Boem, daar ging de Jacob Verolme Land vol van verdraagzaamheid De Jacob Verolme (41 koppen), bijna tweehonderd meter lang, is begin 1967 met meer dan 25.000 ton ijzererts op weg vs ontploffing plaats vindt. Drie kwartier daarna moest de kapitein het sein 'schip verlaten' geven. Vitoria in Brazilië naar IJmuiden. Het schip vaart op bijna 27 zeemijl van La Palma, Canarische Eilanden, als er tijdens laswerkzaamheden ei Jan Lagendijk (55) moet elke keer weer lachen als hij aan z'n kapitein denkt. Hoe kapitein Kruyer als laatste de Jacob Verolme verliet. Hoe hij op de trap alle tijd van de wereld nam, z'n bril inklapte en in de binnenzak van z'n vliegeniers jack stopte. Hoe hij het hoofd tussen z'n armen boog en in het water dook. Alsof hij in het gemeentebad aan z'n twintig baantjes begon en niet op een schip zat dat na een explosie op het punt stond te kapseizen. „Dat typische beeld ver geet ik nooit. Ik ben gewoon gespron gen." Groot nieuws was het. „Bemanning 'Jacob Verolme' uit zee gered", las Zee land maandagochtend 23 januari 1967 in de krant. „Vermiste en zwaarge wonde." Opening krant, het was het belangrijkste nieuws die dag. Het journaal had die zondagmiddag een extra uitzending ingelast. Jan (22) heeft als derde stuurman eer ste wacht, van acht tot twaalf uur. Een foto uit die tijd: gezond stevig, strakke scheiding links, ongestreken wit over hemd. Hij ziet dat er aan bakboord on derhoudswerk wordt verricht. Dat is hoogst ongebruikelijk voor een zon dag. Machinisten vervangen verrotte oliepijpjes. Ze lassen en branden. De Jacob Verolme (41 koppen), bijna tweehonderd meter lang, is met meer dan 25.000 ton ijzererts op weg van Vi toria in Brazilië naar IJmuiden. Op de vorige reis zat er olie in de tanks. Lagendijk doet wat hij altijd doet als de wacht begint. Hij windt de tijdme ter op en schiet een zonnetje met de sextant. Hij merkt dat de marconist niet in de radiohut zit. Die zou naar Scheveningen Radio moeten luisteren om de scheepslijst te noteren. Versla pen. Lagendijk zoekt hem op: „Klaas, als de donder eruit", probeert hij de marconist aan het schrikken te bren gen. „Het schip is doormidden gebro ken. Wij zitten als enigen nog op de midscheeps." De knal komt als Lagendijk in de kaar- tenkamer terug is om de geschoten hoogten op de kaart te tekenen. Ze zit ten op bijna 27 zeemijl van La Palma, Canarische Eilanden. „Een doffe dreun. Boem. Het dek schudde. Ik stond te trillen op m'n benen. De stuk ken staal vlogen door het stuurhuis." Lagendijk ziet een steekvlam en een waggelende schim die uit zwarte rook wolken opdoemt. Hij zet de scheepste- legraaf op stop en doet de alarmbellen aan. Door een groot gat in de vorm van een V stroomt het water naar binnen. Het schip maakt slagzij over bakboord. Na drie kwartier geeft de kapitein het sein 'schip verlaten' omdat de Jacob Verol me dreigt te kapseizen. De marconist zendt het noodsein S.O.S.; Lagendijk blijft met de tweede stuurman en de kapitein als laatste aan boord. „Onze rubberboot die zich automatisch zou moeten opblazen bleef plat als een vaatdoek. De vier andere sloepen durfden niet dichterbij te komen om dat ze bang waren onder een kapsei zende boot terecht te komen." In volgorde van rang springen de drie van de jakobsladder op het achter schip in het water en zwemmen naar een motorsloep. „Dat was om half elf, m'n horloge is stil blijven staan. Ik had een extra jas aangetrokken omdat ik dacht dat het wel eens flink koud kon worden 's nachts. Stom natuurlijk, want dat zwom heel moeilijk. M'n ar men werden steeds zwaarder. De gol ven waren soms wel vier meter hoog." Lagendijk weet een roeispaan te grij pen en wordt aan boord geholpen. Na een half uur kapseist het schip. Para medics van de Amerikaanse lucht macht die met een parachute te hulp komen, geven eerste hulp aan een zwaargewonde bankwerker. Na een paar uur dobberen in zee pikt het Pool se passagiersschip Batory hen op. De 24-jarige machinist Sengers uit Mierlo blijft vermist. Na een maand wordt hij dood verklaard. „Een gezellige Brabander die ook wel driftig kon wezen. Op de vorige reis was z'n vrouw erbij. Dat was hun hu welijksreis. Zij is toen zwanger ge raakt. Op de begrafenis maakte ze met haar positiekleding een hele kranige indruk op mij." Lagendijk: „Op de vrijdag voor die zondag vraag ik nog aan die kapitein in al mijn onnozelheid: 'Is dat nou he lemaal niet gevaarlijk, dat lassen?' Ik wist natuurlijk dat er olie in die tanks had gezeten. Zegt hij: 'Nee, het is vei lig. Niet dus. Ze hadden de tanks moe ten controleren op gasvorming. Het vermoeden is dat uit olieresten van de vorige lading een explosief mengel is ontstaan dat door het lassen is ont ploft." Lagendijk, kapitein Kruyer, de eerste stuurman en de tweede machinst moe ten voor de Raad voor de Scheepvaart verschijnen. Lagendijk is vrijgespro ken, de drie anderen mochten maan den niet meer varen. Er was onvol doende controle op de veiligheid geweest. Lagendijk: „Ik heb nooit enige schuld gevoeld. Ik was er niet bij toen er werd besloten om te lassen en had toevallig wacht. Het antwoord van de kapitein vond ik niet erg lekker maar ik nam aan dat hij gelijk had. Had ik tegen de kapitein moeten zeggen: 'Ik vind het wél gevaarlijk, ik loop geen wacht?' Met de verhoudingen van die tijd? Zie je de situatie voor je? Dat was onbe staanbaar, dat was werkweigering ge weest. Later bleek dat Sengers aan collega's had verteld dat hij bij onder houd al blauwige floempjes had horen sissen. Daar heeft hij toen niks mee ge daan. Als je dat weet, trek je toch ook zelf aan de bel?" Roelf Reinders In de rust van zijn tuinderij leerde de groenten- teler de jongen dingen die op de middelbare school onbesproken bleven. De aarde was schoon en geneeskrachtig; als je een wondje aan je hand had, kon je gewoon doorgaan met het wieden van onkruid. Dat leerde hij de jongen, die tijdens zijn vakanties bij hem kwam werken. En: het kweken van planten eiste zorg en geduld. Het oogsten was een beloning in zichzelf dat er geld mee verdiend werd, was vers twee. De groententeler sprak daarover op bedaarde toon. Een planter was hijen niet alleen van gewassen. Hij zette, terwijl ze naast elkaar op hun knieën over het land kropen, inzichten in het hoofd van zijn knechtje voor drie weken. Heel kalm, onna drukkelijk. De man kon weldadig zwijgen, maar soms zei hij iets dat zou blijven hangen: „Als zin gen overgaat in schreeuwen, loopt het mis met de vrede", vatte hij eens samen en bij die gelegen heid citeerde hij een paar regels uit het Horst Wessellied: 'Die Fahne hoch, die Reihen dicht ge- schlossen'. „Het geweld en de ellende die daar achter schuilgingen; niet te beschrijven", zei hij. We moeten op onze hoede zij n. Het was begin jaren zestig. Veertien, vijftien jaar oud was die jongen toen. Veel van de feiten die hem op school werden bijgebracht, zou hij latei- als ballast over de railing laten zakken. De kant tekeningen van de tuinder beklijfden. Er zouden steeds momenten zijn, waarop hij eraan terug dacht. Zo overweldigde het verleden hem jaren later na bij de Somme, waar in het derde jaar van de Grote Oorlog de eerste Britse tanks werden ingezet. Hij overzag, decennia later, de ruimte en besefte dat iedere poging om zich een voorstelling te maken van wat zich hier, in het tweede decennium van de eeuw, afspeelde, vergeefs zou zijn. Een mens kan immers geen beeld voor ogen krijgen van een half miljoen mensen, verscheurd door mitrail- leurvuur en granaten. Het is te veel voor het ver stand. Het verleden viel over hem heen toen hij, vijftig jaar na de Tweede Wereldoorlog, in gezelschap van voormalige gevangenen het Nacht und Ne- bel-concentratiekamp in Natzweiler bezocht, de nabij gebouwde gaskamer binnenging en de ovens zag waarin de nazi's de lichamen van hun slachtoffers lieten verbranden door de nog leven de gedoemden. Het verleden haalde hem in toen hij in het muse um Jad Vashem in Jeruzalem, waar de miljoenen doden hun naam hebben teruggekregen, voor de illustratie Wim Hofman zoveelste maal geconfronteerd werd met beelden uit de hel op aarde. Hij voelde zich verpletterd. Toen welDe geschiedenis zou een les moeten bie den voor het heden. Maar wat zo vreemd is: in het heden komt het onheil gefilterd door. De oorlo gen die via actuele uitzendingen jaar in jaar uit op de televisie zijn te volgen, de beelden van hon gerende, stervende mensen, soms raken ze hem terloops, maar hij heeft allang bespeurd dat hij is afgestompt. Het leven van alledag is overzichte lijk, de kleine, eigen democratie lijkt geen onder houd te vergen. De gruwelen zijn ver weg en wor den aangeboden tussen boodschappen over com fort. Wat een gezelligheid. Het nieuws wordt afgewis seld met reclamespots. Geregeld klinkt een nieuw volkslied, gemaakt in opdracht van de Postbank. De samenleving wordt op luchtige wijze bezongen en het verlies van normen wordt als een teken van verdraagzaamheid voorgesteld. Vijftien miljoen mensen, op dat hele kleine stukje aarde. Het gaat over dit tolerante land waarin mensen zich niet de wet laten voorschrijven en waarin het welbeschouwd geweldig leuk is dat iedereen fietsen jat. Het wachten is op een recla me-uiting van een fietsenfabrikant waarin het rijwiel feestelijk wordt aanbevolen als vlucht- voertuig bij uitstek na beroving van de Postbank. De vijftien miljoen mensen hebben het met nog maar een paar dingen een beetje moeilijk op hun hele kleine stukje aarde. Het milieu is in de pro blemen, maar och, daar weet de landelijke plant soenendienst wel iets op te verzinnen. En daar zijn natuurlijk de vluchtelingen die van harte welkom zijn als ze maar uit de buurt blijven en te- gelijkertijd integreren. Schreeuwers gaan tekeer als ze vernemen dat er een opvangcentrum in hun wijk komt. Er wordt, terwijl de samenleving steeds meer gesegmenteerd raakt, niet gezocht naar een nieuwe samenhang, die noodzakelijk is om normen en waarden om te zetten in breed ge dragen wetten. Die vijftien miljoen mensen moe ten namelijk niet het keurslijf in. En voor de vreemdeling is er een avondklok. De man die in de jaren zestig opgroeide, leeft in een comfortabele wereld. In spaarzame momen ten denkt hij nog wel eens terug aan de uren-die hij als veertien-, vijftienjarige doorbracht op de tuinderij. Hij hoort in gedachten de groentente ler iets zeggen over zingen en schreeuwen. En denkt: „We moeten op onze hoede zijn." A.J. Snel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 31