Landschap
verdient
een eigen
museum
Mens geeft natuur in
Zeeland 1000 jaar vorm
vyssrvyoord
Schoonheid en
oude dingen
die blijven
Knor, knor
knur, knur
29
Spoken
waren door
de polder
30
Bomen
helpen
genezen
31
op stap in de natuur
Wandelen
door de
kruinen
Silvesterwind met
morgenzonneschijn,
geeft zelden goede wijn
(Sint-Silvester is 31 december)
Nieuwe weerwoorden zijn welkom bij de
redactie PZC. postbus 18. 4380 AA. Vlis-
singen, fax 0118-4701012, e-mail redac-
tie@pzc.nl
Buitengebied is een wekelijkse
bijlage over natuur en landschap,
land- en tuinbouw, streektaal en
streekcultuur, architectuur en
stedenbouw, recreatie en vrije tijd.
Vragen, opmerkingen en
suggesties zijn toelkom bij de
redactie van de PZC, postbus 18,
4380 AA, Vlissingen,fax 0118-
470102, e-mail redactie@pzc.nl.
we een drukdoend groepje
staartmezen. Als lichtroze
pluizige bolletjes met een naar
verhouding lange staart,
scharrelen ze door de
boomkruinen op zoek naar zaden
en insecten. Het is een bijna
onrealistisch beeld. De teer
ogende vogeltjes hebben meer weg
van kunstige namaak dan van
strijdbare overlevers. Wat dat
betreft hebben ze iets gemeen met
de vele berken die we hier vinden.
Deze lijken kwetsbaar maar zijn
in veel opzichten sterk. Waar
andere bomen veel eisen stellen is
de berk een pionier van arme
gronden. Wisselende
temperaturen en droogte of
nattigheid verdragen ze relatief
beter dan vele andere soorten.
Heksenbezems
Donkere proppen hoog in de
kronen vallen op. De
heksenbezems, die zich soms in
grote aantallen in de berken
bevinden, zijn woekeringen. Ze
ontstaan door invloed van allerlei
parasitaire organismen zoals
schimmels insecten en virussen
die in de bast van het hout
dringen. Deze prikkelen veel
slapende knoppen tot uitlopers
waardoor een pruikvormige groei
van dunne korte takjes ontstaat.
Ten onrechte worden ze wel
aangezien voor maretakken of
misletoe. Dit is echter een
groenblijvende parasiterende
plant die ook vruchten draagt. Bij
de heksenbezems zullen we daar
tevergeefs naar zoeken. Een
geluid wat doet denken aan
goudhaantjes klinkt nu uit het,
nog met rood en bruinpaars blad
gekleurde braamstruweel.
Opvallend is dat het blijkbaar
maar om één exemplaar gaat,
terwijl goudhaantjes over het
algemeen in groepen samen met
mezen fourageren. Het vogeltje is
moeilijk te ontdekken Slechts
afwachten op beweging en afgaan
op het geluid levert zo nu en dan
een flitsende waarneming op. Het
'vuurgoudhaantje' trekt in kleine
groepjes of ook wel alleen rond.
Meestal bevindt zij of hij zich in de
onderbegroeiing in tegenstelling
tot zijn familieleden de 'gewone'
goudhaantjes die zich over het
algemeen wat hoger in de
vegetatie ophouden. Een
wandeling door de boomkruinen
van De Manteling levert voor de
opmerkzame wandelaar ook in
deze tijd van het jaar, een rijke
oogst aan waarnemingen op.
Holland uitgeroepen tot
Werelderfgoed. Naar mijn gevoel
behoren grote delen van Zeeland
ook als zodanig te worden
gekwalificeerd."
Aangezien het besef ontbreekt dat
de ontstaansgeschiedenis van
Zeeland bijzonder is, worden de
tekenen daarvan volgens
Hemminga onvoldoende
geëxploiteerd. „Tot ver over de
grenzen is bekend dat Nederland
een man made land is, maar waar
kun je in Zeeland naartoe om dat
te zien? Je hebt wat vliedbergen,
de Stormvloedkering en een
expositie in Saeftinge, maar het is
allemaal zo versnipperd, hier en
daar wat kleine dingetjes. Ik vind
dat heel merkwaardig. In het
buitenland zouden de
mogelijkheden van zo'n
bijzondere ontstaansgeschiedenis
veel eerder zijn ingezien.
Het ontbreekt in Zeeland aan een
focus, een museale voorziening
waarin de Zeeuwse
landschapsgeschiedenis is
samengeharkt, waarin de
duizendjarige strijd tussen mens
en natuur goed in beeld wordt
gebracht. „Luctor et emergo is het
devies van de provincie, maar toch
krijgt de worsteling met het water
niet de centrale aandacht die zij
verdient."
Valkenisse
Hemminga heeft daarom het
bestuur van Stichting Het
Zeeuwse Landschap voorgesteld
het voortouw te nemen bij de
totstandkoming van een Zeeuws
Museum voor
Landschapsgeschiedenis. Het zou
een combinatie van binnen en
buiten moeten worden. Een
expositie moet dingen in beeld
brengen die niet in de nabije
omgeving zijn te zien of kunnen
worden nagebootst.
Hemminga: „Ik denk dan aan het
verdonken dorp Valkenisse. Ik
weet nog hoe indrukwekkend dat
jaren geleden was, met de
honderden skeletten die rond de
kerk gegroepeerd lagen. Zoiets is
bloedstollend. Maar die plek is een
speelbal van het getij en ten prooi
gevallen aan schatgravers. Dat
moet je met een binnenpresentatie
laten zien. Maar een hollestelle of
een schaapskooi kun je
nabouwen. Het mooiste is
natuurlijk zo'n museum te
situeren in een gebied waar echte
sporen van de
ontstaansgeschiedenis zijn waar
te nemen, met schorgeulen of
moerneringslagen bijvoorbeeld,
zodat de bezoekers in de directe
omgeving iets te zien hebben."
Een concrete vorm hebben
Hamminga's plannen nog niet
aangenomen. Stichting Het
Zeeuwse Landschap zal een eerste
onderzoek naar de mogelijkheden
van een Museum voor
Landschapsgeschiedenis
entameren en financieren.
„Waarom het Zeeuwse
Landschap? Ons doel is de
Zeeuwse natuur te beheren en
cultuurhistorische waarden velig
te stellen. Noblesse oblige. De
stichting wil hoeder zijn van het
Zeeuwse landschap. Dit past
helemaal binnen onze specifieke
taak, maar het is voor ons te groot
om het uiteindelijk alleen te
realiseren."
Het komend weekeinde wordt er van alles gevierd: het jaar
loopt op zijn einde, de twintigste eeuw is voorbij, het derde
millennium van onze jaartelling vangt aan. Eigenlijk heeft
Zeeland nog een extra feestje te vieren. Het eigen jubileum, want
het Zeeuwse land bestaat duizend jaar. Dat is iets om bij stil te
staan, meent prof dr Marten Hemminga, directeur van de
Stichting Het Zeeuwse Landschap en hoogleraar estuariene
oecologie in Nijmegen. Om de feestelijke datum niet helemaal
ongemerkt voorbij te laten gaan, lanceert hij daarom het plan voor
een Zeeuws Museum voor Landschapsgeschiedenis.
Directeur van het Zeeuwse Landschap, prof. Marten Hemminga: „We
sluiten nu een duizendjarige periode af, waarin mens en natuur het
landschap in Zeeland vorm hebben gegeven." foto's Willem Mieras
woensdag 29 december 1999
De tot grote hoogte reikende en
met klimop begroeide
stammen van de bomen die de weg
naar hel Biologisch museum en
kasteel Westhove tussen Domburg
en Oostkapelle flankeren, stralen
een bijzondere sfeer uit. Ineens
verandert de omgeving van weids
polderland in dichte bebossing.
De Manteling van Walcheren, een
uit houtgewas bestaande
beschutting tegen de wind, mag
dan ook bijzonder genoemd
worden. Nergens in Nederland
komt een dergelijke vegetatie van
loofbos zo dicht achter de duinen
voor, en zelfs in Europees opzicht
is het een uniek gebied. Aan de
linkerzijde van de weg ligt een
afgerasterd gebied, Hoogduin
genaamd. Kwetsbaar gebied en
verboden voor fietsers en
bromfietsers meldt het bordje aan
de ingang bij een hek. Wandelen is
wel toegestaan en aan die
nodiging geven we gevolg.
Toppen
Links en rechts van het pad een
merkwaardige vegetatie. Aan de
rechterzijde, tussen grillig
kronkelende stammen van lage
eiken, tekenen zich de duinen af
waar wind en zand vrij spel
hebben. Vlakbij schieten
stammen dichtbij elkaar op, alsof
ze ondergronds verbonden zijn. In
werkelijkheid zijn het dan ook
geen individuele bomen maar de
toppen van in de loop van de jaren
overstoven bomen. Het idee
tussen de boomkruinen te
wandelen is toch wel een
bijzondere ervaring als je er bij
stilstaat. Even verder gaan we
linksaf en hier daalt het pad bijna
onmerkbaar. Het fijne en hoge
geluid van vogels dringt tot ons
door en na enig zoeken ontdekken
door Ernst Jan Rozendaal
„We sluiten een duizendjarige
periode af waarin de mens en de
natuur het landschap in Zeeland
hebben vormgegeven", verklaart
Hemminga. „Dat wordt in
Zeeland als heel normaal ervaren,
maar internationaal gezien is het
heel bijzonder. Voor het Centrum
voor Estuariene en Mariene
Oecologie in Yerseke heb ik heel
wat onderzoek gedaan, overal ter
wereld. Nergens ben ik een
landschap tegengekomen dat
vergelijkbaar is met Zeeland. De
interactie tussen mens en natuur
op deze schaal is buitengewoon."
Vóór het jaar 1000 was de invloed
van de mens op het e landschap
marginaal, meent Hemminga. In
de oude steentijd, meer dan
achtduizend jaar geleden,
bezochten groepjes jagers
Zeeland. De jonge steentijd, vier-
tot tweeduizend jaar geleden, gaf
een begin van landbouw te zien.
Bospercelen werden opengehakt,
maar de impact van de mens op de
Zeeuwse natuur bleef
verwaarloosbaar. Ook de sporen
die de Romeinen hebben
nagelaten, noemt Hemminga
marginaal. Van 300 tot 700 heerste
de zee en was Zeeland een gebied
waarin de mens maar met moeite
kon overleven.
De Yerseke Moer is een van de gebieden in de provincie, waar de ontwikkeling van het landschap in de loop van
eeuwen zichtbaar is gebleven.
Het jaar 1000 ziet Hemminga als
een omslagpunt. „In die periode
begint de menselijke invloed op
het landschap iets te betekenen.
Mensen willen zich beschermen,
zeker na de stormvloeden van
1014.1042 en 1134. De eerste
vliedbergen verrijzen, er worden
hollestellen - omwalde
drinkputten voor vee - aangelegd.
Tijdens de twaalfde en dertiende
eeuw volgt een verhoging van de
vliedbergen en begint de
bedijking."
Werelderfgoed
In een constante worsteling met de
natuur heeft de mens de afgelopen
duizend jaar Zeeland gevormd.
Overal in het landschap zijn
daarvan sporen te vinden, in de
vorm van hollestellen,
vliedbergen, dijken, welen en
moerneringen/ Uniek in de
wereld. Hemminga stelt het
verdronken dorp Oud-Valkenisse
zelfs op één lijn met Pompeji. „Dat
is een archeologisch monument
van de eerste orde, maar het besef
dat het om buitengewone zaken
gaat, lijkt in Zeeland niet te zijn
doorgedrongen. De Unesco heeft
de Beemsterpolder in Noord-
Tekst en illustratie Adri Karman