Ga jij maar om een pond vraegstaerten Het dorp rond met de melkboer Zelfs Groenland is al gewoon Slootje springen over de modder sloot en vissen naar dikkopjes. Meekijken over de schouders van bon kige dijkwerkers. Maar vooral wer ken, hard werken. Op het land, met de koeien en in het huishouden. De 85-ja- rige Leentje van der Sluis-Bij de Vaate uit Zierikzee heeft veel en vooral mooie herinneringen aan haar jeugd op de boerderij. Zij groeide op in de tijd dat Schouwen- Duiveland nog echt een eiland was en bezoek aan familie buiten dat eiland een hele onderneming was. Het tijd perk van sudderlapjes op zondag, no tabelen in koetsjes en hard werkende maar slecht betaalde en armoedig behuisde landarbeiders. Haar groot vader was boer en haar vader combi neerde dat beroep met dat van licht- wachter en seingever voor het loods wezen. Weer en wind moest hij weer staan om de stormvlag te hijsen, het scheepvaartverkeer middels seinen op andere gevaren te wijzen en het licht baken bij De Val te ontsteken. Leentje van der Sluis ziet de boerderij van haar grootvader aan de Kooiweg bij Zierikzee nóg voor zich: de houten brug, de dreef zonder bomen, de ros molen midden op het erf en het wagen huis waarin het gerijtje (koetsje) stond, en de twee tantes die er inwoon den en er het zware werk deden. Haar vader was voordat hij in het boerenbe drijf stapte stadskoetsier. De dokter, de dominee en de notaris vervoerde hij naar hun 'klanten'. In 1913 zette hij daar een punt achter, kocht een boer derij aan De Val en verhuisde daar naar toe met zijn jonge bruid. Een jaar later werd hun dochter Leentje gebo ren. Zij groeide op in een gezin met zeven kinderen, drie meiden en vier jongens. „Maar ik was zeli ook net zo'n halve jongen. Altijd rennen en klimmen. En slootjespringen samen met Mina van Mourik. Die zei altijd 'Ik heb er de kans voor en dan gaat het altijd.' Maar één keer ging het niet. Plons midden in een moddersloot. Helemaal onder de prut kwam ze eruit." Desalniettemin was de boerderij van de Bij de Vaate's aan De Val populair bij de dochter van de dominee, de slagersdochter en die van de tuinder, kortom de vriendinnen van Leentje Bij de Vaate. Ze speelden op de deel en hielpen bij het werk op de boerderijMet name het verweiden van de koeien was bij de kinderen uit 'de Stad', want zo werd Zierikzee door zowel de stoepeschie- ters zelf als door de niet-Zierikzeeëna- ren genoemd, populair. „Alleen mijn moeder vond het niet zo geslaagd, want onderweg deden we nog veel meer dingen dan alleen de koeien ver- Leentje Bij de Vaate's vader w >r zijn huwelijk stadskoetsier in Zierikzee. foto's collectie L. van der Sluis-Bij de Vaate weiden en het duurde een stuk langer dan nodig", herinnert Leentje zich. Ze deden alles thuis. De koeien werden door de vrouwen gemolken en de melk afgeroomd. De taptemelk ging naar de kalveren en de rest ging in de karnton. „Uren werk was dat, de melk moest eerst zuur worden en soms lukte dat niet zo goed. Een beetje kokend water erbij, dat wilde nog wel eens helpen", blikt de inmiddels 85-jarige terug op het karnen. De klandizie voor de boter en de eieren kwam vooral uit Zierik zee. „Maar ik weet ook dat er een keer zo'n schelpenzuiger aan de dijk lag. Die mannen kwamen dan bij ons om 'butter en eiers'." Graag mocht de jonge Leentje in haar spaarzame vrije tijd meekijken over de Grootvaders boerderij stond aan de Kooiweg bij Zierikzee. schouders van de dijkwerkers. Mach tig interessant vond ze die stoere man nen in hun manchesterbroeken. En ze wilde van alles van hen weten. „Ik dee vee vraege", moet ze achteraf toege ven. Dat kwam haar op een opdracht van een van de dijkwerkers te staan. „Gae jie thuus mar es om een oalluf pond vraegstaerten", voegde hij Leen- t] e toe. Die toog nietsvermoedend naar huis en kreeg pas door dat ze beetgeno men was toen haar moeder haar uit lachte. Een andere herinnering is die van de nabijheid van het water. Op de Ooster- schelde kon het nogal eens behoorlijk spoken en tegen alle orders van moe der in ging Leentje dan naar de dijk, onweerstaanbaar aangetrokken door het gebulder van de winden de schuimkoppen op het water. Meestal doornat, geheel volgens moeders voor spelling, kwam ze dan na een tijdje weer thuis. Later in haar leven maakte ze het water nog veel grimmiger mee. In 1944 moest de Schouwse bevolking geëvacueerd worden omdat de Duitse bezetter om de opmars van de gealli eerden te stuiten het eiland moedwillig onder water zette. Negen jaar later zwalpte het woeste water, opgezweept door een zware noordwesterstorm, over de dijken, sloeg er bressen in en trok een spoor van vernieling over het eiland. De boerderij waar Leentje Bij de Vaate haar jeugd doorbracht werd wegge vaagd en die van haar grootvader aan de Kooiweg bij Zierikzee zo zwaar be schadigd dat alleen afbraak restte. Leentjes' jeugdherinneringen blijven, die kan niemand haar nog afnemen. Piet Kleemans Jannie Verburg werkte op zaterdag en in de vakanties bij melkboer Willem Schipper in 's-Heer Hendrikskinderen. De foto is gemaakt in augustus 1959. Vroeger hoefde je bijna nooit boodschappen te doen, alles kwam langs de deur. Jannie de- Bruine-Verburg uit Goes weet er al les van. Tijdens haar jeugd in 's- Heer Hendrikskinderen heeft ze ja ren de melkboer geholpen die met een kar door het dorp ging. „De melkboer, de bakker en een keer in de week de visboer, op de fiets uit Arnemuiden: alles kwam langs de deur. Je ging natuurlijk ook zelf wel eens naar de bakker of de kruide nier in het dorp, maar veel werd toch aan huis verkocht. Nu zijn er helemaal geen winkels meer in 's- Heer Hendrikskinderen, alleen de SRV-wagen komt er nog. Het is wel erg jammer dat alle winkels weg gaan uit de dorpen." Jannie Verburg (1946, 's-Heer Hen drikskinderen) werkte op zaterdag en in de vakanties bij melkboer Wil lem Schipper. „Gewoon, omdat ik dat leuk vond. Het zal het contact met de mensen wel geweest zijn. De melkboer kwam natuurlijk ook bij ons aan de deur en ik heb een keer gevraagd of ik met hem mee mocht op zijn ronde door het dorp. En dat mocht. Ik heb jaren bij de melkboer gewerkt. Vanaf de laatste jaren op de lagere school tot in de eerste van de MULO. De foto is gemaakt in au gustus 1959, ik was toen dus een jaar of dertien." Zaterdags en in de vakanties ver trok ze rond acht uur 's ochtends naar melkboer Schipper. Die had dan al een deel van zijn ronde, het gedeelte Wissekerke, gedaan. Bij het huis van Schipper werd de bak fiets weer gevuld. De melk, karne melk, yoghurt, vanille- en chocola devla en andere pappen werden door de melkfabriek aan het Hol- landiaplein in Goes bij Schipper bezorgd. De boter kwam weer van een andere fabriek. „Je had melk in flessen, dat was ge steriliseerde melk, maar we ver kochten ook verse of rauwe melk. Die werd in bussen van veertig liter door de fabriek gebracht. We had den een speciale bus met een kraan tje aan de onderkant en daar werd de verse melk dan in overgegoten." In een apart soort kastje aan de voorkant van de bakfiets zat een 'pint', een kan van zink, waarin de melk vanuit de speciale bus werd getapt. Vanwege de hygiëne werd de kan in een apart bakje bewaard. In de 'pint' kon een liter melk. „De ze werd overgegoten in een panne tje of melkkoker van de klant. De verse melk werd altijd meteen ge kookt. Dat moest, want anders kon je het niet bewaren." In een la onder de bakfiets werden de pakjes boter bewaard. Per dag gingen er een paar bussen verse melk doorheen. Een gemid deld gezin kocht enkele liters melk per dag. Vooral op zaterdag werden er ook veel producten als vla ver kocht. „Hoe hoog de prijs van bijvoor beeld een liter melk was, weet ik niet precies. Dat komt denk ik om dat ik niet zelf afrekende, dat deed Schipper. Een fles melk kostte vol gens mij zo'n zestig cent, 'losse', verse melk kostte denk ik twintig of vijfentwintig cent per liter. Yoghurt en vla, die in flessen van een halve liter werden verkocht, kostten denk ik zo'n zestig a zeventig cent." Elke dag, behalve op zondag, ging melkboer Schipper langs de deuren in 's-Heer Hendrikskinderen. De rijder van de fabriek bracht elke dag verse melk en andere produc ten Schipper had ook een voorraad - onder meer boter - in zijn kelder. Boter werd ook bij de kruideniers in het dorp verkocht. Daarvan waren er een paar in 's-Heer Hendrikskin deren. Eén aan het begin van het dorp, richting Wissekerke en twee in het dorp zelf. Verder waren er twee bakkers, die ook langs de deur gingen. „De kruidenier verkocht suiker, koffie, thee en dat soort producten, maar ook kaas en vleeswaren. Geen groente, fruit of vlees. Er was ook geen groentewinkel in het dorp. Groente en fruit werd door de men sen zelf verbouwd of bij een boer gehaald." Hetzelfde gold voor vlees. Mensen hielden zelf een var ken of kochten elk jaar een half var ken bij een boer. Vaak werd dit dooi de heer des huizes verder geslacht. Voor sommige boodschappen gin gen de bewoners van 's-Heer Hen drikskinderen ook naar Goes. „Het was vooral het contact met mensen dat het werk leuk maakte. Hier kregen we een kop soep, daar een pannenkoek. We hadden van die vaste adresjes. Schipper ging al tijd koffie drinken op een bepaald adres, maar dat was bij de buren van mijn ouders, dus ik ging dan al tijd even naar huis." In het begin verdiende ze zo'n vijf gulden per zaterdag. Later kreeg ze een tientje van Schipper. En altijd bewaarde hij een halve liter choco ladevla voor haar. Die zette hij dan 's ochtends al apart. Rond 1 uur 's middags waren melk boer Schipper en Jannie meestal klaar met hun ronde door het dorp. De rest van het gezin Verburg had dan al gegeten, Jannie at later. En toe at ze elke zaterdag een halve li ter chocolade vla. Carla van de Merbel Dit j aar ging de reis naar Chinavorig j aar was het Cuba en misschien moet het volgend jaar maar eens echt extreem worden. Groenland. In de winter welteverstaan. Want anders heeft het zoiets gezapigs. Zeg nou zelf, Groenland in de zo mer, dat begint toch al heel erg te lijken op twee weken aan de Zeeuwse kust. Nee, je moet echt iets bijzonders ondernemen, wil je nog iemand bereid vinden om naar je vakantiedia's te komen kijken. De mogelijkheden daarvoor raken steeds meer beperkt. Iedereen is al overal geweest. Geld speelt nauwelijks een rol als het gaat om de be vrediging van de reislust. De enige belemmeren de factor is het aantal vakantiedagen waarover kan worden beschikt. Vóór de Tweede Wereldoorlog was vakantie een fenomeen dat nauw aan welstand was gekop peld. Over de combinatie van geld en vrije tijd kon maar een zeer beperkt deel van de samenle ving beschikken. Voor de werknemer bestond vakantie nog niet. Werkgevers reageerden ver baasd en verstoord op vragen om betaalde verlof dagen. Zo werd het verzoek van de arbeidersver tegenwoordiging van scheepswerf De Schelde in Vlissingenin 1907 om invoering van vakantieda gen met behoud van loon, door de directie afge wimpeld omdat dit 'een geschenk zonder eenige illustratie Wim Hofman tegenprestatie' zou betekenen. Dat geschenken ook onbaatzuchtig kunnen worden gegeven, was kennelijk niet bekend. Pas twintig jaar laternamen de Schelde-werkne- mers niet langer genoegen met deze houding van de directie. De arbeidsonrust groeide. De bonden kwamen niet langer met een verzoek, maar met een eis: betaalde vakantiedagen moesten er ko men - en trouwens ook loonsverhoging. Na 1930 hoefde niet langer te worden gesteggeld over be taald verlof. In de nieuwe CAO voor de metaalin dustrie kwam te staan dat werknemers behalve op erkende feestdagen voortaan ook één normale werkweek zouden krijgen doorbetaald. Die werkweek bestond toen uit 48 uur; tien uur meer dan nu. Na de oorlog had vakantie aanvankelijk nog een lage prioriteit. Nederland had wel wat anders aan het hoofd. Er moest worden aangepakt en opgebouwd. Daarbij paste geen gelanterfanter. Zes dagen verlof was het maximum. Wie dat va kantie wilde noemen, moest het zelf maar weten. Toen Nederland weer zo'n beetje op orde was, kwam'er aandacht voor vrije tijd. De werkweek ging naar veertig uur en de vrije zaterdag werd geïntroduceerd. Een verdere vermindering van ,het aantal werkuren per week tot 38 leverde atv- dagen op en in veel bedrijven en organisaties waar 36 uur wordt gewerkt, telt de werkweek vier dagen van negen uur. Vijf weken vakantie is inmiddels standaard. Even standaard - maar dan in de hoofden van veel werknemers - is de mogelijkheid al geruime tijd voor het bereiken van de pensioengerechtig de leef tijd te stoppen met werken en zo van het le ven één lange vakantie te maken. Dat de VUT, ooit ingevoerd als maatregel ter bestrijding van de werkloosheid onder jongeren, niet meer nodig en op den duur onbetaalbaar is, wil er bij de meeste werknemers wel in. Met dien verstande dat anderen dan maar tot hun 65ste moeten door werken. De individuele werknemer zélf wil wel graag eerder stoppen. Wat moet je met al die vrije tijd? De in veel be drijfstakken onmiskenbaar toegenomen werk druk herstellen, dat is een nuttige toepassing. De batterijen opladen. Dat wordt steeds verder weg gedaan. Nog maar enkele tientallen jaren gele den gold een vakantie van twee of drie - zo, doe maar dik - weken Frankrijk, Spanje of Italië als buitengewoon benijdenswaardig, vandaag de dag wek je er in kringen van vrienden en collega's slechts lachlust of medelijden mee op. Zeker als de reis wordt gemaakt met een sleurhut of klap- kar achter de auto. Nee, wie een beetje indruk wil maken, vliegt naar Peru, naar Nieuw-Zeeland of naar IJsland. De Verenigde Staten doen het ook goed. Dat wil zeggen: even nog, want half Neder land schijnt er al te zijn geweest, zodat een reis naar het Yellowstonepark even kneuterig dreigt te worden als een vakantie in het Zwarte Woud in Duitsland. Ben Jansen

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 33