Meulenaers en duumpjes Wat een zak is dat, die Chiel van Zeist Natuurherstel in Oranjezon PZC buitengebied TER PLEKKE 32 woensdag 15 december 1999 door Gerard W. Smallegange Op een boerenerf hangt er niets als los zand aan elkaar. Integendeel, op een traditioneel erf is er onderlinge samenhang en afhankelijkheid. Het een kan niet zonder het ander. Symbiose zou je ook kunnen zeggen. Ongelijksoortige dieren en /of planten leven bij elkaar tot (soms) wederzijds voordeel. Neem nou het 'paerewachtertje' (de witte kwikstaart). Zo'n vogeltje vond/vind je altijd op een boerenerf als er paarden aanwezig zijn. Logisch, want het diertje leeft van wat er nog aan eetbaars in paardevijgen zit. Daarom heet het beestje ook zo treffend in het Zeeuws 'paerewachtertje' - het wacht op de paarden voor zijn maaltijd. Op een ouderwetse mestvaalt - die meestal geheel ten onrechte verboden is door de bureaucraten; mestvaalten zijn uit milieu-oogpunt o.a. super- composthopen - zag je altijd de paerewachtertjes rondcirkelen. Zodra de paardenstal uitgemest werd, streken ze neer voor het feestmaal. En in de wei wachten ze geduldig tot een paard iets laat vallen. Zo'n zelfde verhaal is van toepassing op het 'koeiewachtertje' (de gele kwikstaart) en zijn verhouding met koeien en schapen. Gele kwikstaarten zijn het mooiste te observeren als de schapen pas geschoren zijn. Dan cirkelen ze vrijwel permanent over de weide waar de schapen grazen. Iedere keer landen ze weer op een andere kale schapenrug waar ze - de nu goed zichtbare insecten - wegpikken. Over wederzijds voordeel gesproken De boerenzwaluw zat en zit nergens liever dan in paarden- en koeienstallen: vooral van die ouderwetse met lage balken en openslaande raampjes. Tot wederzijds gewin. Want het vliegend en stekend insectenvolk dat het vee meestal teistert, wordt door de zwaluwen geconsumeerd. En passant bouwt de zwaluw z'n nest van mest en modder (uit de veedrenkput). Een hele andere symbiose heeft ons vee met de notenboom. Het vee schuilt voor zon of regen onder die boom en is daar bevrijd van insecten. Notenblad bevat een stof die insecten doet vluchten. (Waarom is er nooit een biologisch anti insecten preparaat vervaardigd op deze basis?) Al schuilend bemest het vee de grond onder de notenboom, waardoor een volgend jaar weer bladeren en noten in overvloed komen, etc. De mens tenslotte verorbert de noten. Als er tenminste geen varkens in de wei rondlopen, want die zijn ook dol op verse, natte noten. De 'meulenaertjes', de meikevers, leefden en leven soms nog in de meidoornhagen rond de Zeeuwse boerderijen. Zo sterk zijn ze met de meidoorn verbonden, dat de bloemetjes van de meidoorn al eeuwen 'meulenaersblommen' genoemd worden. Het is merkwaardig, maar als je een insecten-encyclopedie er op naslaat, vind je niets over hun Zeeuwse relatie met de meidoorn. Dan vind je een vaag verhaal over het eten van bladeren van eiken en kastanjes en over het schadelijk effect van meikevers op allerlei cultuurgewassen. In Zeeland is de meikever altijd zeer populair en geliefd geweest. Hoeveel (zeer) oude boeren en boerinnen ik ook gewaagd heb, allemaal wisten ze verhalen en rijmpjes over de 'roenkels', zoals ze ook wel genoemd worden vanwege het ronkend geluid dat ze maken als ze vliegen. Maar van schade die de meikevers zouden doen, wilde niemand iets weten. Waarom ze 'meulenaer' heten, is eenvoudig. De bestoven meikever ziet er wittig uit, net als een molenaar die zakken meel geeft gesjouwd. Naast 'meulenaers' waren er ook 'paeretjes' (paardjes). Die meikevers waren niet wit, maar leefden wel samen met de meulenaers. Eeuwenlang hebben Zeeuwse kinderen de meulenaers in de meidoorn (en soms in een pruimenboom) gevangen en in een potje gedaan. Met meidoornbladeren als voedsel. Soms kreeg de meulenaer een touwtje om een poot. Als hij/zij dan ging vliegen, kon je hem, net als een vlieger, aan de lijn houden. Vóór ze gingen vliegen, zaten ze een poosje te pompen (hun vleugels op te pompen?) „Ze zitten hun geld te tellen zeiden we dan Van een Noord-Bevelandse boer hoorde ik dat ze als kind dan zeiden: meulenaer, meulenaer, tel je geld en gaet dan nog 's vlie:gen anders komme de die.ven die neme je mee naer t veld Samenhang op het erf vind je ook bij de 'houtvumme' (houtmijt). Onder de takkenbossen leeft in donkere beslotenheid de egel. Hij helpt mee het erf van ongedierte vrij te houden. Een plek als de houtvumme heeft hij nodig als leefruimte. Dat geldt ook voor de 'boensoek', de bunzing. Ook een beste opruimer van klein en schadelijk gedierte. Helaas beperkt de boensoek zich niet tot dat menu. Kippeneieren en -bloed vindt hij eigenlijk nog lekkerder. Maar een goeie boensoek (in Zeeuws-Vlaanderen 'bonsiengk' genoemd) at alleen eieren van buurmans erf. Een bunzing zag je zelden - hij was schuw. Maar je róók hem des te meer - een scherpe stank die je nooit meer vergeetEn als je hem eenmaal gezien hebt, vergeet je ook nooit van z'n leven die klem, felle, priemende kraaloogjes. Opgestoken duim Een 'duumpje', een winterkoninkje, is weer een heel ander verhaal. Een prachtige naam trouwens; het Zeeuws is een uitermate beeldende taele. Een opgestoken duim met de nagel naar boven is precies het imago, het beeld, dat het parmantige vogeltje met z'n opgerichte staartje op je netvlies achterlaat. Een druk, sympathiek kwetterend vogeltje op het erf dat overal prachtige holletjes van nesten maakt en een voorkeur heeft voor de oude nesten van de boerenzwaluw in de stallen. Het duumpje heeft iets met de erf katten: die kan hij/zij niet uitstaan. Als ze in z'n buurt komen, gaat hij dapper herrie maken. Vooral als hij jongen heeft. De kat gaat dan pesterig onder het nest zitten en wacht tot een jong vogeltje naar beneden komt fladderen, en eet het op. door Harmen van der Werf Wat een zak is dat, die Chiel van Zeist. Voor de presentatie van zijn 'literaire' debuut, 100.000 fietsventielen, zat hij verleden maand in het praatprogramma van Barend en Van Dorp. Zelfverzekerd. Arrogant. Onaantastbaar. Zich van geen kwaad bewust. Van Zeist is fietsenjunk geweest in Amsterdam. Hij schijnt zijn leven gebeterd te hebben. Vandaar nu dat boekje. Ook een ex- fietsenjunk moet z'n geld ergens mee verdienen. Barend en Van Dorp pakten hem niet eens zo hard aan. Want zoals windmolens en klompen bij Nederland horen, zo telt dit kikkerlandje vast en zeker ook het grootste aantal fietsendieven ter wereld. En wat typisch Nederlands is, moet worden gekoesterd. Dat Van Zeist ongeschonden de studio heeft kunnen verlaten, heeft waarschijnlijk te maken met die merkwaardige vorm van tolerantie. Met het idee uit de jaren tachtig: 'Alles moet kunnen.' Maar dat is het niet alleen. Van Zeist is niet alleen een oer- Hollands verschijnsel. Hij is onderdeel van een samenleving, waarvan elk radertje in de ander past. Want als zijn boek iets verraadt, dan is het de gemakzucht en de centenpikkerigheid van menig Nederlander. Waarom zou je een dure fiets kopen, als een junk je er één voor een habbekrats aanbiedt? Het dievengilde kan niet floreren zonder klanten. En die klanten zijn blijkbaar overal te vinden. Of iemand het ooit zal bekennen dat hij van een junk een fiets heeft gekocht, is de vraag. Maar het gebeurt. Vaart Snelheid is het handelsmerk van Van Zeist. 'Wat je ook doet, of het nou fietsen jatten of bollen pellen is, er moet vaart in zitten', staat op de flap van 100.000 fietsventielen. 'Er was maar één manier en dat was: jas open, afdekken, tang d'r uit, aanleggen en knippen.' Zo is het hele boek geschreven. In een tempo dat een normale fietser niet kan bijhouden. Zo ging Van Zeist ook te werk in de Amsterdamse grachtengordel, zijn favoriete werkterrein. Van Zeist weet dat je vooral de horeca te vriend moet houden. 'De horecawereld koester je als babybilletjes. Je houdt ze allemaal warm en je kijkt van tijd tot tijd vakkundig op ze neer. De jassenmeisjes en asbakkenjongens zijn een verlengstuk. Je gebruikt ze als je ogen en oren. In de wondere wereld van de horeca noteer je op natte bierviltjes de bestellingen voor morgen.' Zo gaat het. Fietsen stelen op bestelling. Van Zeist doet het ook anders. Een mooi 'karretje' wegkapen om het vervolgens op straat te verkopen. De koopman in hem lijkt daar een hekel aan te hebben. Een mooie fiets van het geliefkoosde merk Koga Miyata weet hij na veel trammelant en gemarchandeer slechts voor drie tientjes te verkopen. Nee, neem dan Klaas Tegelwerper, van beroep kunstenaar met een ontstellend leuke vriendin. Dat is een vaste klant van 'de firma Fietsenjunk'. 'Hij vergat ze altijd op slot te zetten'. Voor een fietsvakantie door Frankrijk vraagt hij Van Zeist twee wielrenfietsen te bezorgen. Van Zeist kan het zich niet voorstellen. 'Een fietsvakantie. Je moet er maar zin in hebben.' Het is niet zijn grootste verlangen. 'Maar ja, je levert hè, het is je vak. Twee racefietsjes. Allebei een Peugeootje.' Scrupules over de herkomst tonen de klanten niet. Tegelwerper en zijn vriendin zijn er erg blij mee, meldt Van Zeist. „Vooral zij. Ze reed een rondje door de kamer. Een groot huis was het.' Van Zeist maakt zijn koper vervolgens vakkundig af. 'Kwam die oetlul op een gegeven moment nog met een landkaart van Frankrijk aanzetten, ging-ie laten zien hoe zij gingen reizen. Zo'n natuurroute had hij uitgestippeld. Over kleine weggetjes langs belangrijke echoputten en in elkaar gestorte kastelen. Wel sneu voor haar. Zij was nog lekker jong en dan met zo'n ouwe lui op fietstocht langs echoputten.' Wat je ook van het boek van Van Zeist mag vinden, hij geeft ware fietsliefhebbers stof tot nadenken. 'Is het echt wel zo leuk een fietsvakantie te maken?' Het blijft afzien, maar dat is het leven, ook voor een Amsterdamse fietsenjunk. Gracht Hij wordt door een groepje jongeren in elkaar geslagen op het Leidseplein, om te vluchten door in een gracht te springen. De politie pakt hem regelmatig op. Lijkt hij wel prettig te vinden. Alleen het bureau Warmoesstraat is niet z'n favoriete plek. Daar laten ze je wel eens zitten, tot je denkt: 'Zijn ze mij soms vergeten'. Van een echte fietsendief als Van Zeist zou je een gouden tip over een niet te kraken slot verwachten. Maar hij mag dan naar eigen zeggen zijn fietsonderneming hebben opgedoekt. Hij is niet bekeerd. 'Vier gillende feestwijven' proberen hem 's nachts om vijf uur uit te horen over het betere hang en sluitwerk. 'Wat is nou een goed slot? Nee, nee, kom nou even jongen, ik wil het weten....' Van Zeist heeft het idee dat zij hem het geheim des leven.', wilden ontfutselen. Zijn antwoord is - om in Van Zelst's termen te blijven - lullig. 'We hebben wtl vrij aardige sloten; we hebben du:, schakels, beugels, losse sloten, vaste sloten, foto Ruben Oree! kettingen, kabels, inbouwsloten, digitale en postcodesloten, maar uiteindelijk krijgen we alles open. Neem dat maar van mij aan, al kras je je hele fiets van onder tot boven vol met postcodes en puntlas je 'm vierkant vast met zestien beugels aan een paal.' Hij is gestopt, maar ook een ex- fietsenjunk doet niet aan marktbederf. En vergeet niet, ook de verzekeringen en de fietsenhandel hebben baal bij fietsdiefstallen. Het houdt de verkopen op peil. Al zullen ze dat nooit bekennen. Chiel van Zeist, 100.000fietsventielen, uitgeverij Nijgh Van Ditmar. Het vuurzwammetje is een zeldzame paddestoel uit de wasplatenfami- lie, die profiteert van de vernatling in Oranjezon, foto Han nie Joziasse door Chiel Jacobusse Net zoals bijna alle andere duingebieden in Nederland heeft Oranjezon, aan de noordoostkust van Walcheren in de loop van de twintigste eeuw enorm aan natuurwaarde ingeboet. Hoewel er een groot aantal oorzaken een rol speelt, is het ongetwijfeld de verdroging die de zwaarste tol heeft geëist. Behalve door de waterwinning ten behoeve van menselijk gebruik heeft ook de aanplant van bomen en struiken en de kustafslag daarbij een rol gespeeld. Maar.er gloort hoop voor Oranjezon. De waterwinning is sinds 1995 beindigd en proeven met natuurherstel in het oostelijk deel van het gebied geven aan dat er zeker perspectieven zijn voor herstel van de oude glorie. Maar dat wordt hoe dan ook een zaak van lange adem. Het Oranjezon van voor de Tweede Wereldoorlog moet een onvoorstelbaar mooi gebied zijn geweest. De bekende botanicus wijlen Cees Sipkes bracht hier tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn mobilisatietijd door, en tot aan zijn dood bleef hij aan de Manteling en in het bijzonder aan Oranjezon gehecht. Al in 1919 publiceerde hij erover in 'De Levende Natuur', maar ook in de jaren tachtig kreeg ik nog een enthousiaste brief vol met bijzondere waarnemingen van zijn hand. Ook andere botanici, zoals A De Visser en paddestoelenkenner Eef Arnolds ontdekten en beschreven de rijkdom van het grootste Walcherse duingebied. Verdwenen planten In de Atlas van de Nederlandse flora zijn tal van soorten voor het gebied aangegeven die nu in de wijde omgeving nergens meer aan te treffen zijn. Het duizendknoopfonteinkruid bijvoorbeeld, aan waterplant van voedselarme vennetjes, stond er, naast zeldzame duinvalleiplanten als rondbladig wintergroen, stofzaad, dwergvlas, groenknolorchis en parnassia. Deze zeldzaamheden zijn net als op tal van andere plaatsen radicaal verdwenen; vrijwel zeker door de verdroging. In de loop van de twintigste eeuw daalde de grondwaterspiegel plaatselijk meer dan anderhalve meter. Vooral dankzij het stopzetten van de waterwinning is de situatie de laatste jaren sterk verbeterd Nadat aan het begin van de jaren negentig de waterwinning in het westelijk deel van het gebied werd geconcentreerd, werden in het oostelijk deel duinvalleien van hun vegetatie ontdaan, en werd de humus afgeplagd tot op het schone zand. Het heeft opmerkelijke resultaten opgeleverd. Binnen vijf jaar waren planten als egelboterbloem, schildvruchtereprijs, dwergzegge, geelhartje en stijve ogentroost in die valleien terug-van- weggeweest. Maar of soorten als parnassia en groenknolorchis ooit terugkomen is vooralsnog een open vraag. De dichtstbijzijnde groeiplaatsen liggen tientallen kilometers van Oranjezon verwijderd! De draadgentiaan en de herfstschroeforchis zijn zelfs compleet uit het Zeeland verdwenen. Overigens is het niet alleen de verdroging die planten heeft doen verdwijnen Ook soorten van drogere standplaatsen zoals de vliegenorchis, de maanvaren en de grote leeuwenklauw zijn al lange tijd niet meer in het gebied gezien. Wasplaten Ook op het gebied van paddestoelen is Oranjezon heel bijzonder. Zoals te verwachten valt komen er de nodige soorten van vochtig schraalland voor, zoals de zwartwordende wasplaat, het sneeuwzwammetje en het vuurzwammetje. Ook de uiterst zeldzame bleke weidewasplaat is er aangetroffen en het staat vrijwel vast dat er op dit terrein nog heel wat te ontdekken valt. Dat is vooral interessant omdat paddestoelen veel sneller op verbeteringen van het milieu reageren als hogere planten. Nu de verdroging aanzienlijk teruggedrongen is en er met grote voortvarendheid aanvullende maatregelen voor natuurherstel genomen zijn, zullen wasplaten en andere schraallandpaddestoelen snel in aantal toenemen. Het zijn voorboden, die aangeven dat het bij een goed en op natuurherstel gericht beheer met de rest op de lange duur ook wel weer in orde komt. Behalve de ingezette verbetering van de waterstand is ook een meer natuurlijk bosbeheer daarbij belangrijk. De aangeplante naaldbossen zijn landschappelijk weliswaar niet onaardig, maar het gaat om exoten die hier van nature niet thuishoren. En wat nog zwaarder telt: alle naaldbomen zijn notoire waterverbruikers, die bij de verdroging van de duinen een veel grotere rol hebben gespeeld dan men zich tot voor kort realiseerde. Gelukkig wordt er via geleidelijke omvorming gewerkt aan een meer natuurlijk bosbestand. Al met al zijn er kansen en mogelijkheden te over voor de natuur in Oranjezon. Maar het zal een flink deel van de 21ste eeuw vergen om te herstellen wat er in de twintigste eeuw verloren ging. Op oude boerenerven zijn planten en dieren elkaar tot wederzijds voordeel. foto Dirk-Jan Gjeltema

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1999 | | pagina 32