Op zoek naar schoonheid en ruimte
Zeeuwse dialecten in de dertiende eeuw
PZC
buitengebied
m
<^EK\
conclusies kunnen trekken:
vormen als 'him' ('im) voor 'hem'
en 'meins' voor mens komen in
dertiende-eeuwse ambtelijke
bronnen niet, maar in veel
Zeeuwse dialecten nog altijd voor.
Hoe dan ook, Mooijaart
concludeert uit haar onderzoek
dat Maerlant een
veralgemeniseerde Vlaamse
schrijftaal gebruikte, die nog het
meest in de richting komt van taal
die in Middelburgse,
Zeeuws-Vlaamse en in iets
mindere mate Voornse
schrijf centra geschreven werd.
Opschuiven
Door de eeuwen heen heeft
Zeeland door de geïsoleerde
ligging tal van specifieke
taalkundige kenmerken
behouden of ontwikkeld.
Daarnaast zijn er overeenkomsten
tussen het westelijkste Hollands,
het Zeeuws en het westelijkste
West-Vlaams die wijzen op een
gemeenschappelijke herkomst:
hetIngvaeoons of
Noordzeegermaans, dat in zowat
alle kustgebieden aan de
Noordzee gesproken werd.
Tenslotte valt de functie van
Zeeland en 't Zeeuws als
doorgeefluik tussen noordelijke
en zuidelijke kustgebieden van de
Nederlanden op. In dat licht zou je
Jacob van Maerlant, afkomstig
van West-Voorne en lange tijd
woonachtig in Damme, op en top
Zeeuw kunnen noemen: een
schakel tussen Holland en
Vlaanderen.
Literatuur: M. A Mooijaart, Atlas van
Vroegmiddelnederlandse
Taalvarianten, Utrecht: LEd, 1993,
Reacties op deze rubriek zijn
welkom. Indienu wilt reage
ren, of wanneer u een tip
voor ons heeft, kunt u schrij
ven of faxen naar de PZC,
Postbus 18, 4380 AA Vlissin-
gen, fax 0118-470102, onder
vermelding van streektaal.
woensdag 29 december 1999
doorMieke van der Jaqt
De drijfveer zit 'm niet zozeer in
het hergebruik. Ook wel een
beetje natuurlijk, want waarom
zou je degelijke, oude dingen
weggooien? Maar het meest speelt
toch de schoonheid een rol. En de
sport van het zoeken naar oude
dingen. C. Noome uit Kloetinge
heeft er ook de tijd voor genomen.
Hij is al vier jaar, samen met zijn
vrouw, bezig om van de grote
schuur aan de 's-
Gravenpolderseweg een huis te
maken. Met mooie, oude
bouwmaterialen, vriendelijke
vormen en heel veel ruimte. Dat
vooral.
De familie Noome woonde eerst in
het huis van de boerderij waarvan
ze nu de schuur verbouwen. „We
wilden daar wel verbouwen
omdat de deurposten nog
ouderwets laag zijn. Ik ben nogal
lang en stootte toch zeker wel eens
per drie maanden mijn hoofd, hier
LJ ARCHITECTUUR
of daar. Maar het huis is prachtig
en met een verbouwing, een
verandering in de oorspronkelijke
verhoudingen, wordt zoiets er
meestal niet mooier op. We
besloten het huis te verkopen en in
de schuur ernaast, waar we toch
niks mee deden, een woning te
maken."
Vier jaar geleden maakte architect
Levien de Putter een plan. In het
programma van eisen had S.
Noome, de vrouw des huizes, een
grote keuken staan. Er moest een
leefgedeelte komen met veel
ruimte in de hoogte en liefst niet
teveel rechte vormen. De Putter
tekende een binnenmuur die zich
vloeiend langs de huiskamer
slingert en de keuken aan één kant
halfrond maakt. Noome: „Zoiets
kan natuurlijk alleen als je een
volkomen lege ruimte hebt met
een heleboel kubieke meters. Nu
blijft er toch nog voldoende
ruimte over om eens een kast weg
te zetten, zonder dat je een
zaalachtig idee krijgt." De
metselaars die de muur kwamen
zetten in dienst van
Aannemingsbedrijf Poley uit
Kruiningen, waren opgetogen
over de klus. „Ze hadden allemaal
op school ronde vormen leren
metselen, maar het nog nooit in de
praktijk gedaan."
Blikvangers
In het plan zaten vanaf het begin
een paar blikvangers: een
halfronde, grote haard, een vide
met een ouderwetse smeedijzeren
balustrade, oude plavuizen en
eiken deuren. Zo wisten de
Noomes waar ze naar moesten
zoeken. De meeste materialen
haalden ze in Engeland, waar
sloopmaterialen uit oude kerken
en kloosters veel meer dan in
Nederland bij handelaren te koop
zijn. De natuurstenen boog die de
haard vormt, prachtig
gebeeldhouwd in lelie-achtige
vormen, komt boven een kerkdeur
vandaan, de zware ijzeren roosters
voor de vloerverwarming en de
gesmede balustrade met de eiken
leuning erop, komen uit een
nonnenklooster. Van veel van hun
tweedehands bouwmaterialen
heeft de familie Noome nog foto's
gezien in de originele toepassing.
Blikvangers zijn ook de
teakhouten buitendeur en de
portaaldeur met glas-in-lood. Ze
zijn afwijkend van vorm en
spiegelen elkaar perfect. De
deuren hebben altijd bij elkaar
gehoord en zijn ook nu weer in
onderlinge samenhang toegepast.
door Marco Evenhuis
Het Zeeuws wordt nogal eens
omschreven als een streektaal
die behoorlijk wat middeleeuwse
trekjes vertoont. En inderdaad:
sommige kenmerken als de oude
e-uitgang die veel zelfstandige
naamwoorden in 't Zeeuws
behouden hebben (deure, kasse,
maar ook teêë en schoeë) en de ie
en uu waar het Nederlands ij en ui
heeft, zien we ook in het oudste
geschreven Nederlands, het
Middelnederlands, terug. Het
gaat echter wat ver om het Zeeuws
te omschrijven als een soort
middeleeuws Nederlands. Er zijn
namelijk tal van bronnen die
aantonen dat de Zeeuwse
dialecten al in de dertiende eeuw
geheel eigen trekjes vertoonden.
Al is het Zeeuws ook in die tijd al te
typeren als een overgangstaal
tussen Hollands en Vlaams.
In de 'Atlas van
Vroegmiddelnederlandse
Taalvarianten' (AVT) van M. A
Mooijaart (Utrecht 1992) zijn op
grond van honderden
handschriften uit tal van plaatsen
taaikaartjes opgemaakt. Die
kaartjes laten klanken, woorden,
voornaamwoorden en
werkwoordsvervoegingen zien
zoals ze in bepaalde streken
voorkwamen.
In die Atlas valt overigens in de
inleiding te lezen: „Studie van dit
Middelnederlands hoeft niet
noodzakelijk dialectonderzoek te
zijn." De schrijvers van de
onderzochte teksten hoeven
bijvoorbeeld niet uit de streek
waar zij werkten afkomstig te
zijn. Ook kunnen ze, zonder dat
dat nu nog te achterhalen is, hun
Uit teksten uit de dertiende eeuw, zoals die onder meer in Middelburg werden gevonden, vallen tal van kenmerken van de dialecten uit die tijd af te
leiden. foto Ruben Oreel
kennis van de geschreven
volkstaal buiten de eigen streek
hebben opgedaan of zich op
belangrijke verderop gelegen
centra (Brugge, Gent of de
kanselarij van de graven van
Holland) gericht hebben. Toch
mag je aannemen dat teksten uit
de 13e eeuw geschreven zijn in de
taal van de plaats van herkomst.
Als je namelijk naar een tamelijk
grote hoeveelheid teksten van
verschillende schrijvers uit een
bepaalde plaats kijkt, vallen
vooral de vele
gemeenschappelijke kenmerken
op en spelen kleinere, individuele
verschillen een minder grote rol.
Bij het karakteriseren van het
Zeeuws van de dertiende eeuw
rijst wel een probleem: er zijn uit
Zeeland relatief weinig teksten
bewaard gebleven. In elk geval te
weinig om met zekerheid een flink
aantal specifiek Zeeuwse
kenmerken aan te wijzen. De
meeste taalverschijnselen in
Zeeuwse teksten, komen ook in
Holland en vooral in
West-Vlaanderen voor.
Oppervlaktematen, die Mooijaart
in haar atlas ook beschrijft, geven
een heel aardig idee van de
oriëntatie van het middeleeuwse
Zeeland op Vlaanderen en de
Vlaamse abdijen. In Holland
komen oppervlaktematen voor als
hoeve, viert, morgen en hond. In
West-Vlaanderen en Zeeland
komen gemet, lijn en roede voor.
Het Oost-Vlaamse bunder heeft
zich later in onze streken
verspreid.
Ook bij bijvoorbeeld de laatste
lettergreep van woorden als
penning en schelling zien we een
grote overeenkomst tussen het
Zeeuws en het West-Vlaams:
beide streektalen kennen in de
dertiende eeuw bijna uitsluitend
de vormen 'pennege' en
'schellege'. In Holland is -inge de
gewone uitgang. De vorm -ege
kent onder meer het Zuid-
Bevelands nog altijd. Denk alleen
maar aan een plaatsnaam als
'Krunege'.
Een voorbeeld van verwantschap
tussen Hollands en Zeeuws is
terug te vinden op het kaartje
waar plaatselijke vormen van
'zondag' zijn weergegeven. In
Holland en Zeeland overheersen
vormen als 'zonnendag', in West-
Vlaanderen komen dergelijke
vormen nauwelijks voor en
overheerst 'zondag'.
Het kaartje van de voornaam
Klaas/Claus laat tenslotte een
ander typisch beeld zien: in
Holland, Zeeland en
West-Vlaanderen (dus langs de
kust) komen alleen vormen als
Clais, Clays, Claeis en Claies voor.
In Oost-Vlaanderen komen
'Klaais' en 'Claus' naast elkaar
voor. Elders komen alleen vormen
met een au voor en ontbreekt de j-
klank in alle gevallen: Claus,
Claeus.
Een aantal bijzonder aardige
paragrafen van de AVT gaat over
de schrijftaal van Jacob van
Maerlant, de dertiende-eeuwse
schrijver die qua taalgebruik
meestal voor een West-Vlaming
gehouden wordt. Op grond van de
door haar ontwikkelde indeling
van taalkenmerken komt
Mooijaart tot een andere
conclusie. De schrijftaal van
Maerlant, waarschijnlijk geboren
op West-Voorne, blijkt na
vergelijking met tal van
ambtelijke stukken in de eerste
plaats Zeeuws. Zuiver Zeeuws
kunnen we de taal van Maerlant
echter niet noemen: behalve dat
hij al vroeg in West-Vlaanderen is
gaan wonen en daar veel
taalkenmerken heeft opgepikt,
schrijft hij zelf dat hij om te
kunnen rijmen, leentjebuur speelt
bij andere dialecten dan de
Zeeuwse en West-Vlaamse.
Kort door de bocht
Exclusieve of karakteristieke
verschijnselen uit West- en
Oost-Vlaanderen komen vaak in
het rijm voor, maar van die
verschijnselen is niet uit te maken
of ze ook niet in Zeeland
voorkwamen: er zijn te weinig
Zeeuwse handschriften om
Maerlants taal mee te vergelijken.
Een paar kenmerken van
Maerlants schrijftaal zijn zo
uniek, dat ze op grond van
dertiende-eeuwse bronnen niet
aan een bepaalde streek zijn toe te
wijzen. Wie het huidige Zeeuws er
echter naast houdt, zou wat kort
door de bocht voorzichtige
Natuurlijk kwam de familie
Noome ook weieens wat tegen,
waarnaar ze helemaal niet op zoek
was. „De Indische haremdeurtjes,
bijvoorbeeld, met een slot aan de
buitenkant. Die hebben we in de
keuken gezet, als toegang naar de
voorraadkast."
Tien jaar
Ze hebben zichzelf tien jaar
gegeven om het plan ten uitvoer te
brengen, met een binnenplaats
achtige tuin erbij. Het zwaarste
werk is inmiddels gedaan, maar
Noome staat nog voor de
afwerking van de eerste fase.
Met Pasen hopen we erin te
kunnen. Tot die tijd blijft het nog
even behelpen. Er moet nog van
alles geïsoleerd worden en ik moet
een muur zetten om het gedeelte
van de zolder, wat gereed is, af te
scheiden van de rest. Als deze kant
klaar is, wacht er nog de andere
helft van de schuur, waar nu al
foto's Willem Mieras
onze meubels en boeken staan."
Noome doet zoveel mogelijk zelf.
Alleen voor de grote,
ambachtelijke, karweien schakelt
hij de aannemer in. Daarvoor
heeft hij in Poley een goede
gevonden. „Die vindt het net zo
leuk al wij. Als je een stenen boog
naar Nederland moet halen die
meer dan drie ton weegtheb je wel
een aannemer nodig die daar ook
de schoonheid en de zeldzaamheid
van inziet."