dat niet kon
den'. Ik wilde met een overwinning af
scheid nemen. En dat hebben we gedaan.
Toen de winkel sloot, hadden we het huis
vol staan met bloemen van vaste klan
ten." Evert: „Ik was ook heel trots op ons
bedrijf. We hadden de hele keten, van het
voeren en melken van de koeien tot het
maken en verkopen van de kaas. Maar het
was wel heel hard werken. En de regeltjes
werden wel heel bepalend. Hadden we
iets leuks bedacht, konden we een paar
centen verdienen, mocht het weer niet. De
Benthemmer Klünwijn bijvoorbeeld
werd verboden omdat het sporten en alco
hol met elkaar in verband bracht en dat
mocht niet. En nadat we ontzettend ons
best hadden gedaan om het winkeltje
mooi te maken, werden we in een ander
BTW-tarief geplaatst. Want onze winkel
was zo mooi dat we niet meer onder de
landbouwregels vielen, zeiden ze. Heel
flauw. Het was alleen netjes en gezellig.
Niet duur. Er zijn in Nederland zóveel re
geltjes - en soms zijn ze zó belachelijk -
dat het net is of er constant iemand over je
schouder staat mee te kijken. Van dat
soort ergernissen heb je in Canada geen
last. En zo hoort het ook. Een boer heeft
vrijheid nodig en ik wil gewoon boer
zijn."
Evert en Janette gaan in Canada boeren
zoals ze dat hier hadden willen doen, niet
om een gigantisch bedrijf op poten te zet
ten. Evert: „In Amerika heb je boeren met
700 koeien, maar in Canada zijn de boe
renbedrijven veel kleiner. Een paar jaar
geleden was het gemiddelde nog veertig
koeien. Het zijn vooral de Nederlanders
die het groot maken. Die willen graag een
werknemer om ook eens een weekeinde de
handen vrij te hebben, maar dan moet je
natuurlijk wel meer koeien hebben om
dat te kunnen financieren. Als dan na een
paar jaar die knecht voor zichzelf begint,
zit je. Dat willen we niet. Wij willen juist
een familiebedrijf."
Janette: „Bij het bouwen van de boerderij
houden we wel rekening met een eventue
le uitbreiding. Maar dat hoort bij onder
nemen. Als één van onze jongens wil gaan
boeren, moet dat kunnen. Het lijkt er nu
op dat Rolf wel graag boer wil worden,
maar Jos wil timmerman worden en Me-
rijn architect. En dat kan allemaal nog
veranderen."
Evert: „Er zijn mensen die denken dat we
weggaan vanwege de toekomst van de
jongens, maar dat is niet zo. Ik ben ervan
overtuigd dat de kinderen het hier in Ne
derland net zo goed kunnen hebben als in
Canada. Ik vind wel dat Nederland een
beetj e vol begint te wordenhet verkeer en
zo. Maar dat is vooral in het westen. Hier
valt het nogal mee."
Janette: „Wij zijn natuurmensen; we hou
den juist van ruimte. Ik heb het liefst een
plek waar je weg kunt kijken, zoals hier.
Dit is één van de mooiste stukjes van Ne
derland, dus daarvoor hoeven we het niet
te doen. En de onveiligheid valt hier ook
nogal mee."
Taal
Eigenlijk is de taal het enige waar Evert
echt tegenop ziet.
„Ik heb wel een cursus gevolgd, maar ik
heb duidelijk geen talenknobbel. Mis
schien gaat dat wel beter als we er een
maal zijnEn ik versta het wel aardig. Wat
dat betreft geven mijn ervaringen in de
Friese schaatsselectie me moed. Daar
sprak iedereen Fries en ik verstond het
best, zonder het te spreken."
De universele taal van de sport, die Evert
van Benthem uitstekend spreekt, zal hem
nauwelijks kunnen helpen. Evert: „Ik ben
drie jaar geleden gestopt als marathon
schaatser en daar heb ik geen moment
spijt van gehad. Nu ik als ploegleider
weer een beetje meedraai in het wereldje
is dat leuk, maar het betekent niet dat ik
me in Canada veel met schaatsen zal be
zighouden. We zitten in Red Deer vlakbij
Calgary en ik ga vast kijken als er een WK
is of als Erik Huizebosch er in trainings
kamp zit. Maar daar zal het wel bij blij
ven. Of er moet een Elfstedentocht ko
men. Dan stap ik direct in het vliegtuig
naar Nederland. Als ik dan in Canada zou
blijven, heb ik er mijn hele leven spijt van.
Want hoe vaak je een Elfstedentocht ook
gei"eden hebt, het wordt nooit gewoon."
Rob van der Heiden
De stal is leeg en stil. Op de deur nog steeds het silhouet van een
schaatsenrijder, ernaast de verwijzing naar 'Benthemmer Kaas'.
In de tuin van het woonhuis in het Overijsselse Sint Jansklooster staat
een bordje 'Te koop'. Er loeien geen koeien meer, er wordt geen kaas
meer verkocht. Evert van Benthem, de man die geschiedenis schreef in
twee achtereenvolgende Elfstedentochten ('85 en '86) gaat weg. In
maart vertrekt hij met zijn gezin naar Canada om daar te gaan boeren
zoals hij in Nederland zou willen. Op de grens van hun oude en hun
nieuwe leven scharen Janette en Evert van Benthem zich aan de
keukentafel en vertellen over het hoe en waarom.
4
Toen Evert van Benthem in februari 1985 de Elfstedentocht won, werd alles anders.
foto GPD
De emigratieplannen van Evert en
Janette van Benthem zijn niet van
vandaag of gisteren. In 1984 al, toen nog
niemand van de marathonschaatser had
gehoord, werd in de boerderij in Sint
Jansklooster gepraat over verre oorden
met betere kansen. Oorzaak: de invoering
van de superheffing, die de melkproduc
tie aan banden legde.
„We begonnen in 1983 met 55 koeien,
maar we hadden nog geen half jaar ge
molken toen de superheffing werd inge
voerd. Voor de bepaling van het melkquo
tum dat we mochten leveren keken ze
naar het verleden en dus kregen we maar
een heel klein quotum: voor nog geen der
tig koeien. En de lasten waren hoog. We
hadden de boerderij wel gekocht van een
oom en tante, maar het is geen familiebe
drijf of zo. We moesten gewoon de volle
mep betalen."
„Toch was het een mooie tijd", relativeert
Janette. „We zaten op sinaasappelkistjes
en we reden in een lelijke eend. De deuren
zaten met strotouwtjes dichtgebonden. Ik
zat op de boerinnencursus en daar zei ik:
'Als Evert de Elfstedentocht wint, kom ik
volgende keer in een Mercedes. En hij
won. Toen kwam ik in een Nissan Patrol,
dat was nog mooier."
Evert: „We hadden onze eigen boerderij
en we dronken de melk van onze eigen
koeien. Eigenlijk kon het niet mooier."
Janette: „Ik herinner me de foto nog bij
het allereerste interview met Evert. Dat
was in de Zwolse Courant. Stonden we bij
een geleende giertank en met een gamme
le, oude trekker. Maar dat was wel de eni
ge trekker die we hadden."
Evert: „Hetgeld werd een probleem. Want
ik moest van vijfenvijftig koeien terug
naar nog geen dertig. We hadden geld ge
leend op basis van een inkomen dat je met
vijfenvijftig koeien kunt halen. Maar ik
was niet de enige die moest verkopen en
doordat het aanbod zo groot was, moest ik
ver onder.de prijs verkopen. De koeien
brachten nog geen duizend gulden per
stuk opEn ik moest ook nog geld terugbe
talen voor de te veel geproduceerde melk.
Boer worden in Nederland. Heeft dat
nog wel toekomst? Strengere milieu-
eisen, afnemende overheidsbescherming
en lagere prijzen door hardere concur
rentie op de wereldmarkt maken het
boerenbedrijf steeds onaantrekkelijker.
Toch volgen ruim zestigduizend jonge
ren een agrarische opleiding. Alexander
wil dolgraag de boerderij van zijn ouders
overnemen. „Melken wordt elke dag nog
mooier."
Bij aankomst schemert het al. Het boe
renbedrijf in Dalf sen ligt er stil en vredig
bij. Maar even verder op het erf brandt
neonlicht en klinkt zwaar gepomp en ge
zucht van machines. Boer en boerin Hul-
leman zijn bezig met het melken, de be
langrijkste activiteit van het bedrijf. Zes
na zes schuifelen de koeien gedwee de
melkstal binnen om hun melk af te ge
ven. Gemiddeld 28 liter per dag. Een la
ding 'snoepbrokken' lokt ze naar de hoek
van de grote stal.
Zoon Alexander neemt het melken over.
Zijn vader deponeert een nieuwe lading
voer in de stallen. Zijn moeder houdt
zich met de kalveren bezig. „Melken
blijft een mooie bezigheid", stelde
Alexander eerder al spontaan vast.
„Toen ik er mee begon, kon ik me niet
voorstellen dat het leuk zou blijven,
maar eigenlijk wordt het elke dag nog
mooier."
„Kom maar eens kijken op onze boerde
rij", had de negentienjarige Alexander
Hulleman gezegd toen we elkaar ont
moetten op het Agrarisch Opleidings
centrum (AOC) de Groene Welle in Zwol
le. „Dan kun je veel beter zien waar we
over praten." Hij volgt de studierichting
veehouderij, een vierjarige mbo-oplei-
ding. Ook richtingen als plantenteelt,
groene ruimte, bloemschikken en mi
lieutoezicht zijn mogelijk. Agrarisch on
derwijs is al lang geen 'boerenonderwijs'
meer.
Het gesprek gaat over school, het vak van
boer („geen vak maar een manier van le
ven") en de (on)mogelijkheden van 'boe
ren' in Nederland. En hoe aantrekkelijk
dat boeren nog is. „Een stuk minder dan
vroeger. Door alle regelgeving is het boe
ren behoorlijk veranderd", weet Alexan
der van familieverhalen. „Eigenlijk is de
grond in een dichtbevolkt land als Ne
derland veel te duur om te boeren. Je
bent alleen maar aan het rekenen."
Ondanks deze sombere woorden telt het
voortgezet agrarisch onderwijs 54.000
scholieren. Het hoger agrarisch onder
wijs telt een krappe negenduizend stu
denten en de Landbouwuniversiteit Wa-
geningen 3.500.
Tot nu toe valt het agrarisch onderwijs
onder het ministerie van Landbouw. De
rest van de Nederlandse scholen en uni
versiteiten valt onder het ministerie van
Onderwijs.
Landbouwminister Brinkhorst over
weegt meer samen te werken met het al
gemene onderwijs. Want boeren dienen
volgens hem rekening houden met de sa
menleving en scholieren moeten voorbe
reid worden op hun vernieuwde rol in de
maatschappij. Bij de opening van het
landsontwikkeling en internationalise
ring benadrukt. Met plattelandsontwik
keling bedoelt het departement dat
boeren ook een rol als natuurbeheerder
kunnen krijgen. Of dat ze hun bedrijf
open kunnen stellen voor publiek en zo
een toeristische attractie worden.
„Geef mij maar koeien", zegt Alexander.
„Ik wil niet in een winkeltje staan of een
mini-camping beheren. Dat heeft niets
meer met het boerenvak te maken."
Alexander wil, in tegenstelling tot zijn
oudere broer en zus, eigenlijk niets liever
dan het ouderlijk bedrijf overnemen. Hij
zit al in de maatschap en beetje bij beetj e,
jaar na jaar wordt de boerderij aan hem
overgedragen. Ook staat hij voor het
maximale bedrag dat hij als student
jaarlijks mag verdienen op de loonlijst.
Toch heeft hij nog twijfels. Hij gaat
waarschijnlijk verder studeren aan de
nieuwe gebouw van AOC De Groene
Welle sprak Brinkhorst een tijdje gele
den over „een nieuwe toekomst voor
boeren".
Jonge mensen moeten volgens de be
windsman juist een opleiding voor boer
gaan volgen. „Eerst moet de mestsluier
opgetrokken worden, dan is er plaats
voor heldere, schone en duurzame land
bouw", aldus de minister.
Minicamping
De Groene Welle is een van de zeventien
Agrarische Opleidingcentra in Neder
land. Zestienhonderd leerlingen bezoe
ken de school. „Stabiel laag", volgens
afdelingscoördinator veehouderij K.
Bouma. „En het bedrijfsleven staat te
springen om afgestudeerden."
Vanuit het ministerie worden volgens
Bouma vooral de nieuwe thema's platte
Hogere Agrarische School (HAS). Hij
denkt aan de richting bedrijfseconomie
of veehouderij. „Dan heb ik in ieder ge
val nog een vak geleerd. Als boer kun je
tegenwoordig niet kennis genoeg in huis
hebben." Want hij blijft realistisch. „Als
ik naar de HAS ga en de vooruitzichten
zijn over vier jaar niet goed, dan word ik
geen bedrijfsopvolger. Het beleid van de
overheid is te ondoorzichtig. Niemand
weet hoe de toekomst eruit ziet. En boer
zijn is natuurlijk geen hobby. Het gaat
niet alleen om overleven, je moet er ook
wat aan over kunnen houden."
Ruim honderd koeien. Zestig hectare
land. De mogelijkheid om bijna negen
ton - een miljoen literpakken - melk per
jaar te 'produceren' dankzij het melk
quotum. En vrij van schulden bij de
bank. Boerderij Hulleman overleeft de
schifting in de melkveehouderij (mo
Alexander Hulleman wil het boerenbedrijf van zijn ouders overnemen.
foto Phil Nijhuis
menteel dertigduizend bedrijven) waar
schijnlijk wel.
Alexander heeft vakantie. Echt vrijaf
heeft hij niet, want juist als het schoolle
ven stil ligt, zitten de dagen van Alexan
der vol met allerlei klussen op de boerde
rij. Als de melkstal om acht uur 's avonds
schoon gespoten is en de kalfjes hun la
ding verse melk gekregen hebben, lijkt
de werkdag voorbij te zijn. Alexander
loopt nog even langs de koeien die moe
ten kalven en daarom 'droog' staan; ze
worden tijdelijk niet gemolken. Bij één
van hen voelt hij als een volleerde boer
hoe ver het jong nog weg ligt. „Nog een
centimeter of dertig. Ik ben bang dat het
opblijven wordt."
Bij de avondkoffie zegt boerin Hulleman
het boerenleven veel minder leuk te vin
den dan vroeger. „Eigenlijk is er niet veel
meer aan." Geëmotioneerd vertelt ze hoe
de boerderij vijfendertig jaar geleden
werd opgezet door haar vader en hoe het
ze sindsdien is vergaanAls we de grond
nu verkopen zijn we dik miljonair, alleen
zijn we dan geen boer meer."
Drie uur later komt Hulleman senior te
rug van een vergadering. Vader en zoon
gaan nog even kijken naar de hoog-
drachtige koe. Het jong moet nu komen,
maar ligt met de kop van de baarmoeder
hals af. De gealarmeerde veearts stelt
een keizersnede voor.
„Ook dat nog!", klinkt het bitter als het
een stiertje (een 'bolle') blijkt te zijn. De
veestapel van Hulleman zal niet groter
worden. Aan een stier heeft een melkvee
houder niks. Na betaling van de veearts
houdt Hulleman straks uiteindelijk 250
gulden over van de verkoop van het kalf.
En ondertussen heeft de moeder een paar
weken geen liter melk gegeven.
Het gaat al richting enen als het licht op
de boerderij eindelijk uitgaat. Vijf uur
later („We hebben een kwartiertje uitge
slapen") staan vader en zoon Hulleman
alweer in de lawaaierige melkstal. De
lange dag van een melkveehouder begint
en eindigt met geld verdienen. Zwijgend
en systematisch handelen ze het melkri-
tueel af.
Alleen als het onduidelijk is of de uier
van een van de koeien al dan niet is
schoongemaakt of gedesinfecteerd,
communiceren ze even. „Hoeveel nog?",
roept senior vanuit de melkstal in een
voor een buitenstaander onverstaanbare
werktaal. Op dertig meter afstand pro
beert Alexander, die de laatste onwillige
koeien richting zijn vader drijft, boven
het kabaal van de machines uit te komen
„Nog vijftien", schreeuwt hij terug. Zijn
vader knikt. Bijna tijd om te ontbijten.
Martijn Schuring