Een winter voor twee borstrokken
Het kastje met die diepe wond
N? V
Het Noordzeestrand bij Vrouwenpolder.
De eerste dagen van het nieuwe jaar
zullen een winters karakter hou
den, meldde de niet geheel accentloze
hoge stem van de weerkundige op de
valreep van 1962 via de telefoon aan de
PZC redactie. „Dank u wel, me
vrouw", zeiden wij beleefd nadat de
persoon het bericht had afgerond.
Pas veel later, toen de persoon in kwes
tie ook wereldberoemd werd buiten de
woonplaats Paterswolde, bleek 'me
vrouw' een meneer te zijn: Jan Pelle-
boer, weerkundig medewerker van een
hele reeks dagbladen, waaronder deze
courant.
Er is heel wat geginnegapt over Jan:
'Hi] ligt in het ziekenhuis. Oh ja? Ja, hij
kan het water niet houden'. 'Pelleboer
is gescheiden, want hij zit er altijd
naast'. Van dat gehalte. Pelleboer zat
er vlak voor de intrede van het jaar
1963 niet naast. Op oudejaarsavond
kreeg het volk al een voorproefje. Met
ijzige weersomstandigheden die aan
leiding gaven om wel twee borstrok
ken over elkaar aan te trekken. En
daar nog een dikke zaterdagkrant tus
sen te frommelen.
Geen klimaat voor uitbundige straat
taferelen. Het publiek hield zich in de
huiskamers gedeisd achter schalen
oliebollen en kannen bowl. Rellen ble
ven beperkt. In Brouwershaven werd
een fietsenrek op de weg geplaatst, in
Zierikzee snokten jeugdigen trekbel
len uit historische gevels.
In de dagen daarop raakte de bevol
king op geheel andere wijze ontregeld.
Het ging zo hard vriezen dat per trein
stel aangevoerde ladingen kolen met
de pikhouweel gelost moesten worden
Wind en witte vlokken veranderden de
provincie in een kil poollandschap.
Het sneeuwde niet eens zo buitenspo
rig. Maar het waaide des te meer.
Daardoor werd de beneden het vries
punt afgekoelde neerslag opgestuwd
tot ferme hopen, waardoor honderden
automobilisten strandden en boerde
rijen en zelfs hele dorpen geïsoleerd
raakten.
De elementen hielden er een tweespo
renbeleid op na: in oost-west lopende
wegen werden keurig schoon gebla
zen. noord-zuid routes raakten door de
stuifsneeuw geblokkeerd. Een vastge
lopen autobestuurder meldde zich
boos aan de telefoon bij een wegbe-
heerder. Dat het geen stijl was. En dat-
ie er werk van zou maken. 'Uitste
kend'. reageerde men van waterstaats
zijde. 'Maar breng dan wel een schop
mee'.
In menig familiealbum wordt de her
innering bewaard aan de barre winter
van '63. Die nog een graadje erger was
dan de winter van '56 toen de vorst zo
plotseling inviel dat de vogels geen
kans meer zagen om milder streken op -
te zoeken. Mevrouw Lies Riemens-
Schout uit Middelburg, toen 19, heeft
er wat kiekjes van ingeplakt. Ze geven
de situatie weer op het strand bij het
waterwingebied Oranjezon nabij
Vrouwenpolder.
Het gezin waarvan Lies deel uitmaak
te woonde aan de rand van de duinen
bij het pompstation, waar haar vader
machinist was bij 'de waterleiding'.
Een afgelegen oord. Ideaal in de zomer,
maar problematisch onder winterse
omstandigheden, zo bleek vooral rond
de jaarwisseling. Het weer begon zo'n
grimmig karakter te vertonen dat de in
Middelburg wonende broer van Lies,
die met zijn in verwachting zijnde
vrouw voor de oud- en nieuwviering
naar de ouderlijke woning op Oranje
zon was gekomen, met de echtgenote
noodgedwongen moest blijven loge
ren.
„Ik kon toen zelf ook een week niet
naar mijn werk in een schoenenzaak in
Middelburg", vertelt mevrouw Rie-
mens van die tijd. „De wegen waren
compleet onbegaanbaar. Je wist zelfs
niet eens hoe de weg liep. Ja, je zag bo
men. En tussenin moest de weg zijn.
Maar je zag af en toe niet eens waar de
weg ophield en de sloot begon want die
was helemaal volgewaaid met sneeuw.
Er reden zelfs geen bussen. De bakker
van Gapinge kwam met een land-
bouwtractor brood bezorgen."
Ondanks de heersende kou bleven de
filters van het waterleidingbedrijf
open. Dat kwam, weet Lies van haar
vader, omdat er bronwater ingepompt
werd en dat is, komend van diep onder
de grond, altijd hoger van tempera
tuur. Het leverde wel flinke samen
scholingen op van smienten. De fluit
eenden zochten open water op, maar
werden, uit vrees voor besmetting, bij
de filters verdreven.
Lies Schout heeft in die week thuis
heel wat 'afgeknutseld en geprutst'.
„En ik ben ook nog een keer met mijn
schoonzus naar het dorp geglibberd
om brei wol te kopen. Kon ze alvast wat
voorbereidingen treffen voor de komst
van de baby."
Wat Lies is bijgebleven zijn de ijsber
gen op het strand. Gevormd uit schot
sen die vanuit zee het strand op werden
geschoven en zich daar opstapelden
tot indrukwekkende hoogte. „Een ge
weldig gezicht", vindt mevrouw Rie-
mens nog steeds als ze de foto's bekijkt
die ze destijds van haar toen tienjarige
zusje Ina maakte. „Dat vergeet je niet
meer. Die ijsbergen hebben er nog heel
lang gelegen."
Jacques Cats
Mijn opa is eens flink uitgeschoten met de
zaag. Het theetafeltje van opa en oma dat in
de gang van mijn ouderlijk huis staat, heeft daar
om een gapende wond. Mijn moeder heeft er een
klein smal kleedje over gelegd om de grote snede
in het hout te bedekkenOpa had niet zo 'n respect
voor het prachtige tafeltje. Hij gebruikte het als
werkbank. De zaag schoot een keertje door en
daar was plots een wond in het mooie donkere
hout. Weggooien deed men toen nog niet.
Toen opa en oma naar het bejaardentehuis gin
gen, was er geen plaats voor het tafeltje. Mijn
moeder wilde het maar al te graag hebben. Zo
lang ik me kan herinneren staat het daar; in de
gang, vlak naast de deur van het huis waar ik ben
opgegroeid. Als kind zei het me niet zoveel. Dat
verhaal over die zaag van opa maakte ook niet
zo'n indruk. Ik snapte het eigenlijk wel, hield zelf
ook wel van zagen. Dat had ik van opa. Mijn
grootvader leerde mij, zijn kleindochter - bij ge
brek aan kleinzonen - figuurzagen. Dat was een
tijdje lang mijn grote passie. Dus ja, ik begreep
het wel als er eens een zaag uitschoot.
Later, toen ik zou gaan studeren, ging ik het thee
tafeltje waarderen. Vond ik het wel jammer ei
genlijk, van die diepe houtwond. Mijn opa was
inmiddels overleden en ik wilde graag iets van
hem op mijn studentenkamer zetten. Mijn moe
der was onverbiddelijk: dat tafeltje bleef waar
het was.
En al die andere spullen, die ik zo graag had wil
len meenemen ook. Zij waardeerde de spullen
van vroeger, die zijn gemaakt om lang te gebrui
ken.
Mijn moeder piekerde er niet over om haar doch
ter te voorzien van de meubelstukken, die haar zo
dierbaar waren. Ook het prachtige mahoniehou
ten bureau van mijn vader bleef in de werkkamer.
Ik was als kind al gek op de houten rolluiken
waarachter grote hangmappen schuil gingen.
Aankomen mocht niet; dat zou het bureau geen
goed doen.
Als surrogaat kreeg ik voor mijn eindexamen een
secretaire, gekocht in een beetje louche antiek
handel. Het was niet echt antiek, maar wel oud.
Dat ding sleepte ik mijn studentenhok op en daar
zijn heel wat uren aan weggedroomd boven zwa
re pillen van rechtsgeleerden.
Nu, 22 jaar later, staat de secretaire op de kamer
van mijn zoontje van acht jaar. Binnenkort ver
huist het naar de kamer van mijn dochter van zes.
Zoon Stijn krijgt een groot bureau en bijpassende
kast. De eerste huiswerk opdrachtjes dwarrelen
ons huis binnen en moeilijke woordjes leren ach
ter de secretaire is bij nader inzien niet zo handig.
Het blad is veel te klem. De vakjes - oorspronke
lijk bedoeld voor correspondentie - zitten volge
propt met spannende jongensboeken en strips.
Ook voor de houding van Stijn lijkt het mij beter
om een wat hoger bureau aan te schaffen.
De secretaire heeft nog meer mankementen: het
blad zakt door, de knoppen zijn verdwenen en ei
genlijk het ergste: ik heb het ooit - in een onbe
zonnen bui - blauw geschilderd. Daaronder
woont nog een laag zwarte verf op het prachtige
donkere hout. Allemaal overblijfselen van de af
gelopen 22 jaar, die om kleuren schreeuwde. Zal
ik het voor mijn dochter in de oorspronkelijk
staat laten herstellen? Zou ze dat ooit op prijs
stellen?
Mijn moeder had gelijk dat ze al die mooie meu
belstukken heeft gekoesterd. Als ik zo mijn huis
eens rondkijk, is er eigenlijk niets van deze tijd
dat de moeite waard is om door te geven. Heden
daagse tafels, stoelen, banken, salontafel en kast:
het zal straks allemaal versleten zijn. De design
tafel van vele duizenden guldens begint al sporen
van slijtage te vertonen. Bovendien is de kleur
uit. De glazen deurtjes van het ranke blankhou
ten kastje hangen al een beetje scheef. De bank is
gewoon versleten.
De pronkstukken in huis zijn een antieke linnen
kast waar wij nu het serviesgoed in bewaren en
een oude scheepskist, die prachtig is beschilderd
en aangeschaft van mijn eerst verdiende salaris.
Die zal ik niet zomaar uit handen geven. De rest
mogen ze zo het huis uitdragen, direct naar de
mileustraat. Alles kan moeiteloos vervangen
worden door meubels met diezelfde tijdelij khei d
Wat had mijn moeder gelijk en wat ben ik blij dat
ze die mooie meubelstukken nog in mijn ouder
lijk huis staan. Blijkbaar moet je zelf wat ouder
worden om de eeuwigheid te waarderen.
En mocht mijn dochter ooit op kamers gaan; ze
schaft haar eigen Ikea-spulletjes maar aan.
Mirjam van Zuilen