Vroeger was het niet beter 99-jarige oud-politicus Van der Goes van Naters kijkt een eeuw terug vrijdag 31 december 1999 41 Mr. dr. Van der Goes van Naters (rechts) werd in 1967 - toen hij nog voor de PvdA in de Tweede Kamer zat - benoemd tot Commandeur in de Orde van Oranje Nassau. foto Dick Coersen Jonkheer mr. Marinus van der Goes van Naters heeft de hele 20ste eeuw meegemaakt, vrijwel van het begin af aan. „Vroeger was het helemaal niet beter. De wereld is er in deze eeuw wel degelijk op vooruitgegaan." Nu staat deze voormalige SDAP- en PvdA-politicus op de drempel van het nieuwe millennium. Met als zijn mooiste herinnering de Bevrijdingsdag. Ik vind het leven nog altijd leuk, zegt de stokoude man. „Er zijn een heleboel aardige dingen, elke dag weer. Maar mijn probleem is dat ik niet van oude mensen houd. En nu vraagt u natuurlijk: dus je houdt ook niet van jezelf? Nee, inderdaad niet. Ik héb 't niet op oude mensen. Ik vind oude mensen vervelend, zeurderig, ze komen altijd terug op vroeger. Dat 't vroeger allemaal beter was. Wat een leugen! Vroeger was het helemaal niet beter, goddomme nogantoe. De wereld is er in deze eeuw wel degelijk op vooruitgegaan. Mijn idee is dan ook: laat al die oude mensen maar kletsen. Inclusief mezelf." Jonkheer mr. dr. Marinus van der Goes van Naters is wat kribbig ge worden. Op zijn leeftijd is drie uur achtereen praten zeer vermoeiend. Hij is in december 1900 geboren en heeft dus bijna de hele 20ste eeuw meegemaakt - in zijn geval heel be wust en zeer actief. Meer dan de helft van zijn leven was Van der Goes van Naters met de politiek bezig. Hij zat namens de SDAP en (na de oorlog) de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer en diverse Europese lichamen. Zijn stem klonk vaak bo ven die van andere afgevaardigden uit en nadat hij de actieve politiek had verlaten, bleef hij zich tot op hoge leeftijd vanuit zijn studeerkamer met allerlei publieke vraagstukken be moeien. Eind november 1999 nog stond in NRC Handelsblad een inge zonden stuk van hem over de Europe se defensie. Als je bij de tijd blijft valt het oud worden best mee, vindt Van der Goes van Naters. Het is de gebrekkigheid die je soms chagrijnig maakt. „Ik ben natuurlijk invalide, zegt hij, vooral in de zin dat ik niet goed lezen kan. Dat ervaar ik als eng, dat is een hele grote handicap. Grote zwarte letters op mooi glimmend papier, dat gaat nog wel. Maar opeens drukt dan de krant zogenaamd voor de mooiig heid een tekst of een plaatje in het grijs af. Dan denk ik: godverdomme, waarom doen jullie dat nou, ik zie geen moer meer! Dan is het helemaal mis. Iets anders is dat wanneer je te gen de honderd loopt, je steeds erg goed moet oppassen dat je geen din gen door elkaar haalt. Je weet de din gen nog wel, maar welk verband heb ben ze ook alweer? Dat wordt wat moeilijk." Duitsers De dag dat we te gast zijn in z'n huis in Wassenaar, wordt in Duitsland her dacht dat tien jaar geleden de Ber- lijnse Muur viel. Van der Goes heeft het 's morgens op de radio gevolgd. „Ik heb in mijn leven zowel de op komst als de neergang van het com munisme meegemaakt, zegt hij, „maar ik heb nooit gedacht dat het zo'n smak zou maken als het uitein- delijkgedaan heeft. Maar ja: ik heb in 1918 ook niet voorzien dat het com munisme zo'n bloei zou bereiken, zo'n omvang als het in Rusland heeft gekregen." Wat hem aan het gefeest in Berlijn zo hindert, is dat de Duitsers zich gedra gen alsof ze helden zijn. „En dat alles omdat ze tegen de DDR en de Russen zouden hebben gezegd dat ze ze niet meer lustten. Maar zulke taal hebben ze nooit tegen Hitier uitgeslagen! Toen Hitler in 1945 eindelijk weg was, zeiden de Duitsers allemaal: 'Hèhè, wat zijn we blij dat we van die Führer af zijn!' Maar daarvoor had den ze zich koest gehouden. De Duit sers zijn altijd lafaards geweest als het op Hitier aankwam, en eigenlijk vond de overgrote meerderheid van de Duitsers het toch eigenlijk wel een mooie man, die Hitier. Hij bracht ze immers de ene overwinning na de an dere; prachtig was het allemaal, zo lang het maar goed ging met de oor log. Maar nu wijzen ze opeens op hun verzetsmensen en komen ze tevoor schijn met die Von Stauffenberg als hungroteheld.de man die in juli 1944 die aanslag op Hitier pleegde. Ik ben er nog lang niet van overtuigd dat de Duitsers een stabiel volk vormen. Ik vond Kohl een fatsoenlijke vent en de huidige kanselier Schroder vertrouw ik ook wel, maar of het Duitse volk niet nog een keer de kolder in de kop zal krijgen moet nog blijken. Ik heb ervaring met Duitsers. Ik heb meer meegemaakt dan de meeste mensen." Looprek Jonkheer Marinus van der Goes van Naters woont sinds 1937 in een mid delgrote villa in een stille laan vol ou de bomen in Wassenaar. De voorka mer waar Van der Goes zijn bezoeker ontvangt, heeft twee boekenwanden met biografieën, geschiedeniswerken en politieke verhandelingen; een der de wand staat vol met bundels poëzie en proza in de Franse taal, een van zijn passies. Op het tafeltje bij zijn stoel liggen de boeken gestapeld die hem momenteel bezighouden. Getuige zijn bril, voor zien van loepen die het geheel de aan blik van een verrekijker geven, moet het lezen erg langzaam gaan, woord voor woord. Er zijn boeken bij van Jan Wolkers en Salman Rushdie, on derop steekt het laatste nummer van het tijdschrift Natuur en Milieu, ook zo'n hartstocht van de jonkheer. Aan weerszijden van zijn stoel heeft Van der Goes van Naters radio's staan: een wereldontvanger voor de nieuwsbe richten en een soort gettoblaster om klassieke muziekprogramma's mee te beluisteren. Marinus van der Goes van Naters werd geboren op 22 december 1900. Zijn wieg stond in Nijmegen. „Toen ik kind was hadden we in heel Nijmegen twee auto's. Dat waren een Spijker, een Nederlandse automobiel, en een Dion-Bouton, zo'n mooie auto van Franse makelijDe ene was een room se auto en de andere een protestantse. Dat nadrukkelijke onderscheid, of beter die tegenstelling, had je in tal van zaken in Nijmegen. Er bestond daar een bijna haatverhouding tus sen de roomsen en de protestanten. Dat kun je je nu absoluut niet meer voorstellen. Het leek wel iets op wat er nu nog steeds i n Ulster aan de gang is, belachelijk gewoon." De familie Van der Goes van Naters was protestant. De vader van Mari nus was een conservatief-liberale heer, die als advocaat een goede bo terham verdiende met een grote rechtspraktijk in Arnhem en daar ook deken was van de orde van advo caten. De adeldom zat al lang in de ta melijk grote familie. Sommige leden stonden zich er op voor, anderen lie ten het jonkheerschap weg bij hun naam. Broer Marinus hoorde bij die laatsten tot hij echter in 1937 in de Tweede Kamer kwam en het adellijk voorvoegsel de monstratief aan zijn naam verbond. „Dat was omdat mijn broer Willem een nazi was geworden; hij was lid van de NSB en in de verkiezingsstrijd De 99-jarige jonkheer: „Ik heb het niet zo op oude mensen." foto JacquesZorgman van 1937 hield hij namens de fascis ten redevoeringen waarin hij zei dat de hele Nederlandse adel nu was overgegaan naar de NSB. 'Verdom me!', heb ik toen geroepen, 'dat zullen we dan toch eens even gaan tegen spreken! Dus toen ik de eerste dag in de Kamer kwam en de griffier mij vroeg hoe ik zou willen worden aan gesproken, antwoordde ik: 'Als jonk heer meester Marinus van der Goes van Naters!'. En zo geschiedde." Tot op de dag van vandaag dus. Vriend en vijand zijn Van der Goes al tijd nadrukkelijk jonkheer blijven noemen. Als edelman in de sociaal democratische rijen was hij een op merkelijke verschijning. In de Twee de Kamer werd hij 'de rode jonkheer' genoemd. Die titel ergerde hem soms, zoals ook nu, als we dat predikaat te berde brengen. „Ga nou niet over dat gedonder door van dat jonkheer!", roept hij plotse ling. Hij komt omhoog uit zijn stoel, zijn ogen vlammen en worden daarna klein. Hij fronst zo diep dat zijn wenkbrauwen naar voren schieten en hij geeft een klap op tafel. „Dat doet er toch allemaal niks meer toe! Zanik daar nou niet over, dat kan me kwaad maken. Laten we over behoorlijke onderwerpen praten en stel me geen lulvragen!" Maar'meteen is de boos heid ook weer voorbij. „Zullen we het eens over de eerste decennia van deze eeuw hebben?", stelt hij zijn ge schrokken gast op vriendelijke toon voor. „Er was toen een duidelijke tweedeling in de maatschappij: er waren rijken en armen, heren en knechten. Je had een merkwaardige standsindeling. Een deftige getrouw de vrouw was 'mevrouw', een minder deftige doch wel getrouwde vrouw was 'juffrouw' en iemand van het volk was gewoon 'vrouw', getrouwd of niet. Dat was 'wouw Jansen' of 'vrouw Pieterse'. Je had dus drie soor ten dames op de maatschappelijke ladder." Gymnasium Het politieke bewustzijn ontwikkel de zich bij Marinus van der Goes toen hij op het Nijmeegse gymnasium zat. Herman Bernhard Wiardi Beekman, ook al een latere SDAP-coryfee, was daar zijn studiegenoot en vriend. Sa men gingen ze in Leiden studeren, Van der Goes rechten en Wiardi ge schiedenis. „In Leiden ben ik socialist geworden Ik ben er mee in aanraking gekomen via een zeer idealistische club die de Praktische Idealisten Associatie heette, typisch een verschijnsel van na de Eerste Wereldoorlog. We moes ten een andere en betere wereld op bouwen, maar niet door er alleen maar over te kletsen, nee, je moest ook in de praktijk dingen gaan doen. Wiardi Beekman en ik voelden daar veel voor. Bij ons stond de kritiek op de maatschappij echter toch wat meer vooraan en zo kwamen we van zelf in de politiek terecht. We werden lid van de SDAP en trachtten daar mee te bouwen." Van der Goes studeerde in 1923 af en koos het beroep van advocaat. Men sen helpen die in de rats zitten, dat leek hem wel fijn werk. In 1930 werd hij door het NVV naar Heerlen ge stuurd om bij de Zuid-Limburgse mijnen vakbondsleden juridisch bij te staan. Van der Goes merkte hoe het vlak over de grens in Duitsland steeds rumoeriger werd. In 1933 werd Hitier tot rijkskanselier benoemd en aan diens agressieve taal te horen was Duitsland niet van plan het nationaal-socialisme binnen de eigen grenzen te houden. In 1937 ver liet Van der Goes Limburg om na mens de SDAP lid van de Tweede Ka mer te worden. Al meteen in zijn eerste toespraak stelde hij de Duitse dreiging aan de orde. „Ik heb toen een toespraak van tien minuten gehou den en die sloeg zo in. dat mijn frac tievoorzitter Albarda er jaloers van werd. Ik sprak over de slappe hou ding van de meeste landen, inclusief Nederland, tegen de pogingen van Duitsland om de macht in heel Euro pa te krijgen. Ik had een heel dossier bij me van alle vuile propaganda- blaadjes van de nazi's, waarin alles werd aangekondigd. Men vond mijn analyse heel goed, de lof tilde me bij na over het paard. Kamerleden van alle partijen zeiden dat ik het kranig had gedaan, maar zélf deden ze hun bek niet open, nooit." „Dat zwijgen uit angst, daar heb ik nooit aan meegedaan. Vandaar dat ik tijdens de bezetting vier jaar heb vastgezeten in kampen: ruim een jaar in Buchenwald en later in Haren en St. Michielsgestel. Lafheid, of laat ik liever zeggen niet-hun-kop-durven- uitsteken, is blijkbaar een grote ei genschap van Kamerleden. Ik heb dat mijn leven lang wél gedaan, mijn kop uitsteken, en ik heb daarom ook de nodige slagen op die kop gehad, tot vandaag de dag toe." Fractieleider Na de bevrijding keerde Van der Goes van Naters terug in het parlement. Hij werd voorzitter van de PvdA- fractie. In 1951 moest hij die functie opgeven vanwege een verschil van mening met de partijleiding over de toekomst van Nieuw-Guinea. Hij bleef echter nog tot 1966 lid van de Tweede Kamer. „Een van de fouten in mijn leven is geweest dat ik te lang in het parlement ben blijven zitten", zegt hij. „Het ging me hoe langer hoe minder interesseren, die putjespoli- tiek in Nederland. Maar het was in die tijd nodig om lid van de Staten - Generaal te zijn wilde je mee kunnen doen aan de Europese politiek." Van der Goes van Naters bezit de pas sie voor een verenigd Europa al ruim een halve eeuw. In 1949 was hij be trokken bij de oprichting van de Raad van Europa en later hielp hij mee aan de vorming van de Europese Ge meenschap voor Kolen en Staal en de West-Europese Unie. Bijna twintig jaar was hij lid van verschillende Eu ropese parlementaire organen. „We hadden een oorlog achter de rug waarin de Europese landen elkaar in de meest letterlijke zin verscheurd hadden en om dat nooit meer te laten gebeuren moesten we de landen tot een permanent overleg brengen, waarin alle eventuele spanningen ge meenschappelijk besproken konden worden. Dat is de Raad van Europa geworden. Dat was een interessant, boeiend en sympathiek lichaam, maar het had geen botten. De instel lingen die daarna zijn gekomen, zoals de Kolen- en Staalgemeenschap, de EEG en later het Europees Parle ment, hadden dat wel." Aan het eind van de eeuw concludeert Van der Goes dat al het ijveren voor Europa niet voor niets is geweest. Hij gaat rechtop zitten en zegt, de ogen weer dichtknijpend, bijna boos: „Die tijd, die vijftig jaar, vind ik zeer goed besteed, ja. En hoewel ik moe ben dankzij u, word ik nu opeens toch nog erg opgewonden. Want wat is zo'n vij ftig j aar belachelij k kortBelache lijk kort! Hoe kan zich dat in zo korte tijd voltrokken hebben: een Europese democratie die niemand in de ge schiedenis ooit voor mogelijk had ge houden, die altijd ondenkbaar was. Die hébben we nu toch maar en die is een succes. Niemand wil en kan meer van de Europese democratie af. Dat je zoiets in vijftig jaar bereikt, dat is fantastisch vlug! Punt uit! Bevrijding We vragen de jonkheer wat in deze eeuw zijn mooiste moment is geweest, los van de herinneringen aan de 61 jaar die hij met zijn in 1985 gestorven wouw Anneke getrouwd is geweest. Hij denkt lang na, drinkt ondertussen de laatste vermouth uit zijn glas en kauwt op het slokje. Dan zegt hij: „Het mooiste is toch de dag van de bevrijding geweest. Aan het einde van de bezetting had ik re gelmatig contact met Drees. Ik fietste met hongeroedeem aan mijn poot naar vergaderingen toe en Willem Drees ging in de auto van Stikker, de bierfabrikantVerschillen moesten er kennelijk zijn: Drees wilde de een voudige arbeider zijn en ik was die kale jonker." „Maar goed, op die dag in mei 1945 was ik bij Drees geweest en toen ik te rugreed hoorde ik mensen roepen dat we bevrijd waren. Ik dacht: zou het echt waar zijn? Toen ik thuiskwam werd er opengedaan door mijn oudste zoon. Hij is helaas betrekkelijk jong gestorven, maar toen was hij nog een rotjongen van een jaar of twaalf - en hij zei het óók: we zijn bevrijd! Hoe wist hij dat? Wel, hij was door zijn moeder naar boven gestuurd wegens onhebbelijk gedrag en op zijn kamer was hij met zijn kleine radio-ontvan- gertje in de weer geweest, waar hij Engeland mee kon ontvangen. Toen had hij gehoord dat Duitsland om wapenstilstand had gevraagd. Nu wisten we het zeker. De nachtmerrie was voorbijDat was het mooiste mo ment van de eeuw." Is het fijn om lang te leven? „Ja, dat bevalt me nog steeds. En toch vind ik dat een leven niet zo lang hoeft te duren als het mijne. Je hoeft helemaal geen honderd te worden. Nu het bijna zover is, vind ik het leuk om het jaar 2000 mee te maken. Maar laat het dan gerust maar stoppen met mijDan ben ik nog net geen honderd. En dat hoef ik niet te worden ook. Punt uit. Begrijpt u me?" Aad Wagenaar

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 41