Vroeger wasje blij met minder
Oma, wat zag het er simpel uit
Jong zijn in de jaren rond de oorlog,
dat was anders. Héél anders dan nu.
„Je had respect voor je ouders. Als je je
eigen zin wilde doordrijven, kon je een
draai om je oren krijgen." Het woord
'puber' bestond eenvoudigweg niet.
Ja, een jonge meid die met idolen
dweept en voor het slapengaan nog
even 'Lief dagboek...' schrijft, dat was
in stadse termen een 'bakvisch'. Maar
ook bakvissen hielden hun fatsoen.
Weglopen? Jac gebaart van 'oeioeioei'.
„Dat kwam niet in je op. Waar had je
ook heen gemoeten?"
Louise Baart en Jac Rombout werden
kort voor de crisis van de jaren dertig
geboren in Zeeuws-Vlaanderen. Toen
de oorlog uitbrak, was Louise veertien
en Jac negentien jaar oud. Echte ar
moe hebben zij niet gekend. De vader
van Jac was postbesteller; vanaf zijn
veertiende werkte Jac zelf ook. Loui
ses moeder werkte voor haar huwelijk
als naaister en trouwde een schilder,
waarmee zij naast een winkel in schil
dersbenodigdheden en behang, ook
nog een drogisterij en een kruideniers
zaak dreef.
Bij Louise kwam er pas radio in huis
toen ze tien was. Bij Jac pas op zijn zes
tiende. Televisie kregen beiden nadat
ze getrouwd waren. En toch verveelde
niemand zich. Jac: „We hielden wed
strijden met hoepels, velgen van fiets
banden die je met een stokje voort
duwde." In elke straat woonden tien
tallen kinderen, die elkaar opzochten
om met poppen of diabolo's te spelen,
te hinkelen, knikkeren, kaatseballen,
verstoppertje te spelen, te tollen of
voetballen. Louise herinnert zich de
oorlogjes tussen die van het Zeegat en
die van de Voddegaarders in het grens
dorp Clinge. „Het Zeegat zat tegen de
grens. Dat waren boefjes. De Vodde
gaarders kochten vodden en ook ko
nijnenvellen op. Wij waren van de Mo
lenstraat, waar veel klompenmakers
en vlassers woonden en vochten dan
met die, dan met die mee. Mijn broer
maakte thuis houten sabels voor die
gevechten. Alle jongens van de lagere
school deden eraan mee, alles tussen
de acht en twaalf jaar zeg maar.
Het was een tijd van simpele genoe
gens. „Met een zelf geknutseld flauwe-
kulletje voor Sinterklaas was je al
blij", haalt Jac op. Toen Louise een
echte step kreeg, met van die massieve
rubberbanden, mocht het hele dorp in
de pret delen.
Blij zijn met minder, zeggen ze over
vroeger. Neem nu Sinterklaas. „Als je
's ochtends uit bed kwam, stond ge
woon je cadeautje benee. Geen warme
chocola of zo", schiet Louise te binnen.
Kerstmis was: ,,'s Ochtends naar de
kerk, dan op de fiets naar Sint Jan
steen om lekker te eten bij opa en
oma." Over nieuwjaar: „Vuurwerk
kenden we niet. Je moest wel een
nieuwjaarsbrief maken voor je peter
en meter, op heel mooi briefpapier.
'Lieve peter en meter. Ik wens u een ge
lukkig nieuwjaar'Als je dat voorlas,
kreeg je een zakcentje.Ook het carna
valsfeest, zoals dat nu gevierd wordt,
was Jac en Louise vreemd. „Wat denk
je?", zegt Jac. „Dat feesten kost alle
maal geld. De mensen verdienden
maar een tientje per week. Een landar
beider moest daarvoor van 's ochtends
zes tot 's avonds zes werken. En als het
slecht weer was, als het vroor en
sneeuwde, kon hij niet eens gaan wer
ken en kreeg hij helemaal niets
Vergeleken bij velen hadden zij het nog
goed. „Elke ochtend, als ik uit de kerk
kwam, stond er een boterham klaar
met roomboter en een chocoladereep
van Kwatta erop, met ernaast een glas
melk", weet Louise. Jac had een stevi
ger ontbijt nodig. Hij kreeg op zijn
Johan, oudste broer van Louise Rombout-Baart, omstreeks 1928 op zijn driewielertje in de tuin van het
ouderlijk huis in Clinge. Links staat moeder Baart, in verwachting van Louise. Rechts tante Marie. Jo
han heeft aan het stuur het touwtje van zijn houten zwaard gebonden. Voor niks en niemand bang!
Louise in de kinderstoel en Johan op het houten paard. Moeder Baart, die vóórhaar huwelijk naaister
was, maakte bijna alle kleding zelf. Ook jongens droegen vaak lange kousen, zoals Johan hier; ze werden
met een elastiek vlak onder de billen op bun plaats gehouden.
veertiende zijn eerste baan en fietste
daarvoor vele kilometers. „Ik at elke
dag een bruinbrood van twee kilo. Be
legd met ei, stukjes spek, reuzel of
ham. 's Ochtends zegende mijn moeder
het brood, drukte het stevig tegen haar
borst en sneed: eerst de korstjes en
twee sneden voor mijn ontbijt, de rest
voor de pauzes. Ik nam een fles koffie
mee: zo'n ovale, ijzeren fles. Thermos
flessen hadden we niet. Als er bij je
werk een smidse in de buurt was, zette
je je koffiefles dichtbij het vuur. Werd
het in ieder geval lauw."
In het schuurtje achter het huis stond
een varken. De slachter kwam in voor-
en najaar langs. „Hij zette zijn mes in
de keel van het varken en draaide tot
het bloed eruit spoot. Daarvan werd
bloedworst gemaakt. De ribbetjes gin
gen in weckpotten, de kop werd ver
malen voor hoofdkaas. Het vet werd
gekookt en afgegoten en in Keulse pot
ten bewaard. Dat was de reuzel. Wat
overbleef waren de kaantjes, die wer
den gebakken of gingen ook in de
hoofdkaas." Bij Jac werd veel vlees
'gepekeld', ofwel in zout ingelegd.
Louises moeder weckte liever: in ke
tels steriliseren en in potten doen. De
hammen werden gerookt. „En mijn
moeder vond de hersens lekker, die
bakte ze, net als de oren. De poten gin
gen in de erwtensoep. D'r werd niets
weggegooid. Als je iets weggooide,
kwamen ze het vragen." Zoals de dar
men die overbleven na het worstma
ken. „Die maakten ze schoon en aten
ze op. Als je dat rook... je zou omvallen
van de stank", gruwt Jac. Voor teerge
voeligheid was het niet de juiste tijd.
Velen fokten konijntjes. De beestjes
gingen, eenmaal dik en rond gegeten,
zonder pardon de pan in. Ook de bont
velletjes kwamen van pas, voor mofjes
bijvoorbeeld.
Vreemde invloeden zoals nasi waren
ver te zoeken. Rijst werd wel gegeten,
maar in gerechten als zoete rijst met
blauwe pruimen of rijstepap met saf
fraan en kaneel. Kolen, spruiten,
bloemkool, sla en bonen uit de eigen
moestuin stonden vaak op het menu.
Een deel van de oogst werd voor later
in het jaar gepekeld (zo werd witte
kool zuurkool) of geweckt. Jac kon
Tante Jet en tante Carolien Baart in de arreslee: gefotografeerd in de winter van 1920 in Kapellebrug. Jet
en Carolien kwamen uit een gezin van acht. Hun vader was hoofdonderwijzer en ze behoorden dus tot de
maatschappelijke bovenlaag. In mantel met mof en bijbehorend bontje poseren ze voor de camera van
pa; meer nog dan hun modieuze kledij een zeker teken dat hun vader in redelijke welvaart verkeerde,
want zo'n kostbaar en ingewikkeld apparaat was er niet in veel huishoudens.
naar hartelust appels plukken van hun
eigen boom, „of peren halen uit de tuin
van de pastoor", grijnst hij. Bij Louise
waren er ook nog kruisbessen, witte,
rode en zwarte bessen. „Die waren
duur. Mijn moeder verkocht ze. Zij zag
overal geld in."
Zuinigheid met vlijt; dat was vanzelf
sprekend. Je bracht je goeie centen
niet zomaar naar een ander, dus watje
zelf kon, deed je zelf. Jac spaarde twee
jaar voor zijn eerste fiets, van 36 gul
den, en stapte alleen naar de fietsen
maker als hij hem echt niet zelf kon re
pareren. Louises moeder naaide alles
zelf, tot en met de jassen toe. Mode had
nog niet dat dwingende karakter ge
kregen dat het nu heeft. Tuurlijk, toen
Louise ouder was ging ze met haar
vriendinnen wel winkels kijken en in
de krant stonden ook wel eens afbeel
dingen van de nieuwste mode 'uit Pa
rijs'. Maar dat je daar per se zelf in
moest lopen... „Je ouders legden klaar
wat je aan moest trekken en dat deed
je", zegt Louise. De nadruk lag veel
meer op het praktische. Stevige kle
ding en, in de winter, vooral warm.
„Veel huizen hadden alleen in de keu
ken verwarming, van het fornuis",
zegt Jac. Op de slaapkamers moest je
maar-gewoon goed onder de wol krui
pen of warmte zoeken bij elkaar. „In
Ossenisse heb ik de ijspegels in de ka
mer zien hangen", zegt Jac. Bij hem
thuis stond het opkamertje vol met
drie tweepersoonsbedden: één voor
zijn ouders en twee voor zijn vier zus
sen. „Ik sliep op de overloop met mijn
broer." Voor die tijd heel gewoon. Een
kamertje voor jezelf, dat hadden er
maar weinig. En een douche? Eén keer
per week gingen iedereen in de teil; en
wel in hetzelfde water.
Ondine van der Vleuten
Lieve oma, wat zou ik graag nog eens met u
praten. In gedachten heb ik al zoveel ge
sprekken met u gevoerd. Zit u daar nu in de hemel
op een lekkere luie stoel uit te rusten? In uw tijd
was het simpel hè? Uw geloof in het hiernamaals
was rotsvast. Dat lijkt me heeidijk overzichtelij k.
Ik twijfel vaak aan het bestaan van de hemel;
overigens aan veel meer dingen. Er is ook zoveel
keuze en zoveel informatie dat er veel meer na te
denken valt dan vroeger. U was toch vooral bezig
met het opvoeden van uw vier kinderen en het
huishouden?
Uw verhalen ben ik niet vergeten. Ik herinner me
nog het gesprek over heel vroeger. Dat u het niet
zo breed had. Toen u met opa trouwde, werkte hij
bij de spoorwegen. U heeft mij vaak verteld dat
uw vader af en toe eens wat vlees bracht. Hij was
slager en had in ieder geval genoeg te eten. Van
gezinsplanning kwam niet veel terecht. Opa en u
probeerden het wel, maar dat lukte niet goed. Het
werden er vier. Van het ongeplande nakomertje -
mijn moeder - heeft u eigenlijk het meest geno
ten, zei u altijd.
U had natuurlijk geen zwangerschapsverlof en
geen pampers. Er moest gewerkt worden. De lui
ers gingen in de tobbe. Uren stond u te schrobben.
Tussendoor deed u lopend, de boodschappen en
werden de kleintjes gevoed.
Als opa 's avonds thuiskwam, moest er eten op ta
fel staan. Hij zorgde dat er kolen in huis waren en
hielp 's avonds mee met het wringen en vouwen
van de was.
Net na de oorlog werden er wel eens uitstapjes ge
maakt. Met de trein, omdat opa korting kreeg van
de spoorwegen. De prentjes van de reisjes naar
belang daarvan in. De schoolresultaten van mij
en mijn zusje werden dan ook nauwlettend in de
gaten gehouden. Ze vond dat wij moesten stude
ren. En zeker een eigen carrière opbouwen. Dat
was haór immers ontzegd.
Als ik zo mijn eigen leven overzie, oma, is er een
verschil van dag en nacht met dat van u. U bent
toch vooral moeder en huisvrouw geweest. Meer
dan 40 uur in de week heeft u gebuffeld om een
gezin draaiend te houden.
Ik werk vijf dagen in de week, voed mijn twee
kinderen op met behulp van oppassen, lieve
vriendinnen en oma's, heb een druk sociaal leven,
sport en binnenkort zal zich ook nog een hond bij
ons gezin voegen.
Ik ben gelukkig, heb het reuze naar mijn zin,
maar vraag me vaak af of ik wel genoeg tijd aan
alles en iedereen besteed. De wasmachine, dro
ger, afwasmachine, magnetron, snelkookpan,
stofzuiger maken het huishouden zoveel makke
lijker dan dat van u. Ik kan een oppas betalen. In
uw tijd hadden alleen de rijken geld voor een kin
derjuffrouw. Tegenwoordig kan iedereen gebruik
maken van gesubsidieerde kinderopvang.
Toch zeurt er soms ergens in mijn hoofd een stem-
metje: is het niet allemaal te gejaagd. Zou u ook
twijfels hebben gehad, oma? Vroeg u zich ook zo
vaak af of er wel tijd genoeg aan alles wordt be
steed. Of er wel voldoende uit het leven wafdt ge
haald. Vrouwen hebben een enorme ontwikke
ling doorgemaakt. Maar oma, of het allemaal
makkelijker is geworden? Lieve oma, wat zou ik
graag nog eens met u praten.
Mirjam van Zuilen
zee prijken nog in het familiealbum. Opa, keurig
in pak met opgerolde pantalon, de kinderen in
zwempakjes met pijpen.
Wat zag het er allemaal simpel uit.
Mij n moeder vertelt wel eens van haar j eugdD an
moet ik mijn beeld bijstellen. Zo eenvoudig was
het eigenlijk niet. Als jong meisje - in de oorlog -
had ze op te kleine schoenen gelopen, waardoor
haar voeten nog altijd 'probleemgebied' zijn. De
bloembollenmaaltijden waren nu ook niet om
over naar huis te schrijven. En opa had honger
oedeem.
Als mijn moeder praat over de tijd daarna, klinkt
het weer allemaal heel overzichtelijk. Ze ging
naar de hbs en werkte totdat ze mijn vader ont
moette. Ze moest ophouden met werken, omdat
ze trouwde. Daar doet ze nog altijd een beetje bo
zig over. Ze had zo graag haar baan behouden. Ze
was een zorgzame, jonge moeder, maar de baby-
tijd van mijn zusje en mij had toch zo zijn onge
makken. De eerste katoenen poepluiers van mij
werden gewoon weggekieperd. Die vond ze te erg
stinken om uit te koken. Wat was ze blij toen zes
jaar later bij de geboorte van mijn zusje papieren
inlegluiers op de markt kwamen.
Ze was voor die tijd heel modem. Ze had al heel
snel een wasmachine. Met dank aan meneer Phi
lips. Ze had zich voorgenomen een makkelijker
huishouden te voeren dan u, oma. En dat ging
haar goed af. De geboorteplanningsmethodes
voorkwamen dat ze meer dan twee kinderen
kreeg. Ze schafte al snel een Fiatje 600 aan en
reed daar heel wat in rond.
Omdat ze van u en opa de mogelijkheid had ge
kregen een goede opleiding te volgen, zag ze het