Hoort de tucht en wordt wijs Die familie met die kar vol kinderen Over hoe lekker leed kan zijn De knapenvereniging van de gereformeerde kerk in Sint Laurens, 1932. Het ziet er nogal losjes uit, zo op de foto. De poging tot opstelling in kegelvorm slaagde maar zeer ten dele, hetgeen iets onvolkomens doch tevens iets luchtigs aan het beeld geeft. De be schouwer moet zich echter niet vergis sen: de geportretteerden, jongens en meiden van tussen de twaalf en de zes tien jaar, waren doordrongen van de ernst des levens. Zondag na zondag werden zij gesterkt in het geloof. Daartoe was er voor de jongens de knapenvereniging 'Benjamin', ge noemd naar de twaalfde zoon van Ja kob. En de meisjes waren lid van de vereniging 'Het Ontluikend Leven'. Het is 1932 en Laurens Boon hoort ei genlijk nog niet in het gezelschap thuis. Hij is dan negen jaar en dus te jong om al toe te treden tot de knapen- vereniging van de gereformeerde kerk in Sint Laurens. Hij heeft mazzel. Zijn vader, Pieter Boon. heeft namelijk een transportbedrijf annex taxi-onderne ming en is eigenaar van een fraaie Dodge. Pieter Boon bestuurt derhalve een van de vijf auto's - veel meer zullen er in Sint Laurens niet zi j n geweest - en zijn zoontje wordt toegevoegd aan de groep kinderen die een rondje over Walcheren doet. De dag heeft een ander karakter dan de normale bijeenkomsten die op zon dag worden gehouden. Er zijn belegde broodjes van bakker Van den Broeke, die ook al een auto beschikbaar heeft gesteld en er is de aangename onder breking van de rondrit bij de uitspan ning 'Wilhelmina' in Domburg waar limonade wordt gedronken. En: voor de gelegenheid trekken de meiden en de jongens samen op. Tijdens hun bij eenkomsten op zondag is daar geen sprake van. Dan wordt er apart verga derd. Op de knapen- en meisjesverenigingen en later op de jongelingsverenigingen van de gereformeerde kerk, daar werd het kader gevormd. Laurens Frederik Boon, formeel nog steeds lid van de kerk maar intussen wel op enige af stand daarvan geraakt: „Niet dat we daarbij stilstonden natuurlijk, maar het behoorde tot de geestelijke vor ming, waarbij zeker meespeelde dat je deel uitmaakte van een select gezel schap met mensen die later een rol gin gen spelen in de kerk en in de politiek. Zo was het met mijn vader ook gegaan Hij is jaren ouderling geweest en hij was wethouder in Sint Laurens. Voor de Anti Revolutionaire PartijDe gere formeerden hadden een sterk ontwik keld gevoel voor organisaties, com pleet met een secretaris, een penning meester en een voorzitter. Ze voelden zich vaak ook beter dan bijvoorbeeld de hervormden." Hoe ging dat op die verenigingen? Er werd bepaald geen lichte kost geser veerd. Eén van de leden hield een inlei ding over een belangwekkend onder werp als Mozes bij het brandende braambos of de heikele kwestie werd behandeld of de ezel van Bileam nou wel of niet gesproken kon hebben. Boon: „Daar zat je dan bij elkaar in de consistorie van de kerk. Er werd ge opend met gebed en om de beurt zorg de je dan voor zo'n opstel of een voor dracht waarover vervolgens werd ge praat. Na de pauze was er meestal iets anders: een gedicht of zo. Je wist niet beter en je had zeker niet de moed om te zeggen dat je niet ging. Zoals je ook niet het lef had om te weigeren twee keer per zondag naar de kerk te gaan. Het hoorde erbijzoals het erbij hoorde dat je op je achttiende of negentiende belijdend lid van de kerk werd." Daaraan ging dan enige nadere vor ming vooraf. De meisjes gingen vanaf hun zestiende een trede hoger. Van het minder verplichtende 'Ontluikende Leven' naar een club met een naam die een opdracht inhield: 'Wees een Ze gen'. Na de knapenvereniging volgde de jongelingsvereniging. Die van Lau rens Frederik Boon heette 'Spreuken 8 33'. Daar staat, in de Statenverta ling: „Hoort de tucht, en wordt wijs, en verwerpt die niet ".Boon: „Daar ging je nog verder in op Bijbelse onderwerpen en ook werd er gesproken over maat schappelijke vraagstukken. De ver eniging was voor veel jongeren zo'n beetje het enige. Er gebeurde niet zo veel in de dorpsgemeenschap, een be schermde omgeving. De wereld was klein. Toen de foto van dat dagje rond Walcheren werd gemaakt, was het cri sistijd. Er zullen heel wat kinderen op staan uit gezinnen waar een bittere ar moede heerste. Wij zaten aan de goede kant van de streep. Arm waren we ze ker niet. Wij kwamen ook wel buiten de provincie. Een familielid werkte op Vrederust in Bergen op Zoom en daar gingen we in het weekeinde wel eens naar toe. Ja, natuurlijk gingen we dan op zondag ook twee keer naar de kerk. Zo ver reikte je bestaantje dus. Of nee, ik herinner me dat we, toen ik dertien jaar was, ook nog eens naar een toog- dag voor gereformeerde jongerenver enigingen zijn geweest in Amsterdam. Met een extra trein. We hebben toen, als ik het me goed herinner, nog een rondvaart gemaakt. Maar er was na tuurlijk ook een stichtend woord. Van een dominee. We kregen wel ons lesje, zo ging dat nu eenmaal." A.J.Snel /Tijn. ouders, zegt Frits de Kaart, J.VJ.waren voor him tijd heel mo derne mensen. „Het was beginjaren vijftig helemaal niet zo gewoon om op vakantie te gaan of in het week end uitstapjes te maken." Toch ging de familie De Kaart na de oorlog re gelmatig met de kinderen op stap. In de zomervakantie deden ze aan woningruil, en in de weekeinden gingen ze met z'n allen op één fiets naar het strand. Frits de Kaart werd net na de oorlog geboren, als eerste van een gezin dat uiteindelijk zes kinderen zou tellen. Zijn geboortegrond ligt in de Cl ij verstraat in Vlissingen, in een arbeiderswoninkje waar zijn ou ders inwoonden bij zijn grootou ders en een oud-oom en tante. De krappe behuizing was het gevolg van het oorlogsgeweld, waarbij tal loze Vlissingse woningen werden verwoest. Verder was er eigenlijk maar weinig dat aan de oorlog her innerde. „Mijn familie had geen verliezen geleden, dus er werd ook nauwelijks over gepraat. Mijn ou ders waren eigenlijk nog pubers in de oorlog. Op een bepaalde manier vonden ze het allemaal wel span nend, denk ik. Ze zijn in 1945 me teen getrouwd." Het jonge gezin verhuisde al vrij snel naar een noodwoning aan de Vredehoflaan en later naar een een gezinswoning in de Bloemenlaan. ..Voor mijn moeder, een echt stads mens, was dat echter maar niets, zo ver van de stad. Dus verhuisden we naar een benedenwoning in de Gra venstraat. Midden in het centrum van Vlissingen met in de zomer de kermis voor de deur. De vroege jaren vijftig waren vrij sobere jaren. Vrije tijd werd over het algemeen niet ver van huis doorgebracht. En de weekenden, in elk geval de zondagen, waren voor veel Zeeuwse gezinnen heilig. De familie De Kaart was echter niet kerkelijk en tegelijkertijd behoor lijk ondernemend. „Zomers gingen we ieder weekend naar het strand bij Westduin. Dat was best ver van uit de Gravenstraat. Aanvankelijk gingen mijn ouders met fiets en kin derwagen: op de heenweg mocht de één dan fietsen en moest de ander lopen, en op de terugweg net an dersom." Het gezin De Kaart breid de in de loop der jaren snel uit. In 1954 werd het vijfde kind geboren en moest er een andere manier wor den bedacht om het hele gezin op het strand te krijgen. Een auto was er niet, die zou pas jaren later ko men. Een handige oom wist een oplos sing. Enkele oude fietsen werden gedemonteerd .Samenmetwat kin- derzitjes werd het geheel gelast tot een frame voor een kar die met de fiets getrokken kon worden. De kinderen hadden allemaal hun ei gen zitje op de kar. De jongste, nog een baby, lag prinsheerlijk in een wit gelakt kistje. „Nog zie ik ons rij den, op weg naar Westduin. Voor mijn vader moet het een hele krachttoer zijn geweest om op een eenvoudige herenfiets zonder ver snellingen het hele gezelschap te trekken." Veel Vlissingers sloegen het schouwspel ongelovig gade „Nog steeds vragen mensen of ik van die familie met die kar ben." De familie maakte een jaar of twee gebruik van de strandkar. Later werd hij omgebouwd tot bagage wagen die achter de fiets meekon tijdens uitstapjes van buurtvereni ging De Posthoorn, waarin beide ouders actief waren. Ook de kinde ren gingen regelmatig op kamp toen ze ouder werden. Er waren ver schillende organisaties waar jonge ren zich bij aan konden sluiten, zoals de christelijke jongerenver enigingen of de padvinderij. Frits raakte al snel betrokken bij de vak beweging, via de NVV. voorloper van de tegenwoordige FNV. „Ik was lid en later ook voorzi tter van de af deling Jonge Strijd. Ja, zo'n naam zou tegenwoordig absoluut niet meer kunnen, maar dat was toen heel gewoon. Met die club gingen we van april tot september ieder weekend kamperen in Valkenisse In legertenten achter de boerderij." Net als zijn ouders is Frits altijd van het strand en de zee blijven houden. ,Mijn moeder is echter al jong over leden in 1973, net toen ze het wat breder kregen. Van uitstapjes met de eerste auto heeft ze nooit echt meer kunnen genieten. Mijn vader is inmiddels hertrouwd. En in de zo mer leeft hij nog steeds op het strand; sinds enkele jaren heeft hij een slaaphuisje bij Westduin." Margreet van den Broek Mevrouw De Kaart-van Dis bij de strandkar, waarin zitten de broers Ad (links), John (in bakje midden), en Wim (rechts voor). Achter hem Frits en in het kistje achterop zus Ineke. Vader De Kaart maakte deze foto in 1955 op de Zeilmarkt in Vlissingen. Er was eens, heel lang geleden, een prinsesje, Esmelanda. Een ongebruikelijke naam, maar die krijg je als je grootmoeders Esmeralda en Jolanda heten en er majesteitelijk op staan al lebei te worden vernoemd. Esmelanda groeide, zo ging dat lang geleden met prinsesjes, op in grote weelde. Om haar ruime speelkamer volop te benutten had ze aan drie paar skeelers nog niet genoeg; vandaar dat ze over een raceauto beschikte waarmee ze haast ie dere dag wel een lakei doodreed, maar daar wa ren er zat van Met andere kinderen spelen was er niet bij. Die konden vieze ziektes het paleis binnenbrengen en rare woorden zoals waterbuffel of retegoed. Dat wilden de koning en de koningin beslist niet heb ben. Ze gaven lakeien en hofdames de opdracht Esmelanda in afzondering te houden en haar, ter verzachting van haar lot, in alles haar zinnetje te geven. De vorst en vorstin zelf bemoeiden zich niet met hun dochter. Ze hadden het allebei veel te druk met een hobby die het daglicht niet kon verdragen en waarover uitsluitend in de dode taal werd gesproken die deftige dokters ook wel gebruiken. Interruptus flagrantes, zo ongeveer klonk het. Geen wonder dat Esmelanda zich ontwikkelde tot een galbakje dat er alleen maar vreugde in vond het personeel te bekrassen en onder te sme ren met slagroomtaart of ontlasting, net naar wat ze voorhanden had. Toen de prinses achttien jaar was, had ze de gemeenste grijns die je maar kunt bedenken en haar aaibaarheid lag ver onder die van een reptiel. Het volk wist daar allemaal niets van. Dat zag al leen maar portretten waarop het vorstelijke kind illustratie Wim Hofman een onwerkelijke schoonheid uitstraalde. Voor dat die afbeelding musea en gerechtsgebouwen bereikte, waren tientallen artiesten jammerlijk om het leven gekomen. Kunstenaars die Esme landa niet naar zin en genoegen afbeeldden, wer den aanstonds samen met hun meesterwerken door een grote gehaktmolen met botte messen ge draaid. Zo kregen de onderdanen het beeld van een su- perdeprachtprinses. De hofhouding liet niet na haar manieren te prijzen en gewag te maken van haar innemend optreden, haar lieve, klaterende lach en haar medemenselijkheid. En zo kwam het, dat het volk een beetje weende toen de mare uitging dat Esmelanda gestorven en dood was. Dat een tot het uiterste getergde lakei een hap gestampt glas in haar ochtendpap had gedaan, werd niet geopenbaard. Het bestond na melijk niet dat iemand haar niet beminde. En omdat vrijwel niemand de prinses ooit had aan schouwd, bleef ze in de gedachten van de mensen voortleven als een kanjer. De periode van rouw was kort; ze hadden toentertijd nog genoeg aan hun eigen sores. n. Er was eens, veel later en dus niet zo lang geleden, een prinses van weinig vlees en veel bloed. Die prinses, Candle heette ze, wilde zich niet voegen naar de paleisregels. Ze jogde en reed paard dat het een lieve lust was. En ze deed wel, waarbij ze helaas genoodzaakt was veel om te zien, want ge durig werd ze beslopen door artiesten, die iets aan haar beeltenis wilden verdienen. Vele volken wilden haar namelijk zien en aanbidden. In die dagen deed de wijsheid opgeld dat leed lek ker is. Televisiemakers en bladenmakers, types die ten tijde van prinses Esmelanda nog niet be stonden, hadden dat gevoelen goed begrepen en nijver aangewakkerd. Haast niemand weende meer in z'n eentje over bloemen in de knop gebro ken. Het waren de tijden van openbaar rouwbeklag. Wie iets ernstig te betreuren had, belde een blad of zender en liet zijn emoties registreren. Be stuurders op rijksniveau gaven het voorbeeld. Zo begaf het bastaardprinsesje Adelmund - geen fa milie van de mooie Candle - zich snikkend in de politieke arena in een poging bekend en bemind te raken. Zoekgeraakte verwanten mochten pas worden gevonden als de media ter plekke waren en wie hartzeer had van wat hij ooit de medemens had misdaan, zocht de spotlights om kermend zijn spijt te betuigen. Treurnis was pas gelegiti meerd als er opnamen van bestonden. Te dien tijde nu lagprinses Candle in scheiding en soms in een hotelkamer. Met iemand die haar be greep. De volken treurden om de verre, verloren liefde die met zoveel tule was begonnen en haar kindertjes misten mamma heel erg. Het werd nog vreselijker. Samen met een dikke vriend kwam zomaar opeens de prinses om het le ven. Crash on the highway. En jawel, de massa bleek goed getraind in het op afroep plengen van tranen. Huilen van verdriet, dat was een in on bruik geraakt fenomeen geworden, maar het ui ten van een tweedehands emotie, dat was andere koek. Zo ving het grote, collectieve zwelgen aan. Wat luchtte dat op Wie wenend bloemen wierp, kwam in beeld en kon later de eigen smart op de videoband terug zien. Natuurlij k bléven de volken niet ontdaan. Het le ven gaat immers verder. En gaandeweg leerden ze nieuwe feiten over het prinsesje Candle, dat ook wel ondeugende trekjes had bezeten. Boven dien werd verijdeld dat de dode prinses in voort schrijdende stadia van ontbinding werd getoond en dan is de aardigheid er natuurlijk gauw af. De wereld wacht sindsdien in ongeduld op een nieuw emotioneel orgasme. Zo loopt de oude eeuw ten einde en begint aan stonds een nieuwe. Waarin voor echte sprookjes geen plaats meer zal zijn. A.J. Snel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 28